ECLI:NL:RBSGR:2004:AO8615

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.752001-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbergen van een vuurwapen na schietincident op school

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 29 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident op school. De verdachte heeft een vuurwapen van een medeverdachte afgepakt, nadat deze een conrector had neergeschoten, wat leidde tot de dood van de conrector. De verdachte heeft het wapen vervolgens verborgen in de bosjes en heeft dit niet gemeld aan de politie. De rechtbank oordeelt dat het afpakken van het wapen een instinctieve reactie was, maar dat de verdachte had moeten beseffen dat het verstoppen van het wapen het politieonderzoek zou bemoeilijken. De rechtbank wijst erop dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens gevaarlijk is en dat er krachtig tegen opgetreden moet worden. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 31 dagen, met een voorwaardelijke straf van 4 maanden, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd aan de voorschriften van de jeugdreclassering houdt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin wordt gesteld dat de verdachte ondersteuning nodig heeft bij zijn ontwikkeling en vrijetijdsbesteding. De rechtbank benadrukt de noodzaak van begeleiding door de jeugdreclassering om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.752001-04
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 29 april 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 april 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.W. Stoet, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N.M. Boersma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van
1 maand met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Strafmotivering
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het vuurwapen, direct nadat daarmee door [medeverdachte] een conrector was neergeschoten, als gevolg waarvan deze conrector is overleden, van [medeverdachte] afgepakt en in de mouw van zijn, verdachtes, jas gedaan en even later onder/naast een gebroken wasbak in de nabijgelegen bosjes verstopt. Verdachte heeft vervolgens niet aan de politie medegedeeld dat hij het wapen aldaar had gelegd. Verdachte heeft het vuurwapen derhalve verborgen en aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken en door zijn handelen de nasporing of vervolging van voornoemd misdrijf bemoeilijkt.
Het afpakken van het vuurwapen van [medeverdachte] om te voorkomen dat deze nog meer schade zou aanrichten met het vuurwapen is op zichzelf instinctief een goede reactie van verdachte geweest, maar vervolgens had verdachte het wapen aan een leraar op school of aan de politie dienen over te dragen dan wel aanwijzingen dienen te geven waar hij het wapen had verstopt. Verdachte moet hebben beseft dat er door het verstoppen van het vuurwapen in de bosjes en het derhalve urenlang aan het onderzoek van de politie onttrekken van het wapen, sporen van het misdrijf zouden kunnen verdwijnen, waardoor het politieonderzoek werd bemoeilijkt. Het wapen was bovendien geladen hetgeen tot nieuwe, heel gevaarlijke situaties had kunnen leiden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte, zoals door de verdediging is gesteld, handelde in een paniekreactie.
Door te handelen als voornoemd heeft verdachte tevens op 13 januari 2004 gedurende korte tijd onbevoegd een pistool, met daarin voor dat vuurwapen geschikte munitie, voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens creëert het risico van gebruik van die wapens, wat ook op voormelde dag helaas is gebleken. Tegen dit ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient krachtig te worden opgetreden. Het schrikbarende aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
Als gevolg van voormelde delicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen, en binnen scholen in het bijzonder, toe.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport basisonderzoek strafzaken d.d. 30 januari 2004 van de Raad voor de Kinderbescherming, Vestiging Den Haag.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport strafzaken d.d. 13 april 2004 van de Raad voor de Kinderbescherming, Vestiging Den Haag, opgesteld en ondertekend door
[naam raadsonderzoeker], raadsonderzoeker, en mede ondertekend door J.E. Smit, teamleider, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
[Verdachte] is een jongen van bijna 17 jaar. Hij is een onrustige, drukke beweeglijke jongen.
Op dit moment functioneert hij thuis naar behoren. Zijn ouders hebben vrij strenge en duidelijke regels aan hem gesteld. Zij onderkennen het belang van een goede daginvulling. De oudere zussen ondersteunen hun ouders en broer hierin.
Wat scholing betreft is de beslissing genomen dat dit niet haalbaar is binnen het regulier onderwijs, maar dat de combinatie van werken en leren wel mogelijkheden lijkt te hebben. Op dit moment is [verdachte] aan het solliciteren en krijgt hij daarbij ondersteuning van het Werkcompas. Het is van groot belang dat hij dit doorzet en goed afrondt.
De vrijetijdsbesteding en contacten van [verdachte] blijven onduidelijk. Hij is geen leidersfiguur, eerder een meeloper en beïnvloedbaar. Dit geeft risico's. Ondersteuning op dit gebied is noodzakelijk. De jeugdreclassering zou op dit gebied een duidelijke rol kunnen spelen.
[Verdachte] heeft drie dagen vastgezeten in een politiecel en vier weken in de jeugdgevangenis, waarvan een gedeelte in de beperkingen, en is zeer onder de indruk van deze reactie van Justitie.
De Raad adviseert de strafzaak af te doen met een voorwaardelijke (jeugd)detentiestraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
Een en ander is door de heer [naam raadsonderzoeker], gehoord als getuige-deskundige ter zitting, nog eens bevestigd.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport over, maakt deze tot de hare en zal het gegeven advies opvolgen.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, gelijk het voorarrest van verdachte, een passende reactie vormt.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding - teneinde verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden - aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. Dit laatste opdat aan verdachte ondersteuning kan worden geboden bij scholing, werken en het invullen van zijn vrijetijdsbesteding.
Nu verdachte de aan hem opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie reeds in voorarrest heeft doorgebracht is een advies omtrent de plaats van tenuitvoerlegging niet aan de orde.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
- 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 189 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1:
NADAT ENIG MISDRIJF IS GEPLEEGD, MET HET OOGMERK OM DE NASPORING OF VERVOLGING TE BEMOEILIJKEN, EEN VOORWERP WAARMEDE HET MISDRIJF GEPLEEGD IS, VERBERGEN EN AAN HET ONDERZOEK VAN DE AMBTENAREN VAN DE JUSTITIE OF POLITIE ONTTREKKEN
2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 31 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 27 januari 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 30 januari 2004;
in vrijheid gesteld op 27 februari 2004;
en veroordeelt verdachte voorts tot:
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 4 MAANDEN
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter,
E.C. van Veen, kinderrechter,
en P. Oskam, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2004.