RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037128-04
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 11 juni 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboorteplaats] [geboortedatum],
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 mei 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr J. Grabowsky, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de bijgevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Partiële nietigheid van de dagvaarding.
De rechtbank acht de dagvaarding nietig voor wat betreft hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair is telastgelegd, aangezien er zich in dit primaire deel van de telastlegging geen feitelijke uitwerking bevindt van het bestanddeel 'te dwingen iets te doen of niet te doen' zoals vermeld in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding meer subsidiair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de twee weken oude baby [baby], die verdachte niet als zijn kind heeft erkend, meegenomen na een ruzie tussen verdachte en de moeder va[baby]. Verdachte heeft de baby niet aan de moeder teruggegeven, ook niet toen de politie hem hiertoe sommeerde. Verdachte zou de baby pas teruggeven als hij wist wie de vader va[baby] was. Uiteindelijk is de baby via een vriendin weer bij de moeder teruggekomen.
Wat er ook zij van de redenen die verdachte voor zijn daad aanvoert, deze maken zijn gedrag in ieder geval niet acceptabel. De moeder va[baby] is haar wettige gezagdrager en dient in die hoedanigheid in staat te worden gesteld haar taak te vervullen ter bescherming van de minderjarige. Mocht, naar de mening van verdachte, de veiligheid van de baby hierdoor in het gedrang komen, dan dient hij de geëigende wegen te bewandelen en niet het heft in eigen handen te nemen.
Blijkens het verdachte betreffend Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 19 februari 2004, is verdachte wel eerder voor gewelddelicten veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Psycho-medisch centrum Paranssia d.d. 12 mei 2004, waarin geconcludeerd wordt dat de geplande huisvesting van verdachte bij zijn moeder in Den Haag gunstig is met betrekking tot het loslaten van zijn vriendin e[baby] die in Leiden wonen. Een langere detentie ziet Parnassia niet als zinvol, gelet op de ontwikkeling die verdachte buiten nog door moet maken. Voorts wordt opgesomd dat verdachte nog twee werkstraffen dient te verrichten en reeds reclasseringsbegeleidingen heeft opgelegd gekregen tot 2006.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het voorwaardelijk deel dient verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Aan het voorwaardelijk deel wordt de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte verplicht contact met de reclassering dient te onderhouden. Hoewel verdachte reeds verplicht reclasseringsbegeleiding opgelegd heeft gekregen in andere vonnissen, acht de rechtbank het juist in het onderhavige geval van belang dat hij begeleiding krijgt bij zijn nieuwe start in Den Haag.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft hetgeen verdachte primair is telastgelegd;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding meer subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ONTTREKKING VAN EEN MINDERJARIGE AAN HET WETTIG GEZAG;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 2 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 17 februari 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 februari 2004,
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Joele en Teerds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2004.