ECLI:NL:RBSGR:2004:AO9157

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 04/496
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.S.W. Holtrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen Hervormde Wijkgemeenten en Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee over kerkelijke rechten en traktementen

In deze zaak, die op 11 mei 2004 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, hebben de kerkelijke rechtspersonen Hervormde Wijkgemeente "Morgenster" en Hervormde Wijkgemeente "De Noord" samen met hun kerkenraden, een kort geding aangespannen tegen de Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee. De eisers vorderden onder andere de doorbetaling van traktementen voor hun predikanten en het gebruik van kerkgebouwen, in het licht van de aanstaande fusie van de NHK met de PKN. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder het handhaven van het preekrooster voor de zondagen 2 en 9 mei 2004 en de doorbetaling van traktementen tot 1 augustus 2004. De rechtbank oordeelde dat de eisers sub 1 en 16 niet-ontvankelijk waren, omdat zij geen rechtspersoonlijkheid bezaten, terwijl de andere eisers wel ontvankelijk werden geacht. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de ontvankelijke eisers inhoudelijk moesten worden beoordeeld. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet verplicht was om de predikanten een aangepast preekrooster aan te bieden en dat de voorlopige maatregelen van de CBZ geldig waren. Uiteindelijk werd de vordering tot doorbetaling van traktementen voor de predikanten toegewezen tot 1 augustus 2004, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 11 mei 2004,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/496 van:
1. de kerkelijke rechtspersoon Hervormde Wijkgemeente "Morgenster",
gevestigd te Katwijk aan Zee,
2. [eiser 2], predikant,
3. [eiser 3], ouderling,
4. [eiser 4], ouderling,
5. [eiser 5], diaken,
6. [eiser 6], ouderling,
7. [eiser 7], diaken,
8. [eiser 8], ouderling,
9. [eiser 9], ouderling-scriba,
10. [eiser 10], diaken,
11. [eiser 11], ouderling,
12. [eiser 12], ouderling,
13. [eiser 13], ouderling,
14. [eiser 14], ouderling,
15. [eiser 15], diaken,
eisers onder 2 tot en met 15 gezamenlijk vormende de kerkenraad van eiser sub 1 en allen wonende te Katwijk aan Zee,
16. de kerkelijke rechtspersoon Hervormde Wijkgemeente "De Noord",
gevestigd te Katwijk aan Zee,
17. [eiser 17], predikant,
18. [eiser 18], ouderling,
19. [eiser 19], ouderling,
20. [eiser 20], ouderling -kerkvoogd,
21. [eiser 21], ouderling,
22. [eiser 22], ouderling-kerkvoogd,
23. [eiser 23], ouderling,
24. [eiser 24], ouderling,
25. [eiser 25], ouderling,
26. [eiser 26], diaken,
27. [eiser 27], diaken,
28. [eiser 28], diaken,
29. [eiser 29], diaken,
30. [eiser 30], diaken,
eisers onder 17 tot en met 30 gezamenlijk vormende de kerkenraad van eiser sub 16 en allen wonende te Katwijk,
eisers,
procureur mr. L.Ph.J. Baron van Utenhove,
advocaten mr. drs. Th.F. Roest te Haarlem en mr. dr. J.J.H. Post te Amersfoort,
tegen:
de kerkelijke rechtspersoon Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee,
zetelende te Katwijk aan Zee,
gedaagde,
procureur mr. G.C.W. van der Feltz.
1. Verloop van de procedure
Eisers hebben gedaagde gedagvaard ter zitting van 29 april 2004.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter allereerst – ter voorkoming van een mogelijke discussie achteraf over zijn bevooroordeeldheid – aan de orde gesteld dat hij aanstaand lid van de Protestantse Kerk in Nederland is en tevens belast is met een functie in dit verband. Na schorsing van de zitting hebben beide partijen verklaard geen bezwaar te hebben tegen behandeling door deze rechter van deze zaak.
Voorts hebben beide partijen, eisers bij monde van hun advocaten en gedaagde bij monde van haar procureur, hun standpunten uiteengezet.
Na schorsing van de zitting en na het sluiten van de behandeling ter zitting heeft de voorzieningenrechter – met het oog op de overbrugging van de periode tot aan de uiteindelijke vonnisdatum – voor de tussenliggende periode bij mondeling tussenvonnis voorzieningen getroffen. In het tussenvonnis is bepaald dat voorlopig, voor de zondagen 2 en 9 mei 2004, het preekrooster dat is aangepast op 21 april 2004, in stand blijft.
Daarnaast kan bij huwelijken dan wel begrafenissen gebruik gemaakt worden van het kerkgebouw waarvoor in het desbetreffend geval de voorkeur is uitgesproken, zulks conform het aanbod van gedaagde. Voorts dienen het traktement van eisers sub 2. en 17. en de andere geldende emolumenten, inclusief de huisvesting, voor deze periode doorbetaald te worden.
Het eindvonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 april 2004 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Op 13 december 2002 heeft de synode van de NHK in verdubbelde samenstelling de nieuwe kerkorde (hierna PKO) voor de PKN vastgesteld als statuut van de nieuwe kerk. Hierin is tevens een overgangsregeling opgenomen voor de periode 1 februari 2004 tot 1 mei 2009.
2.2. Op 12 december 2003 hebben de synodes van de Nederlands Hervormde Kerk (hierna de NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland (hierna de GKN) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden te Utrecht (hierna de ELK) het besluit genomen (hierna het Verenigingsbesluit) om met ingang van 1 mei 2004, na het passeren van een notariële akte op 30 april 2004, zich als kerken te verenigen, in een nieuw op te richten kerkelijk verband, de rechtspersoon Protestantse Kerk in Nederland (hierna de PKN).
2.3. In de Overgangsbepalingen bij de Kerkorde van de PKN is aan de commissie van bijzondere zorg (hierna CBZ) een rol toebedeeld voor (bijstand aan) groepen gemeenteleden die tot de conclusie komen dat zij de overgang van "hun" kerk naar de PKN niet kunnen volgen. Zo is thans ook actief een CBZ met betrekking tot de hervormde gemeenten.
2.4. De kerkenraden van de wijkgemeenten "Morgenster" en "de Noord" hebben aan het moderamen van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk medegedeeld dat zij niet willen dat hun gemeenten deel uitmaken van de PKN. Naar aanleiding hiervan heeft de CBZ bij brief van 2 maart 2004 aan de kerkenraad van de hervormde wijkgemeente "Morgenster" bericht “dat zij in overleg wil treden over de ontstane situatie om te onderzoeken of er binnen de grenzen van de kerkorde de mogelijkheden zijn om deel uit te blijven maken van de PKN”. Een dergelijke brief is tevens aan de kerkenraad van de hervormde wijkgemeente "de Noord" verstuurd.
2.5. Op 5 maart 2004 hebben de twee genoemde wijkgemeenten te Katwijk en 51 hervormde (wijk)gemeenten in den lande bij de Rechtbank Utrecht een procedure tegen de NHK aangespannen. Het betreft een zogenaamde verklaring voor recht-procedure met als doel om diverse jegens de eisers genomen besluiten nietig te verklaren, dan wel te vernietigen, dan wel onverbindend te verklaren.
2.6. Gedaagde is verdeeld in tien wijkgemeenten en beschikt over vijf kerkgebouwen. Er zijn tien predikanten (onder wie eisers sub 2. en 17.). De wijkgemeenten maken per toerbeurt gebruik van de kerkgebouwen. In de vergadering van 27 november 2002 is het preekrooster voor 2004 vastgesteld.
2.7. Bij brief van 31 maart 2004 aan de Centrale Kerkenraad (hierna CK) van gedaagden heeft de CBZ als voorlopige maatregel jegens eisers bepaald dat vanaf 1 mei 2004 alle traktementsbetalingen en de overige aan de hervormde gemeente opgedragen financiële verplichtingen worden gestaakt. Voorts is bepaald dat de pastorieën door de predikanten en hun gezinnen nog maximaal gedurende een ½ jaar mogen worden bewoond, de CK het bestaande rooster van preekbeurten van aanvullingen kan voorzien voor de kerkgebouwen waar men erediensten wil houden, de centrale kerkenraad een of meer gebouwen tegen een zakelijke vergoeding kan aanwijzen voor gebruik door degenen die geen deel wensen uit te maken van de PKN. Later is het "kerkelijk onderdak" gepreciseerd in een periode tot 1 september 2004.
2.8. Op 21 april 2004 heeft een vergadering van de CK van gedaagde plaatsgevonden. Daar lagen drie voorstellen voor. Het "aanvankelijke voorstel" is door de vergadering aanvaard. De afgevaardigden van de bezwaarde wijkkerkenraden konden en kunnen zich niet verenigen met dat voorstel. Het “aanvankelijke voorstel” houdt onder meer in: tot maximaal 1 september 2004 per zondag enkele of dubbele diensten voor de bezwaarden in de Ichthuskerk en Pniëlkerk per ochtend en avond; de bezwaarden worden beschouwd als een nieuw gesticht kerkverband en niet als voortzetting van een deel van de hervormde gemeente, derhalve dient een gebruiksvergoeding betaald te worden voor het gebruik van de kerken; traktementen van de predikanten worden per 1 mei 2004 beëindigd en zij dienen de pastorie per 1 november 2004 te verlaten; de opbouw van het ledenbestand wordt verlangd, bepaald op basis van uitschrijving van leden in de wijk; de bezwaarde wijkkerkenraden worden niet als de wijk representerend (meer) erkend.
2.9. Vervolgens heeft de CK het preekrooster 2004 gewijzigd vanaf 1 mei 2004. Eisers sub 2. en 17. staan wel ingeroosterd maar in andere kerkgebouwen (Ichthuskerk en Pniëlkerk).
2.10. Bij brief van 27 april 2004 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 april 2004 van de CK. Hierop is nog niet beslist.
3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen –zakelijk weergegeven–
1. gedaagde te veroordelen om aan eisers sub 2 en 17 hun regulier traktement als predikant en alles wat conform de ligger daartoe kerkordelijk behoort door te betalen totdat in de bodemzaak bij de Rechtbank Utrecht met rolnummer 175131/HAZA 04-595 een eindvonnis is gewezen, althans tot een datum in goede justitie te bepalen;
2. het besluit van de CK van gedaagde d.d. 21 april 2004 zoals neergelegd in het stuk "Aanvankelijk Voorstel" op te heffen c.q. te schorsen, althans totdat in de bodemzaak bij de Rechtbank Utrecht een eindvonnis is gewezen, althans tot een datum in goede justitie te bepalen;
3. gedaagde te veroordelen om met ingang van zondag 2 mei 2004 en iedere bijzondere kerkelijke dag en bij het bevestigen van huwelijken en het leiden van begrafenissen aan eisers het ongestoord gebruik toe te staan van:
primair: de kerkgebouwen van de Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee (hierna: de kerkgebouwen), volgens het predikbeurtenrooster 2004 zoals vastgesteld op 27 november 2003 [lees: 2002], met dien verstande dat eisers daar elke zondag in de gelegenheid zijn om gezamenlijk een kerkdienst 's morgens en 's avonds te beleggen;
subsidiair: de kerkgebouwen, volgens het predikbeurtenrooster 2004 zoals vastgesteld op 27 november 2003 [lees: 2002], met dien verstande dat eisers daar elke zondag in de gelegenheid zijn om gezamenlijk een kerkdienst 's morgens en 's avonds te beleggen op een niet regulier tijdstip;
meer subsidiair: de kerkgebouwen, volgens het predikbeurtenrooster 2004 zoals vastgesteld op 27 november 2003 [lees: 2002];
nog meer subsidiair: de kerkgebouwen zijnde: Oude Kerk en Pniëlkerk te Katwijk aan Zee;
uiterst subsidiair: de kerkgebouwen zijnde: Pniëlkerk en Ichthuskerk te Katwijk aan Zee;
alles met wat daartoe behoort en alle faciliteiten die nodig zijn voor een goed verloop van de kerkdiensten op zondagen voor het houden van kerkdiensten en doordeweekse kerkelijk nevenactiviteiten, en daartoe uiterlijk op 1 mei 2004 duplicaten van de sleutels, toegang gevend tot de kerkgebouwen althans de toegewezen kerkgebouwen aan eisers af te geven;
alles totdat in de bodemzaak bij de Rechtbank Utrecht een eindvonnis is gewezen, althans tot een datum in goede justitie te bepalen;
alles met dien verstande dat eisers voor een gebruikvergoeding aan gedaagde betalen ter grootte van 2/10 deel van de nota’s voor elektriciteit, gas,water, klein onderhoud en overige kosten die rechtstreeks met het gebruik te maken hebben;
4. een voorziening ten behoeve van eisers in goede justitie te treffen met betrekking tot het gebruik van de kerkgebouwen;
5. met machtiging van eisers de onder 1 t/m 4 af te geven veroordeling zonodig ten uitvoer te leggen met alle middelen rechtens.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
In de PKN ontbreekt volgens eisers de eenheid in geloof, belijden, godsdienstige fundamenten en hoofdzaken betreffende het kerkelijk leven. Eisers wensen dan ook geen deel uit te maken van een kerk waarin een dergelijke eenheid ontbreekt. Eisers wensen dat hun (wijk)gemeenten blijven wat zij zijn, namelijk hervormde gemeenten binnen de NHK, althans op de basis van de HKO.
Eisers kunnen de voorlopige maatregelen van de CBZ meegedeeld bij brief van 31 maart 2004, niet accepteren. Ook kunnen zij zich niet neerleggen bij het besluit van de CK van 21 april 2004. Dit zou betekenen dat zij de mede door hen gevoerde verklaring voor recht-procedure juridisch prijsgeven, nog voordat een uitspraak is gedaan.
Het staken van traktementsbetalingen is onrechtmatig en betekent een contractbreuk. De overeenkomst in de “ligger” kan niet op eigen gezag en eenzijdig, zonder vooraf gehoord te zijn en zonder kerkordelijk correct gevoerde procedure worden opgezegd en zeker niet op een termijn van één maand. Er is sprake van een toerekenbare niet-nakoming van een arbeidsovereenkomst althans duurovereenkomst (sui generis) vergelijkbaar met een arbeidsovereenkomst. Er is geen sprake van de omstandigheden waarop de predikantsplaatsen vacant kunnen raken, waardoor traktementsbetalingen zouden mogen worden gestaakt.
Door het besluit van de CK van 21 april 2004 is voor eisers het reguliere kerkelijk functioneren onmogelijk gemaakt.
Door tevens het preekrooster ingrijpend te wijzigen hebben eisers vanaf 1 mei 2004 geen kerkelijk onderdak meer, tenzij zij a) hun standpunten in de bodemprocedure tegen de NHK prijsgeven; b) accepteren dat het per 1 september 2004 “exit” is; c) accepteren dat zij geen deel meer zijn van de NHK maar een nieuwe kerk vormen; d) bedanken als lid; e) een nieuw ledenbestand opbouwen en de representatie van de wijk opgeven.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
ontvankelijkheid
4.1. Met betrekking tot het ontvankelijkheidsverweer van gedaagde wordt geoordeeld dat eiseressen sub 1. en 16. niet-ontvankelijk zijn. In art. 8 lid 1 van de plaatselijke regeling voor de samenstelling en de werkwijze van het college van kerkvoogden der (centrale) Hervormde gemeente te Katwijk aan Zee is met zoveel woorden vastgesteld dat de wijkgemeenten geen afzonderlijke rechtspersonen zijn. Dit is anders voor de hervormde gemeente die als zelfstandig onderdeel van de NHK rechtspersoonlijkheid bezit. Dat eiseressen sub 1. en 16. voor zover zij deel uitmaken van die rechtspersoon bevoegd zijn om bepaalde (beheers)handelingen – bijvoorbeeld ten aanzien van de aan gedaagde toebehorende kerkgebouwen – te verrichten, maakt dat niet anders. Art. 2:2 Burgerlijk Wetboek brengt, anders dan eisers betogen, niet mee dat eiseressen sub 1. en 16. rechtspersoonlijkheid bezitten. Niet uitgesloten is dat eisers, als eenmaal definitief blijkt dat zij de NHK niet in de PKN willen volgen, als zelfstandig kerkgenootschap zouden kunnen worden aangemerkt, maar dat geldt niet zolang zij deel uitmaken van gedaagde. Zolang dat het geval is, wordt gedaagde als zelfstandig kerkgenootschap aangemerkt en is haar plaatselijke regeling beslissend voor de beantwoording van de vraag wie van haar lichamen of onderdelen rechtspersoonlijkheid toekomt.
Het voorgaande betekent dat eiseressen sub 1. en 16. geen rechtspersoonlijkheid toekomt en zij daarom niet zelfstandig in rechte kunnen optreden.
4.2. De andere eisers worden wel ontvankelijk geacht. Zij hebben voldoende recht en belang bij de door hen ingestelde vorderingen die als een schuldvordering in de zin van art. 112 Grondwet kunnen worden aangemerkt. Op de vorderingen van eisers sub 2-15 en 17-30 dient derhalve inhoudelijk te worden beslist. Het andere ontvankelijkheidsverweer, inhoudende dat de eisers vooraf goedkeuring hadden dienen te vragen om deze procedure aan te vangen –hetgeen zij ten onrechte niet hebben gedaan –dient te worden verworpen. Zij voeren als lidmaten van de NHK, tevens bezwaarden, dit geding en hebben een eigen recht om zich tegen de genomen besluiten te keren. De toevoeging in de dagvaarding van ieders kerkelijke functie heeft voor deze vraag overigens geen zelfstandige meerwaarde.
Dat eisers ook in de kerkelijke rechtsgang (procedure voor de generale commissie voor de behandeling van bezwaren in geschillen in de Nederlandse Hervormde kerk) bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 21 april 2004, ontneemt hun niet om thans hun rechten geldend te maken. Nog daargelaten of sprake is van een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, biedt die procedure niet de mogelijkheid tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij het aannemen van een spoedeisend belang. De burgerlijke rechter dient reeds daarom (aanvullende) rechtsbescherming te bieden.
geschil
4.3. Kern van het geschil is dat eisers hebben aangegeven dat in de PKN geen eenheid in geloof, belijden, godsdienstige fundamenten en in hoofdzaken betreffende het kerkelijk leven bestaat en daarom geen sprake kan zijn van eenheid in de PKN. Zij wensen geen deel uit te maken van een kerk waarin een dergelijke eenheid ontbreekt en waarin het voorkomt dat in de PKN het geloof verschillend wordt beleden en gepraktiseerd. Zij stellen zich op het standpunt dat de NHK op basis van de door hen beleden "gereformeerde belijdenis geschriften" moet worden gecontinueerd en zij willen daarvan deel blijven uitmaken.
Gedaagde heeft aangegeven dat het eisers vrijstaat om ook binnen de PKN hun eigen geloof te blijven belijden, maar dat de NHK ophoudt te bestaan nu zij opgaat in de PKN. Gedaagde heeft aangevoerd dat eisers dienen te kiezen tussen het op hun wijze belijden van hun geloof binnen de PKN of het verlaten van het PKN en hun eigen weg te kiezen, alsmede dat een derde weg niet bestaat nu de NHK ophoudt te bestaan.
4.4. Uitgangspunt in dit geding is dat door het besluit van 12 december 2003, ondersteund door twee andere besluiten van de Synode van de NHK, dat is genomen door een landelijke (gekwalificeerde) meerderheid van de daartoe bevoegde organen, het opgaan van de NHK in de PKN definitief is geworden. Dat de stemverhouding en overtuigingen plaatselijk totaal afwijken van de landelijke meerderheid kan daar niet aan afdoen.
Van eisers mag worden verwacht - en dat is het uitgangspunt - dat zij naar de regels van het recht en volgens democratisch principe zich neerleggen bij genomen meerderheidsbesluiten. Volgens de PKN zullen zij moeten kiezen of delen: of zij maken voortaan deel uit van de PKN, met aanvaarding dat hun geloof en geloofsopvatting niet door ieder ander in de PKN (volledig) worden gedeeld, of zij volgen de NHK niet in de PKN en zullen voortaan in een eigen kerkgenootschap verder moeten gaan. Eisers verwijzen in hun dagvaarding naar het Rapport Synode NHK "Om de eenheid en heelheid van de kerk" (maart 2001) waarin is neergelegd, samengevat, dat de bezwaarden die niet willen toetreden tot de PKN geen andere weg open staat dan hun plaatselijk kerkelijk ambt neer te leggen en al hun plaatselijke kerkelijke bezittingen achter te laten ten behoeve van de plaatselijke hervormde gemeente als onderdeel van de NHK c.q. PKN. De hiervoor geformuleerde keuze en consequenties daaruit worden in dit geschil billijk en gerechtvaardigd geacht.
4.5. Nu eisers hebben aangegeven geen onderdeel te willen uitmaken van de PKN, brengt dat in beginsel mee dat zij geen aanspraken jegens gedaagde geldend kunnen maken, waaronder de aanspraken op het doorbetalen van het traktement van eisers sub 2. en 17. (hierna de predikanten), het gebruik van de huisvesting door hen en van de kerkgebouwen door alle (ontvankelijke) eisers.
traktement
4.6. De vraag is, of de predikanten, bij wijze van uitzondering op het in r.o. 4.5. geformuleerde beginsel aanspraak kunnen maken op doorbetaling van het traktement na 1 mei 2004, zoals eisers wensen totdat in de bodemzaak bij de rechtbank te Utrecht uitspraak zal zijn gedaan. Daartoe verdient allereerst opmerking dat het dienstverband tussen de NHK en de predikanten burgerrechtelijk grote overeenkomsten vertoont met een arbeidsovereenkomst. Zij zijn reeds jaren lang in dienst van de NHK als predikant werkzaam geweest en, naar aannemelijk is, met volledige inzet van hun beste krachten. Gelet op deze achtergrond zou op het eerste gezicht een beëindiging van de financiële relatie met de predikanten per l mei 2004 bijzonder onredelijk zijn, juist ook omdat hier niet valt uit te maken of de door eisers genoemde "gewetensdwang" gerechtvaardigd is. Daartegenover staat, dat ook in de bodemprocedure in Utrecht in rechte niet een uitspraak kan worden verwacht over het "leergeschil" waarvan eisers gewag maken en over de waarde van hun geloofsovertuiging, meer in het bijzonder van de predikanten. Daarnaast is aannemelijk dat eisers een standpunt hebben ingenomen waaraan niet te wrikken valt. Uit de stukken blijkt dat van de kant van de NHK (de door eisers niet erkende CBZ) diverse pogingen zijn ondernomen om tot overeenstemming te komen, doch telkens zonder resultaat. Niet te verwachten is dat deze situatie in de nabije toekomst zal veranderen en eisers (de predikanten) alsnog tot een ander inzicht komen.
Op grond van laatstgenoemde omstandigheden is er, alles afwegende, geen reden om aan te nemen dat de twee predikanten principieel en substantieel geholpen zouden zijn met doorbetaling voor enige tijd van het traktement, zodat het in r.o. 4.5. genoemde beginsel hier zou moeten worden gevolgd. Alleen om de predikanten gelegenheid te bieden om na de uitspraken in dit vonnis op andere wijze voorzieningen te treffen, zal gedaagde worden veroordeeld om de predikanten tot l augustus 2004 door te betalen. Daarmee wordt nog in aanmerking genomen de minimumtermijn van drie maanden die gedaagde zichzelf in de PKO in de artikelen 20 en 21 (ontheffing van werkzaamheden/van het ambt) heeft opgelegd. De in die artikelen bedoelde situaties zouden analogisch op de voorliggende situatie toe te passen zijn.
De huisvesting van de predikanten in hun ambtswoning is door gedaagde toegezegd tot 1 november 2004. Deze toezegging wordt eveneens redelijk geacht. Aangenomen wordt dat die toezegging gestand wordt gedaan.
Kerkgebouwen en preekrooster
4.7. Het hiervoor onder 4.5 overwogene brengt mee dat gedaagde in verband met het ter beschikking stellen van de kerkgebouwen ten opzichte van eisers niet tot meer gehouden is dan zij heeft aangeboden. Gedaagde heeft eisers gedurende een overgangsperiode tot 1 september 2004 het gebruik van een tweetal van haar kerkgebouwen toegestaan. Naar voorlopig oordeel is dat voorstel niet onredelijk, mede in het licht van de omstandigheid dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat, aannemende dat ongeveer 1200 NHK-kerkgangers geen onderdeel wensen uit te maken van de PKN, niet op korte termijn aanvaardbare alternatieve voorzieningen kunnen worden getroffen. Mogelijk is bijvoorbeeld dat in de twee kerkgebouwen (veel) meer diensten op de zondagen worden georganiseerd, zodat kerkgang voor ieder die dat wenst mogelijk blijft. Voor zover eisers na die datum gebruik willen blijven maken van de kerkgebouwen van gedaagde zullen zij daarover – indien zij geen onderdeel meer uit (willen) maken van het PKN-verband – met gedaagde tot overeenstemming moeten komen. Het door eisers en door anderen gedaan beroep op mede-gebruik van de Oude en Nieuwe Kerk kan in dit geding niet worden gehonoreerd, al was het maar omdat dit beroep gebaseerd is op een vermeend en voorlopig oordelend ondeugdelijk recht op het gebruik van die kerkgebouwen.
Dat de wijkgemeenten een beheersbevoegdheid hadden met betrekking tot de kerkgebouwen brengt niet mee dat zij daarom aanspraken met betrekking tot het gebruik kunnen doen gelden op (één of meer van) de kerkgebouwen in Katwijk. Met het niet aanvaarden van de PKN houden ook de beheersbevoegdheden van eisers op.
Gedaagde heeft daarom als eigenaresse van de kerkgebouwen over de periode vanaf heden het recht daaraan voorwaarden te verbinden, zoals met betrekking tot een door eisers verschuldigde vergoeding voor het gebruik, de tijden waarop het gebruik plaatsvindt en ten aanzien van de kerken die zij ter beschikking stelt. Dit geldt tevens voor het gebruik van andere kerkgebouwen bij huwelijken dan wel begrafenissen.
4.8. Het hiervoor overwogene brengt eveneens mee dat de vordering tot vernietiging of schorsing van het besluit van de CK van gedaagde van 21 april 2004 niet toewijsbaar is. Eisers hebben aangegeven niet op te willen gaan in de PKN. De CK heeft eerst geprobeerd om hier met behulp van de CBZ in onderling overleg uit te komen. Toen partijen daar niet uit kwamen heeft de CBZ voorlopige maatregelen getroffen. Dat eisers de CBZ niet erkennen doet aan de geldigheid van de voorlopige maatregel niet af. Het besluit van 21 april 2004 kon dan ook door gedaagde genomen worden. Gedaagde was dus niet gehouden om de predikanten een aangepast preekrooster aan te bieden voor de periode na 1 mei 2004. Een oordeel over het preekrooster zal dus niet worden gegeven.
conclusie
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering onder 1 als na te melden zal worden toegewezen. Voor de door eisers gevraagde versterking om hen te machtigen de veroordelingen ten uitvoer te leggen bestaat geen aanleiding. De overige vorderingen zullen worden afgewezen.
Eisers zullen, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart eisers sub 1. en 16. niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt gedaagde om aan eisers sub 2. en 17. het traktement, zoals zij dat tot 1 mei 2004 genoten met alle geldende emolumenten conform de ligger, tot 1 augustus 2004 te betalen;
verklaart de veroordeling tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 944,--, waarvan € 703,-- aan salaris procureur, € 241,-- aan griffierecht;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
esk