ECLI:NL:RBSGR:2004:AP9816

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 04/722
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van gehandicapten tegen de Staat en Transvision inzake vervoersvoorzieningen en kilometerbudget

In deze zaak, die op 9 juli 2004 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, hebben verschillende belangenorganisaties en individuele eisers, allen met een chronische ziekte of handicap, de Staat der Nederlanden en Transvision B.V. aangeklaagd. De eisers vorderden dat zij zich bij het gebruik van het Valys vervoerssysteem onbeperkt konden verplaatsen tegen een tarief van € 0,16 per kilometer, zonder beperking van het aantal kilometers. De eisers stelden dat de invoering van het Valys-systeem hen onevenredig benadeelde, omdat het hen beperkte in hun mogelijkheden om bovenregionaal te reizen. De eisers voerden aan dat de kilometerlimitering in strijd was met hun grondrechten, waaronder het recht op gelijke behandeling en het recht op vrije verplaatsing. De Staat en Transvision verweerden zich door te stellen dat de nieuwe regeling noodzakelijk was om de kosten van het vervoer te beheersen en dat de regeling in overeenstemming was met de beleidsvrijheid van de overheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers niet in hun vorderingen konden worden ontvangen. De rechter stelde vast dat de Staat voldoende aannemelijk had gemaakt dat het Valys-systeem in de behoefte van de meeste gehandicapten voorzag en dat de kilometerlimieten redelijk en gerechtvaardigd waren. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en de kosten van het geding werden gecompenseerd tussen de Staat en de eisers, terwijl de eisers in de kosten van het geding tegen Transvision werden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 9 juli 2004,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/722 van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen:
1. Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Nederland, gevestigd te Utrecht,
2. Federatie van Ouderenverenigingen, gevestigd te Utrecht,
3. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Rijnmond, gevestigd te Rotterdam,
4. Amsterdams Patiënten/Consumenten Platform, gevestigd te Amsterdam,
5. Patiënten/Consumenten Platform West-Friesland, gevestigd te Zwaag,
6. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Gooi en Vechtstreek, gevestigd te Bussum,
7. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Amstelland en De Meerlanden, gevestigd te Hoofddorp,
8. Patiënten/Consumenten Platform Zaanstreek, gevestigd te Zaandam,
9. Vereniging Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Zuid-Holland Noord, gevestigd te Leiderdorp,
10. Regionaal Patiënten Consumenten Platform Den Haag en Omstreken (RPCP-DH e.o.), gevestigd te ’s-Gravenhage,
11. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Delft Westland-Oostland, gevestigd te Delft,
12. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Midden-Holland, gevestigd te Gouda,
13. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Gezondheidsregio Dordrecht, gevestigd te Dordrecht,
14. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Midden-Brabant, gevestigd te Tilburg,
15. Regionaal Patiënten/Consumentenplatform WZV-Regio 24 (Noord-Oost Noord-Brabant en de Bommelerwaard), gevestigd te Rosmalen,
16. Vereniging Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Zuid-Oost Brabant, gevestigd te Eindhoven,
17. Provinciaal Patiënten/Consumentenplatform Utrecht gevestigd te Utrecht,
de stichtingen:
18. Stichting Samenwerkende Patiënten/Consumentenorganisaties Groningen, gevestigd te Groningen,
19. Stichting Regionaal Patiënten Consumenten Platform Drenthe, gevestigd te Assen,
20. Stichting Zorggebruikersbundeling Flevoland, gevestigd te Lelystad,
21. Stichting Regionaal Patiënten Consumenten Platform Noord-Holland Noord, gevestigd te Den Helder,
22. Stichting Huis van de Zorg, gevestigd te Sittard,
23. Stichting Het Klaverblad Zeeland, gevestigd te Goes,
24. Stichting Patiënten Consumenten Platform Twente, gevestigd te Hengelo,
de rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen:
25. Dwarslaesie Organisatie Nederland, gevestigd te Kudelstaart,
26. Patiëntenvereniging HMS Nederland, gevestigd te Hoek van Holland,
27. Organisatie voor Mensen met een Lichamelijke Handicap Delft (OGD), gevestigd te Delft,
de stichtingen:
28. Stichting Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie, gevestigd te Amersfoort,
29. Myalgische Encephalomyelitis Stichting, gevestigd te Hilversum,
30. Stichting Landelijk Steunpunt Cliëntenraden Voorzieningscentra Gehandicapten, gevestigd te Utrecht,
31. Stichting Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht, gevestigd te Utrecht,
alsmede:
32. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging Cliëntenbond in de Geestelijke Gezondheidszorg, gevestigd te Utrecht,
33. de stichting Stichting Basisberaad GGZ, gevestigd te Rotterdam,
34. [Eiser sub 34], wonende te [woonplaats],
35. [Eiseres sub 35], wonende te [woonplaats],
36. [Eiseres sub 36], wonende te [woonplaats],
37. [Eiseres sub 37], wonende te [woonplaats],
38. [Eiseres sub 38], wonende te [woonplaats],
39. [Eiser sub 39], wonende te [woonplaats],
40. [Eiseres sub 40], wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. L.M. Bruins,
advocaten mr. R.J. Wybenga en mr. D. Schaap te Rotterdam,
tegen:
1. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport),
zetelende te ’s-Gravenhage,
procureur mr. M.F. van der Mersch,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Transvision B.V.,
gevestigd te Utrecht,
procureur mr. H.J.A. Knijff, advocaat mr. C.W. Kniestedt te Utrecht,
gedaagden.
Gedaagden worden hierna ook aangeduid als ”de Staat” en Transvision”.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 juni 2004 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres sub 1 is een overkoepelende organisatie van stichtingen en verenigingen die zich inzetten voor de belangen van mensen met een chronische ziekte of aandoening, dan wel een lichamelijke of verstandelijke handicap. Eiseres sub 2 is een overkoepelende organisatie van stichtingen en verenigingen die zich inzetten voor de belangen van mensen met een handicap, hun ouders en verwanten.
1.2. Eiseressen sub 3 tot en met sub 24 zijn per regio opgezette organisaties die zich inzetten voor de belangen van patiënten en consumenten in de gezondheidszorg. Eiseressen sub 25 tot en met sub 31 zijn lid van, dan wel aangesloten bij, eiseres sub 1 en zijn organisaties die zich inzetten voor de belangen van mensen met een chronische ziekte of aandoening dan wel een lichamelijke handicap. Eiseressen sub 32 en sub 33 zijn organisaties die zich inzetten voor de belangen van patiënten en consumenten in de geestelijke gezondheidszorg.
1.3. Eisers sub 34 tot en met sub 40 hebben een chronische ziekte of aandoening, dan wel een lichamelijke of verstandelijke handicap.
Eiser sub 34 lijdt aan een aantal chronische aandoeningen, in verband waarmee hij om zijn armen, benen en nek dag en nacht braces draagt. Hij is gebonden aan een elektrische rolstoel en reizen per trein is voor hem onmogelijk.
Eiseres sub 35 is zwaar spastisch, zit in een duwrolstoel, communiceert met een letterkaart en heeft hulp nodig bij drinken, eten, douchen en dergelijke. Reizen per trein is voor haar niet mogelijk. Eiseres sub 35 beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart die zij gebruikt indien zij meerijdt met haar ouders. Zij woont in een speciale woonvorm te Velp en is gewoon ieder weekend haar ouders te bezoeken, waarvoor zij heen en terug in totaal 298 kilometer moet afleggen.
Eiseres sub 36 lijdt aan het Syndroom van Usher, als gevolg waarvan zij blind en slechthorend is en last heeft van evenwichtstoornissen. Onbegeleid reizen per trein is voor haar niet verantwoord.
Eiseres sub 37 lijdt aan MS en is gebonden aan een elektrische rolstoel. Reizen per trein zonder begeleiding is voor haar niet mogelijk. Zij is officieel voorlichtster van de MS-vereniging en heeft geregeld lezingen over MS in zowel Groningen als Utrecht gegeven.
Eiseres sub 38 lijdt aan multicomplexe artrose en heeft botproblemen. Zij verplaatst zich in een scootmobiel. Met een scootmobiel kan niet per trein worden gereisd. Eiseres sub 38 doet vrijwilligerswerk en is onder meer voorzitter van de Werkgroep Gehandicapten Spijkenisse, bestuursadviseur van de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden alsmede lid van het voorlichtings- en demoteam van de Stichting Hulphond Nederland. Uit hoofde van voornoemde functies reist eiseres sub 38 door een groot deel van het land.
Eiser sub 39 is spastisch, heeft last van ernstige pijnen en vermoeidheidsklachten en is permanent gebonden aan een elektrische rolstoel met zitorthese. Hij kan in principe per trein reizen en is in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart. Hij is incontinent en reizen per trein over langere afstanden is dus ongewenst. Hij is sociaal actief en verricht vrijwilligerswerk.
Eiseres sub 40 is postpoliopatiënt en verplaatst zich per scootmobiel. Reizen per trein is voor haar onmogelijk. Zij is voorzitter van het Landelijk Steunpunt Cliëntenraden en vergadert in dat verband acht keer per jaar in Utrecht en verzorgt daarnaast lezingen door het gehele land.
1.4. Transvision exploiteert een vervoersbedrijf dat zich onder andere bezighoudt met het organiseren en het uitvoeren van personenvervoer zoals vraagafhankelijk deeltaxisystemen. Transvision voert sedert 1 april 2004 het hierna nader te noemen zogeheten Valys vervoerssysteem uit.
1.5. Het vervoer ten behoeve van gehandicapten was tot 1994 geregeld in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Op grond van de in 1994 ingevoerde Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) heeft de gemeente de plicht zorg te dragen voor vervoersvoorzieningen voor de in de gemeente woonachtige gehandicapten. De gemeente heeft bij de invulling van die zorgplicht beleidsvrijheid. Bepalend is daarbij dat de gehandicapte in aanvaardbare mate in staat wordt gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. De Wvg voorziet niet in vervoer buiten de directe woon- of leefomgeving. Naast het gehandicaptenvervoer op grond van de Wvg bestaan nog enkele vervoersvoorzieningen voor gehandicapten.
1.6. Omdat er behoefte was aan -vergoeding van- bovenregionaal vervoer en bovenregionaal vervoer niet tot de zorgplicht van de gemeente behoort, is een nieuwe voorziening in het leven geroepen. Daartoe heeft de Staat in 1999 een overeenkomst gesloten met vervoersbedrijf ConneXXion, dat per 1 juli 1999 het zogenaamde Traxx-vervoer uitvoerde. Uitgangspunt daarbij was dat gehandicapten met het openbaar vervoer zouden reizen en dat ConneXXion bepaalde welke vervoersvoorzieningen noodzakelijk waren als de gehandicapten niet per trein kon reizen. De overeenkomst met ConneXXion heeft, na verlenging, geduurd tot 1 oktober 2002. Een aanvullende overeenkomst met ConneXXion is op 1 april 2004 geëindigd.
1.7. Omdat het gebruik van bovenregionaal vervoer in 2003 aanzienlijk was gestegen en daarmee ook de kosten sterk waren toegenomen, is een nieuwe regeling voor bovenregionaal vervoer uitgewerkt. Via een openbare aanbestedingsprocedure is een uitvoerder gezocht voor de nieuwe regeling. De opdracht is vervolgens gegund aan Transvision en op 1 april 2004 heeft de Staat een overeenkomst gesloten met Transvision. Deze overeenkomst regelt de voorwaarden op grond waarvan gehandicapten deels voor rekening van de overheid gebruik kunnen maken van sociaal recreatief vervoer. Daarbij is Transvision verplicht een pashouder op diens verzoek te vervoeren en hulp te organiseren bij het in en uit de taxi stappen.
1.8. Op grond van het nieuwe vervoerssysteem, ”Valys” genaamd, dient men om gebruik te kunnen maken van bovenregionaal vervoer, te beschikken over een Valyspas. Een Valyspas is te verkrijgen als men beschikt over een Wvg-vervoersbeschikking, een rolstoel of scootmobiel heeft op basis van een Wvg-beschikking dan wel over een gehandicaptenparkeerkaart of een OV-begeleiderskaart beschikt.
3.0. Met de Valyspas beschikt de gehandicapte die wel gebruik kan maken van openbaar vervoer over een laag persoonlijk kilometerbudget (pkb), hetgeen betekent dat op jaarbasis maximaal 450 kilometer met de taxi gereisd kan worden tegen een tarief van € 0,16 per kilometer. Dit tarief is gebaseerd op het gemiddeld tarief voor reizen met openbaar vervoer. De gehandicapte die geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer beschikt over een hoog pkb, hetgeen betekent dat op jaarbasis maximaal 900 kilometer met de taxi gereisd kan worden tegen een tarief van € 0,16 per kilometer. Na verbruik van het persoonlijk kilometer budget bedragen de kosten van vervoer met de taxi € 1,25 per kilometer.
1.10. Voor het systeem van Valys is in 2004 ongeveer € 21 miljoen beschikbaar. Het totale budget voor bovenregionaal vervoer bedraagt € 26 miljoen. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft met de nieuwe vervoersregeling ingestemd.
1.11. Valys zal in december 2004 worden geëvalueerd. Daarbij zal onder andere een onafhankelijk onderzoeksbureau bekijken of het systeem goed werkt en of de kilometerbudgetten knelpunten te zien geven en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn binnen het huidige systeem.
1.12. Naar aanleiding van brieven namens -diverse- eisers van respectievelijk 21 april en 29 april 2004 heeft overleg plaatsgevonden met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Staatssecretaris) omtrent de nieuwe vervoersregeling. Dit overleg heeft niet tot het door eisers gewenste resultaat geleid en bij brief van 2 juni 2004 hebben zij de Staatssecretaris meegedeeld voornemens te zijn een dagvaarding in kort geding te doen uitbrengen.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen -zakelijk weergegeven- primair te bepalen dat gehandicapten zich bij voorzieningen voor bovenregionaal vervoer met gebruikmaking van Valys over een onbeperkt aantal kilometers per jaar kunnen verplaatsen tegen een tarief van € 0,16 per kilometer en onder de bepaling dat de Staat en Transvision de gehandicapten daartoe in staat dienen te stellen. Subsidiair vorderen eisers de Staat op te dragen een systeem voor bovenregionaal vervoer voor gehandicapten tot stand te brengen waarin het gebruik van het systeem niet gebonden is aan een kilometerbeperking. Meer subsidiair vorderen eisers de Staat op te dragen met hen in overleg te treden teneinde een systeem voor bovenregionaal vervoer voor gehandicapten tot stand te brengen zonder gebondenheid aan een kilometerbeperking.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
De invoering van Valys heeft tot gevolg dat bovenregionaal vervoer voor gehandicapten, voor zover wordt gereisd binnen het toegekende pkb, duurder is geworden dan Traxx, omdat per kilometer € 0,16 dient te worden betaald in plaats van het openbaarvervoertarief. Voorts is na overschrijding van het pkb bovenregionaal vervoer voor de gehandicapten niet meer mogelijk, daar het niet meer betaalbaar is. Dit geldt met name voor de gehandicapten voor wie reizen met het openbaar vervoer geen optie is en die evenmin over alternatief vervoer beschikken. Ook worden bepaalde groepen gehandicapten voor wie het gebruik van openbaar vervoer of eigen ervoer geen optie is, uitgesloten van het hoge pkb, bijvoorbeeld omdat zij beschikken over een gehandicapten-parkeerkaart. Voorts wordt bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor het hoge pkb uitsluitend gekeken naar de medisch-ergonomische beperkingen. Niet wordt bezien of de gehandicapte in de nabije omgeving woont van een toegankelijk NS-station. Op slechts 107 van de 371 treinstations in Nederland kan de noodzakelijke assistentie worden verkregen bij het in- en uitstappen van de trein. Voor ongeveer 6000 gehandicapten zal de beperking van het kwantum van 900 kilometer een ernstige beperking opleveren voor het onderhouden van sociale contacten en het doen van vrijwilligerswerk. Valys heeft geen hardheidsclausule, waardoor schrijnende situaties ontstaan, zoals het geval is bij elk van de zeven individuele eisers. Op de Staat rust de verplichting chronisch zieken en gehandicapten in staat te stellen zich op gelijke condities als ieder ander, dus ongelimiteerd en tegen een tarief gelijk aan dat van het openbaar vervoer, te verplaatsen. Door de invoering van Valys handelt de Staat onrechtmatig jegens de groep gehandicapten die de nadelige consequenties daarvan ondervindt. In het bijzonder handelt de Staat in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht op het ongestoord genot van eigendom, alsmede het recht zich vrijelijk te verplaatsen.
De Staat en Transvision handelen in strijd met de op hen rustende contractuele verplichtingen jegens de belanghebbende gehandicapten. De kilometerlimitering is naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, dus nietig, en dient buiten toepassing te blijven. De contractuele relatie tussen de gehandicapten enerzijds en de Staat en Transvision anderzijds duurt wel voort, echter zonder de nietige, althans buiten toepassing te blijven kilometerlimitering.
De overeenkomst tussen de Staat en Transvision bevat een derdenbeding daar waar het betreft de te leveren prestaties ten behoeve van de Valyspashouder. De Valyspashouder is partij bij die overeenkomst. Het derdenbeding is van toepassing zonder de limitering.
De Staat en Transvision hebben -zakelijk weergegeven- het volgende verweer gevoerd.
Nadat was gebleken dat in 2003 het bovenregionaal vervoer aanzienlijk was gestegen als gevolg van de omstandigheid dat veel meer gehandicapten dan voorheen van het Traxx-vervoer gebruik gingen maken in plaats van te reizen met het openbaar vervoer, moest een nieuwe regeling worden getroffen teneinde de beschikbare middelen op een meer doelmatige wijze te besteden. In de nieuwe regeling wordt scherper getoetst of gehandicapten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, is een kilometerbudget vastgesteld en is de prijsstelling gewijzigd.
Het gaat om de vraag of en in welke mate de overheid gehouden is voorzieningen te treffen om de vervoersproblemen van gehandicapten te compenseren. Uit het gelijkheidsbeginsel of één van de andere grondrechten waarop eisers zich beroepen volgt, niet een zo verregaande verplichting dat de overheid gehouden is gehandicapten in gelijke mate in staat te stellen zich te verplaatsen als niet-gehandicapten. En als uit het gelijkheidsbeginsel al de positieve verplichting kan worden afgeleid op grond waarvan de Staat gehouden is voorzieningen te treffen, dan blijft de Staat in dit geval binnen de gegeven, aanzienlijke, beoordelingsruimte. Het betreft hier immers de vaststelling van prioriteiten bij de aanwending van schaarse collectieve middelen. Valys biedt uitkomst voor het merendeel van de gehandicapten. Er is een grens gesteld aan het aantal goedkoop te reizen kilometers, die noodzakelijk is om de beschikbare middelen evenwichtig te verdelen. Deze grens ligt ruim boven het gemiddelde aantal in 2003 door een pashouder met een taxi gereisde kilometers. Het grootste aantal kilometers is toebedeeld aan gehandicapten voor wie taxivervoer noodzakelijk is. Op de Staat rust geen verplichting verdergaande maatregelen te treffen dan de voorzieningen die al zijn getroffen. De kilometerlimiet is gezien alle omstandigheden redelijk en gerechtvaardigd. Onrechtmatig handelen is niet aan de orde.
Van een derdenbeding ten gunste van individuele gehandicapten is geen sprake. Transvision heeft jegens de Staat de verplichting op zich genomen onder bepaalde voorwaarden het vervoer van gehandicapten te verzorgen en de Staat heeft zich daartegenover verplicht de kosten van het vervoer te voldoen. Het enkele feit dat de overeengekomen prestaties ten gunste van de gehandicapten strekken, brengt niet mee dat zij daaraan afdwingbare rechten kunnen ontlenen.
Transvision heeft -zakelijk weergegeven- daaraan nog toegevoegd dat zij als opdrachtneemster van de Staat geen enkele invloed heeft op de inhoud van het door de Staat in het leven geroepen systeem. Voorts rust op haar als private partij geen zelfstandige gehoudenheid om te voorzien in bovenregionaal vervoer van gehandicapten. Van onrechtmatig handelen van de zijde van Transvision door het hanteren van de door de Staat gestelde en contractueel vastgelegde condities is volgens haar geen sprake.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Hoewel enkele van de eisers sub 1 tot en met sub 33 -mogelijk- niet ontvankelijk zijn, wordt de Staat gevolgd in zijn betoog, waarbij Transvision zich kennelijk heeft aangesloten, dat in ieder geval een aantal van deze eisers wel ontvankelijk is en dat een inhoudelijke behandeling van de vordering geboden is. Er is geen reden om daarover anders te oordelen, zodat mede om proceseconomische redenen de vordering van alle eisers hierna inhoudelijk zal worden getoetst.
3.2. Eisers hebben bij hun vordering een spoedeisend belang. Zij hebben aannemelijk gemaakt dat gehandicapten voor wie reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, na verbruik van hun pkb, 450 dan wel 900 kilometer per jaar, in de praktijk vaak niet langer in staat zijn nog bovenregionaal te reizen. De sinds april 2004 geldende voorziening heeft voor deze categorie personen een ingrijpende verandering teweeggebracht.
3.3. Het betoog van eisers komt er in de kern op neer dat de Staat (de Minister van VWS en/of Staatssecretaris) jegens gehandicapten en in het bijzonder jegens de individuele eisers onrechtmatig heeft gehandeld door ondoordachte en onzorgvuldige besluitvorming waardoor het voor een bepaalde groep gehandicapten onmogelijk is bovenregionaal te reizen na verbruik van hun pkb. De vraag of de nieuwe regeling onrechtmatig is jegens eisers, en met name de individuele eisers, voor zover zij zich niet ongelimiteerd kunnen verplaatsen, raakt de kern van het beleid met betrekking tot de bovenregionale vervoersvoorziening. Op zichzelf genomen heeft de Staat een ruime mate van beleidsvrijheid bij het ontwerpen en uitvoeren van een algemeen systeem als het onderhavige, waaraan verregaande financiële gevolgen kunnen zijn verbonden. Beoordeling hiervan vereist een zeer terughoudende toetsing door de rechter en dit temeer in een kort geding, waarin slechts een voorlopig oordeel wordt gegeven. Voorts doet zich hier de situatie voor dat de aan Transvision gegeven opdracht is voorafgegaan door een openbare aanbesteding die juist was gericht op de gewraakte opzet. De gevolgen van een toewijzing van het primaire of het subsidiaire deel van de vordering zijn daardoor moeilijk te overzien.
De rechter in kort geding kan (de bevoegde organen van) de Staat slechts dan opdragen beleid te wijzigen, als dit (ten opzichte van de eisers in kwestie) onmiskenbaar onrechtmatig is. Daarvan kan sprake zijn bij een duidelijke schending van (grond)rechten. Een effectieve werking van grondrechten vereist dat de rechten van belanghebbenden in een dergelijk geval ook bij wijze van voorlopige voorziening moeten kunnen worden gewaarborgd.
3.4. Afgezien van enkele uitzonderingen, waarin op grond van de Wvg aanspraak kon worden gemaakt op vergoeding van bovenregionaal vervoer, was er tot 1999 geen sprake van door de overheid gefinancierd bovenregionaal vervoer. Per 1 juli 1999 is Traxx ingevoerd. De gehandicapte kon op grond van die regeling tegen ongeveer hetzelfde tarief als een niet gehandicapte bovenregionaal reizen. Uitgangspunt daarbij was dat gehandicapten, indien mogelijk, met het openbaar vervoer zouden reizen. Omdat het contract met ConneXXion –na verlenging- op 1 april 2004 was afgelopen, heeft de Staatssecretaris voor de periode daarna een nieuwe regeling in het leven geroepen. Het staat vast dat de tot dan toe geldende regeling heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de kosten van bovenregionale vervoer. Het financiële plafond dreigde in 2004 ruimschoots te worden overschreden. De belangrijkste oorzaak was dat er veel meer dan noodzakelijk -immers kennelijk ook door velen voor wie het openbaar vervoer een reëel alternatief was- met de taxi is gereisd.
3.5. De gehandicapte beschikt in het systeem van Valys -onder nadere voorwaarden- over een standaard (laag dan wel hoog) pkb. Het pkb is vastgesteld door het aantal kilometers dat in totaal van het beschikbare budget kan worden gereisd te verdelen. Daarbij is evenals in de vorige regeling onderscheid gemaakt tussen degenen die wel met de trein kunnen reizen en hen die dat niet kunnen. Laatstgenoemden hebben een pkb dat tweemaal zo hoog is als dat van gehandicapten die wel met de trein kunnen reizen. Op basis van een schatting van de mate waarin van de voorziening gebruik zou worden gemaakt, is de hoogte van de pkb vastgesteld. Het lage pkb van 450 overtreft het gemiddelde aantal per pashouder in 2003 gereisde kilometers, dat 306 heeft bedragen. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Valys, in samenhang met de andere bestaande vervoersvoorzieningen, voorziet in de behoefte van het merendeel van de betrokken personen.
3.6. Ten aanzien van de grondrechten waarop eisers zich hebben beroepen, wordt het volgende overwogen. Geen van deze grondrechten heeft met zoveel woorden betrekking op hetgeen hier aan de orde is. Naar voorlopig oordeel kan niet -met de hiervoor vereiste stelligheid- worden gezegd dat uit de door eisers aangehaalde verdragsrechtelijke en grondrechtelijke bepalingen voortvloeit dat gehandicapten in alle gevallen in staat moeten worden gesteld om, vergeleken met niet-gehandicapten, geen andere beperkingen bij het bovenregionaal reizen te ondervinden dan rechtstreeks uit hun handicap voortvloeit. Een regulering (met bijvoorbeeld een maximering) lijkt op zichzelf geoorloofd.
3.7. In dit kort geding is echter wel de vraag aan de orde of de getroffen voorziening, met de absolute maxima van 450 respectievelijk 900 kilometer in het pkb voor degenen die wel of niet met het openbaar vervoer kunnen reizen, in voldoende mate recht doet aan de opdracht die de Grondwet en verdragen de Staat opleggen. De tot 1 april 2004 geldende regeling had kennelijk als gebrek dat de grens tussen wel of niet openbaar vervoer kunnen reizen niet goed viel te bewaken. Diezelfde grens vormt echter een wezenlijk element in het nieuwe systeem. Het lijkt erop dat de Staatssecretaris het hoge pkb op niet meer dan tweemaal het lage pkb heeft vastgesteld om het gevaar van onbeheersbare overschrijding van de uitgaven door praktische problemen bij de bewaking van die grens in de hand te kunnen houden. Het is hoogst twijfelachtig of de Staat bij de gemaakte keuzen is gebleven binnen de bandbreedte, de margin of appreciation, van de vrijheid die hem bij zijn mogelijkheid tot regulering toekomt. In concrete gevallen, waaronder die van de eisers die als privé-persoon optreden, werkt de nieuwe voorziening onredelijk hard uit. Dit is ook het geval als reizen voor vrijwilligersorganisaties buiten beschouwing blijven, in de lijn van de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, die heeft uitgemaakt dat de daaraan verbonden kosten in redelijkheid ten laste van die organisaties behoren te blijven. Ook dan kan niet staande worden gehouden dat de limieten in elk individueel geval voldoende beantwoorden aan de rechten op gelijke behandeling, bewegingsvrijheid en een privé- en gezinsleven die eisers voor zichzelf of de bij hen aangesloten personen hebben ingeroepen. Elk van die grondrechten lijkt te worden geschonden als de mogelijkheid om de in het maatschappelijke of familiale verkeer normale sociale contacten zo wordt beperkt als bij onverkorte toepassing van de nieuwe regeling in bepaalde gevallen geschiedt. Dit betekent dat in het midden kan blijven of er ook sprake is van schending van de andere rechten waarop eisers zich beroepen.
3.8. Mede gelet op hetgeen onder 3.6 is vermeld, rechtvaardigt deze vermoedelijke strijdigheid met grond- en verdragsrechten echter niet dat de primaire vordering wordt toegewezen. De gevolgen van toewijzing zijn onvoldoende te overzien. Het openbreken van het contract met Transvision leidt tot een ongewisse situatie, waarin ook de rechten van derden -zoals andere inschrijvers bij de aanbesteding- in het geding komen. Daar komt bij dat niet slechts één oplossing denkbaar is voor het ongedaan maken van de hierboven geschetste onevenredigheid in concrete gevallen, gegeven het feit dat, zoals gezegd, een onbeperkte mogelijkheid om tegen openbaarvervoertarief per taxi te reizen niet uit de grondrechten in kwestie lijkt voort te vloeien. Het is het niet aan de burgerlijke rechter om daarin keuzen te maken, en dit te minder nu de (neven)effecten van de diverse mogelijkheden moeilijk te voorspellen zijn.
3.9. Op deze grond wordt de primaire vordering afgewezen. Voor de subsidiaire vordering geldt hetzelfde.
3.10. Ook het meer subsidiaire onderdeel van de vordering slaagt niet. De gevorderde verplichting tot verder overleg hangt in de lucht nu het voorlopig niet voldoende duidelijk is tot welk resultaat dit overleg op zijn minst genomen zou behoren te leiden. Hierdoor is het onmogelijk om vast te stellen hoe ver de door eisers gevorderde verplichting reikt. Dit betekent uiteraard niet dat de Staat (de Staatssecretaris) dergelijk overleg niet zou kunnen voeren. Er kan overigens van worden uitgegaan dat de Staat zich aan zijn toezegging houdt dat aan het eind van dit jaar een evaluatie van het Valys-systeem zal plaatsvinden en dat voor gebleken punten van aandacht en zorg waar mogelijk een aanpassing in de regeling zal plaatsvinden.
3.11. De vordering van eisers tegen de Staat wordt in alle onderdelen afgewezen. Nu het standpunt van de Staat echter niet wordt gevolgd op een wezenlijk onderdeel van de nieuwe regeling, namelijk de introductie van limieten voor alle gevallen, ongeacht de bijzondere omstandigheden van de betrokkenen, is ook de Staat als een (ten dele) in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. Dit rechtvaardigt de beslissing dat in de zaak tussen deze partijen elk de eigen proceskosten draagt.
3.12. Uit de afwijzing van de vordering tegen de Staat volgt dat ook de vordering tegen Transvision niet kan slagen. Aan hetgeen in deze zaak overigens is aangevoerd kan dus worden voorbijgegaan. Eisers dienen, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding tegen deze gedaagde.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Wijst de vordering in alle onderdelen af.
Compenseert de kosten van dit geding tussen eisers en de Staat, en wel aldus dat ieder van deze partijen de eigen kosten draagt.
Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding tegen Transvision, tot dusver aan de zijde van deze gedaagde begroot op € 944,--, waarvan € 241,-- aan griffierecht en € 703,-- aan procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
nk