ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3393
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van personen van Armeense afkomst uit Azerbeidzjan
In deze zaak hebben eisers, A en B, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 8 september 2004 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard. Eisers hebben zich beroepen op de algemene situatie in Azerbeidzjan, die volgens hen het terugkeren van personen van Armeense afkomst of gemengd Armeens-Azerische afkomst zou bemoeilijken. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, heeft zich echter beroepen op een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 28 april 2004, waarin wordt gesteld dat etniciteit geen rol speelt bij de afgifte van documenten en dat iedere Azerbeidzjaanse staatsburger het recht heeft om terug te keren naar Azerbeidzjan, ongeacht hun etniciteit.
De rechtbank heeft overwogen dat de door eisers gestelde problemen niet zijn te herleiden tot een van de in het Vluchtelingenverdrag genoemde gronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat zij als vluchteling dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen belemmeringen zijn voor vestiging van etnisch Armeniërs uit Azerbeidzjan in Nagorny Karabach.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.