ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2800

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753189-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • A. Sentrop
  • J. van Maurik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in drugs en poging tot uitvoer van cocaïne naar het buitenland

In deze strafzaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim twee maanden heeft beziggehouden met de handel in drugs, specifiek heroïne en cocaïne. De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om twee kilo cocaïne naar Duitsland uit te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders een afspraak hadden gemaakt om de cocaïne in Rotterdam op te halen voor een Duitser, die de drugs vervolgens naar Duitsland zou vervoeren. Het feit dat zij hierin niet zijn geslaagd, was te wijten aan omstandigheden buiten hun wil.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de handel in en uitvoer van harddrugs een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en leidt tot vermogensdelicten onder gebruikers, die op zoek zijn naar middelen om hun verslaving te bekostigen. Dit heeft aanzienlijke schade en onrust in de samenleving tot gevolg. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat het om een grote hoeveelheid cocaïne ging die hij en zijn mededaders wilden uitvoeren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, dat adviseerde om een zo beperkt mogelijke gevangenisstraf op te leggen en deelname aan een budgetteringstraining als voorwaarde te stellen. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de telastlegging, maar de rechtbank achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen, wat leidde tot de uiteindelijke veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753189-04
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 27 september 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr R. van den Boogert, advocaat te Schiedam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden bezig gehouden met de handel in drugs, te weten heroïne en cocaïne. Voorts heeft verdachte samen met anderen gepoogd twee kilo cocaïne naar het buitenland uit te voeren. Verdachte en zijn mededaders hadden afgesproken om voor een Duitser de cocaïne op te halen in Rotterdam, waarna hij de drugs mee naar Duitsland zou nemen. Dat verdachte en zijn mededaders hierin niet zijn geslaagd, is enkel te wijten aan omstandigheden die buiten verdachtes wil liggen.
Door de handel in en het uitvoeren van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte daarbij zwaar aan dat het een grote hoeveelheid cocaïne betrof die verdachte en zijn mededaders wilden uitvoeren naar Duitsland.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 27 augustus 2004, opgesteld door H.M.G. Siemeling, reclasseringswerker. Zij adviseert om aan betrokkene een zo beperkt mogelijke gevangenisstraf op te leggen en een verplicht reclasseringscontact op te leggen met als bijzondere voorwaarde deelname aan een budgetteringstraining.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder terzake overtreding van de Opiumwet met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voorts rekening gehouden met de meewerkende houding van verdachte tijdens het opsporingsonderzoek en ter terechtzitting. Ook neemt de rechtbank aan dat verdachte oprecht is in zijn voornemen om zijn leven te beteren. Alles overziende, is een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende strafrechtelijke reactie op de door verdachte gepleegde feiten. Een deel van de straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dat inhoudt het volgen van een budgetteringstraining;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 5 juni 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 8 juni 2004;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Sentrop en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Brekelmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2004.