ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3536

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/900666-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Donker
  • A. Sentrop
  • J. Hartmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitbuiting van minderjarige meisjes in de prostitutie door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 oktober 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitbuiten van twee minderjarige meisjes. De verdachte heeft deze meisjes geholpen om van huis weg te lopen en hen vervolgens in de prostitutie gebracht. Gedurende een periode van ruim een maand heeft hij samen met een medeverdachte de meisjes gedwongen om seksuele handelingen te verrichten, waarbij zij dagelijks naar een tippelzone werden gebracht en het verdiende geld aan de verdachte moesten afgeven. De meisjes werden in hun bewegingsvrijheid beperkt en waren altijd onder toezicht van de verdachte en zijn medeverdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn handelen, de kwetsbaarheid van de meisjes heeft uitgebuit. Hij heeft hen voorgespiegeld dat zij een relatie met hem hadden, wat de situatie voor het meisje dat dit geloofde, nog verergerde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder al een strafblad, wat meegewogen is in de beslissing.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte de initiatiefnemer was van de gepleegde strafbare feiten en dat hij een grotere rol heeft gespeeld in de uitvoering daarvan dan zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen, waaronder artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900666-04
rolnummer 0011
's-Gravenhage, 08 oktober 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Jordan heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ruim een maand samen met een ander twee minderjarige meisjes, nadat hij deze meisjes had geholpen van huis weg te lopen, bij zich in huis gehaald en hen in de prostitutie gebracht. Verdachte heeft één van de meisjes voorgespiegeld dat zij een relatie met hem had. Bij het andere meisje hebben verdachte en zijn medeverdachte seksuele handelingen verricht onder het mom van inwerken. Dagelijks zijn de beide meisjes weggebracht naar en opgehaald van een tippelzone. Het aldaar verdiende geld dienden zij aan verdachte af te geven. Voorts werden de meisjes in hun bewegingsvrijheid beperkt, doordat zij afgezonderd zijn gehouden en verdachte en zijn medeverdachte altijd in de buurt bleven wanneer zij als prostituee werkzaam waren.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij deze twee zeer kwetsbare meisjes, van 15 respectievelijk 16 jaar, van wie hij wist dat zij problemen in de thuissituatie hadden, heeft uitgebuit. Door deze handelwijze heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, er blijk van gegeven minachting te hebben voor jonge meisjes en hun lichamelijke integriteit, en dat alleen voor eigen geldelijk gewin.
Voorts is vast komen te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een zwaardere straf opleggen dan aan zijn medeverdachte, aangezien verdachte de initiatiefnemer is geweest ten aanzien van de gepleegde strafbare feiten en bij de uitvoering daarvan een grotere rol heeft gespeeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 250a van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
een ander ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die ander minderjarig is en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op 25 juni 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op 28 juni 2004;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Sentrop en Hartmann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van Vugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 08 oktober 2004.