ECLI:NL:RBSGR:2004:AR0483
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Daal
- A. Nijman
- J. van de Kar
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met patiënten door gebrek aan bewijs van opzet
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met patiënten. De officier van justitie, mr. W. Hemstede, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd gevorderd dat de verdachte voor 5 jaren zijn beroep als arts niet zou mogen uitoefenen en dat hij een schadevergoeding van € 1.000,= aan de benadeelde partij zou betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij ontucht heeft gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de handelingen die de verdachte bij de patiënten had verricht, medische handelingen waren in het kader van pre-operatieve onderzoeken, en dat hij niet bevoegd was om deze handelingen zonder toezicht uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van opzet tot het verrichten van seksueel getinte handelingen. De verdachte werd vrijgesproken van alle telastgelegde feiten, en het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.