ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3287
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot alimentatie en verzorging van minderjarige kinderen
In deze zaak verzoekt de man om wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen van 10 januari 2002, waarin hij verplicht werd tot het betalen van alimentatie aan de vrouw en voor de verzorging van hun minderjarige kinderen. De man stelt dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, omdat de jongste kinderen sinds mei 2003 bij hem wonen en hij daardoor een gemeenschappelijke huishouding met hen voert. Hij vraagt de rechtbank om te bepalen dat hij vanaf 10 januari 2002 geen alimentatie meer verschuldigd is aan de vrouw. Subsidiair verzoekt hij om de alimentatieverplichting te beëindigen vanaf 2 november 2002 of 1 mei 2003.
De vrouw verzet zich tegen het verzoek van de man en stelt dat een wijziging van de voorlopige voorzieningen niet meer mogelijk is, nu de echtscheiding inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan. Ze betoogt dat de man een aanzienlijk inkomen had en dat hij misbruik maakt van zijn procesbevoegdheid. De rechtbank oordeelt dat de man in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de door hem aangevoerde omstandigheden relevant zijn. De rechtbank overweegt dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar procesbevoegdheid door hoger beroep aan te tekenen met als doel de alimentatie te verlengen.
De rechtbank wijst het primaire verzoek van de man af, maar kent het subsidiaire verzoek toe, waarbij de alimentatie voor de vrouw op nihil wordt gesteld en de bijdrage voor de verzorging van de minderjarige kinderen op € 108,56 per maand per kind wordt vastgesteld. De rechtbank wijst ook het meer subsidiaire verzoek van de man toe, waardoor de alimentatieverplichting voor de verzorging van de kinderen met ingang van mei 2003 op nihil wordt gesteld. De beschikking van 10 januari 2002 wordt voor het overige gehandhaafd.