RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-755128/03
's-Gravenhage, 2 september 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 augustus 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Jonkman, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Vos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, zijnde een werkstraf voor de duur van 240 uren, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief, en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was, als ambtenaar van het Ministerie van Landbouw en Visserij, belast met onder andere het beheer van terugbetalingen van boeren aan het ministerie van kredietgelden. Verdachte heeft een aantal boeren hierover aangeschreven en het doen voorkomen alsof het ministerie aan zijn incassobedrijf opdracht had gegeven deze bedragen terug te vorderen. Het geld diende op de rekening van het incassobedrijf te worden overgemaakt. Vijf boeren hebben vervolgens daadwerkelijk dat geld overgemaakt; in een geval is het bij een poging gebleven.
Verdachte heeft door het op deze wijze ten eigen bate aanwenden van gemeenschapsgeld forse financiële schade toegebracht aan het ministerie en het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze geschonden. Verdachte heeft daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, niet eerder met justitie in aanraking is geweest, alsmede met het feit dat hij met het ministerie een terugbetalingsregeling is overeengekomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een straf als door de officier van justitie gevorderd passend en geboden. De rechtbank merkt hierbij op dat zij, als stok achter de deur teneinde verdachte van het plegen van verdere strafbare feiten af te houden en hem een kans te bieden zijn leven een wending ten goede te geven, de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 56, 57, 225, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, eerste en twee cumulatief, en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief, en feit 2
DE VOORTGEZETTE HANDELING VAN
OPLICHTING, MEERMALEN GEPLEEGD
EN
POGING TOT OPLICHTING
VALSHEID IN GESCHRIFT, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 236 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 118 dagen;
in verzekering gesteld op : 15 december 2003,
in vrijheid gesteld op : 17 december 2003;
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Krom, voorzitter,
Dijkshoorn-Boender en Steeghs, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2004.
Mr De Krom is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.