ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3402
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling zonder identiteitspapier
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 september 2004 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling, eiser, die op 25 september 2003 in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De bewaring was gebaseerd op het vermoeden dat eiser zich aan zijn uitzetting zou onttrekken, omdat hij niet beschikte over een identiteitspapier en verdacht werd van het plegen van een misdrijf. Echter, op 6 september 2004 werd eiser door het Gerechtshof te Arnhem vrijgesproken van het hem telastegelegde misdrijf, waardoor de grond voor zijn bewaring verviel.
De rechtbank oordeelde dat de enige overgebleven grond voor de bewaring, het ontbreken van een identiteitspapier, volgens vaste jurisprudentie niet voldoende was om de inbewaringstelling te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was geworden en heeft deze opgeheven. Eiser werd schadevergoeding toegekend van €210,-- voor de onrechtmatige bewaring, en de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De rechtbank benadrukte dat bij onrechtmatige bewaring in beginsel aanspraak bestaat op schadevergoeding, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval waren dergelijke omstandigheden niet aanwezig, waardoor de rechtbank de schadevergoeding toekende. De uitspraak werd gedaan door mr. P.G. Wijtsma, in tegenwoordigheid van griffier mr. W. Landstra, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.