Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 03 / 38881 BEPTDN F (beroep asiel)
AWB 03 / 49144 BEPTDN F (beroep regulier)
inzake: A, geboren op [...] 1984, van Sierra Leoonse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M. Volwerk, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel Amsterdam te Rotterdam,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: drs. S. van Beek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Bij besluit van 24 juni 2003 is de aanvraag van eiseres van 27 maart 1999 tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 15 juli 2003 beroep ingesteld.
1.2 Bij besluit van 24 juni 2003 is tevens geen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw (verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, hierna: a.m.v.). Het hiertegen ingediende bezwaar van 15 juli 2003, is bij besluit van 22 augustus 2003 ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit heeft eiser op 12 september 2003 beroep ingesteld.
1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 8 juli 2004. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek niet gesloten, in afwachting van informatie van partijen. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank bij brief van 21 juli 2004 nader geïnformeerd, waarna verweerder bij brief van 22 juli 2004 heeft gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank met toestemming van de partijen het onderzoek zonder nadere zitting gesloten en de uitspraak bepaald op heden.
2.1 In dit geding dient te worden beoordeeld of de afwijzing van de door eiseres ingediende aanvraag en de ongegrondverklaring van het bezwaar van eiseres tegen het niet ambtshalve verlenen van een amv-vergunning in rechte stand kunnen houden. Daartoe moet worden bezien of de bestreden besluiten de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan.
Ten aanzien van het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel (AWB 03 / 38881)
2.2 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vw genoemde gronden.
Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Bij de beoordeling worden de in artikel 31, tweede lid, Vw bedoelde omstandigheden betrokken.
2.3 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd.
Eiseres is afkomstig uit Sierra Leone. Op 6 januari 1999 werd Freetown aangevallen en is zij gevlucht. Eiseres is toen door rebellen opgepakt en in een bus meegenomen. Ze heeft een tijd bij de rebellen verbleven, ze moest voor hen koken en kleding wassen. Veel mensen werden mishandeld. Eiseres is door de rebellen seksueel misbruikt. Op een dag hebben de rebellen alle jonge kinderen vrijgelaten, waaronder eiseres. Eiseres kwam toen terecht in B. Ecomog soldaten hebben haar vanuit daar naar een kamp van Unicef gebracht. Unicef heeft eiseres en anderen op vliegtuigen gezet.
2.4 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het relaas van eiseres ongeloofwaardig is. Eiseres heeft geen documenten overgelegd en niet aannemelijk gemaakt dat dit niet aan haar toe te rekenen is. Tevens heeft eiseres tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent haar reis. In het eerste gehoor stelt zij rechtstreeks te zijn gevlogen en in het nader gehoor stelt zij dat zij in een voor haar onbekend land is overgestapt op een ander vliegtuig. Ook heeft eiseres op essentiële punten geen informatie weten te verschaffen over het land waar zij volgens eigen zeggen haar hele leven woonachtig is geweest. Ten slotte blijkt uit de taalanalyse van 13 februari 2003 dat eiseres eenduidig niet uit Sierra Leone afkomstig is, maar uit Nigeria. Gezien de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 7 augustus 2002 (kenmerk 20020344/1) bestaat er in zijn algemeenheid geen aanleiding om aan de deskundigheid dan wel oordeel van de taalanalist te twijfelen. De lange behandelduur wordt betreurd, maar was nodig in verband met de noodzakelijke taalanalyse.
2.5 Eiseres voert aan dat het rapport van de taalanalist uiterst onzorgvuldig is en dat de conclusie dat zij afkomstig zou zijn uit Nigeria, onvoldoende is onderbouwd. Er is geen aandacht besteed aan het feit dat eiseres tijdens haar gehoren Krio heeft gesproken en dat uit de rapporten van de gehoren niet kan worden afgeleid dat er twijfel bestaat omtrent haar kennis van het Krio. Het gesprek ten behoeve van de taalanalyse heeft plaatsgevonden in het Pidgin Engels in het bijzijn van een tolk die Engels en Krio spreekt. De taalanalist heeft kennis van de Engelse taal en het Pidgin Engels. Hierdoor kon de taalanalist op basis van het gevoerde gesprek onmogelijk tot de conclusie komen dat eiseres niet uit Sierra Leone afkomstig kan zijn. De taalanalyse is dan ook onzorgvuldig. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres een rapport van VluchtelingenWerk Rijnmond (hierna: VWR) van 13 juni 2003 overgelegd. Dat verweerder op 17 augustus 2000 aan eiseres heeft medegedeeld dat er twijfel was omtrent haar nationaliteit, rechtvaardigt niet dat een nader nationaliteitsonderzoek eerst op 29 november 2002 heeft plaatsgevonden.
In beroep heeft eiseres een contra-expertise overgelegd met betrekking tot de taalanalyse van 27 februari 2003. Ter zitting heeft eiseres voorts gesteld dat verweerder enkel de taalanalyse van 27 februari 2003 aan haar heeft overgelegd.
2.6 De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 21 juli 2004 aangegeven en nader onderbouwd dat enkel het taalanalyse rapport van 27 februari 2003 aan de toenmalige gemachtigde van eiseres is opgestuurd, samen met de zienswijze. Daarna heeft verweerder – vóór het bestreden besluit – geen stukken meer aan de gemachtigde van eiseres gezonden.
Verweerder heeft aangegeven dat niet is te achterhalen of beide rapporten naar eiseres zijn gezonden. Wel is duidelijk dat in de beschikking op bezwaar met betrekking tot de amv-vergunning de taalanalyse van 13 februari 2003 expliciet is genoemd. Dat eiseres nu pas stelt dat zij niet op de hoogte was van beide rapporten is in strijd met de goede procesorde, zij had hiervan immers vanaf 22 augustus 2003 op de hoogte moeten zijn. Voorts stelt verweerder dat de besluiten ook gedragen kunnen worden door enkel het rapport van 27 februari 2003. De contra-expertise is pas in beroep overgelegd, hetgeen niet tijdig is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.7 Het is allereerst de vraag in hoeverre de in beroep overgelegde contra–expertise van de heer Arends in de beoordeling kan worden betrokken.
In het licht van de uitspraak van de Afdeling d.d. 18 december 2003 (200305222/1) betreft dit geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 83 Vw. De rechtbank beschouwt deze contra-expertise echter als een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen stelling. Daarvoor is het volgende redengevend.
De gemachtigde van eiseres heeft op 16 april 2003, binnen twee weken na ontvangst van een taalanalyse rapport, de bandopname van het gesprek ten behoeve van de taalanalyse opgevraagd. Tussen partijen is niet in geschil dat de bandopname door verweerder pas op 3 juni 2003 is verstuurd. In de zienswijze van 17 juni 2003 heeft eiseres een uitvoerige reactie van VWR overgelegd op de (tweede) taalanalyse. Onder verwijzing naar die reactie heeft eiseres aangegeven het taalanalyse rapport onzorgvuldig te achten en de conclusie van de taalanalist onvoldoende onderbouwd. Voorts heeft zij aangegeven een contra-expertise te overwegen en zich het recht voor te behouden haar reactie naar aanleiding daarvan nader aan te vullen. In de reactie van VWR wordt gemotiveerd onder bijvoeging van bewijsstukken gesteld dat hetgeen eiseres aan feitelijke informatie over Sierra Leone heeft gegeven, grotendeels juist is. Daarnaast wordt onder verwijzing naar bronnen – deels bijgevoegd – gesteld dat er nauwelijks onderscheid valt te maken tussen Pidgin Engels en Krio.
Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt voorts dat de toenmalige gemachtigde van eiseres na ontvangst van de bandopname verzonden op 3 juni 2003 direct op zoek is gegaan naar een taalanalist die een contra-expertise zou kunnen uitvoeren en dat het veel voeten in de aarde heeft gehad, alvorens een deskundige kon worden gevonden die bereid en in staat was tot een contra-expertise. Tussen het opsturen van de bandopname en het bestreden besluit zijn slechts 3 weken verlopen.
Gezien de tijd die het heeft geduurd alvorens verweerder de opname voor de taalanalyse aan eiseres heeft doen toekomen – zeven weken – en de korte tijd die verweerder vervolgens aan eiseres heeft gegund om een contra-expertise te laten maken – drie weken –, mede in het licht van de problemen bij het vinden van een expert voor een contra-expertise en het feit dat de gemachtigde van eiseres daarnaar gelijk op zoek is gegaan, kan niet worden geoordeeld dat eiseres deze rapportage vóór het bestreden besluit had kunnen overleggen. Uit het feit dat eiseres niet vóór het bestreden besluit heeft aangegeven een contra-expertise te laten plaatsvinden, doch slechts dat zij dat overwoog en zich het recht voorbehield de zienswijze nader aan te vullen, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat deze rapportage niet als nadere onderbouwing van een eerder ingenomen stelling kan worden beschouwd, gezien het gemotiveerde en onderbouwde verweer van eiseres tegen de taalanalyse ook vóór het bestreden besluit en het feit dat lange tijd niet duidelijk was of een contra-expertise kon plaatsvinden bij gebreke van een terzake kundige specialist die bereid was een analyse te verrichten.
2.8 Verweerder heeft blijkens het dossier naar aanleiding van de bandopname van het gesprek met eiseres ten behoeve van een taalanalyse allereerst een analyse laten plaatsvinden door een taalanalist uit Sierra Leone. Deze heeft op 13 februari 2003 schriftelijk gerapporteerd. Blijkens dit rapport spreekt eiseres geen Krio doch Pidgin Engels, mogelijk dat van Nigeria. Vervolgens heeft verweerder een tweede taalanalyse laten plaatsvinden door een taalanalist, afkomstig uit Nigeria, die op 27 februari 2003 schriftelijk heeft gerapporteerd.
Gezien de door partijen verstrekte informatie gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder enkel het taalanalyse rapport van 27 februari 2003 aan de gemachtigde van eiseres heeft toegezonden. Eiseres heeft in dat verband onweersproken gesteld en onderbouwd dat alleen dit rapport was gehecht aan het voornemen. De rechtbank leidt dit ook af uit het feit dat de contra-expertise die eiseres heeft laten uitvoeren en de uitgebreide rapportage van VWR alleen zien op deze tweede analyse.
Dat eiseres pas ter zitting heeft aangegeven niet over deze rapportage te beschikken, is onvoldoende om dit verweer met een beroep op de eisen van een goede procesorde te passeren, zoals verweerder aanvoert. Het is de verantwoordelijkheid van verweerder dat eiseres deze rapportages – waarover eiseres niet op andere wijze kan beschikken dan middels toezending door verweerder – ter hand worden gesteld. Uit het voornemen en het bestreden besluit is niet op te maken dat er twee taalanalyse rapporten waren. Eiseres kon hier dan ook niet van op de hoogte zijn. Eerst in de beslissing op het bezwaar tegen het niet verlenen van een amv-vergunning wordt verwezen naar een rapportage van 13 februari 2003, doch hieruit blijkt verder niet dat er twee taalanalyses hebben plaatsgevonden, zodat eiseres die datum kon beschouwen als een verschrijving.
Verweerder heeft op dit punt gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 4:7 Awb. Eiseres is door deze handelwijze van verweerder ook in haar belangen geschaad, nu de rapportage van VWR en de contra-expertise die zij heeft laten uitvoeren, slechts zien op de tweede taalanalyse. Het taalanalyse rapport van 13 februari 2003 kan dan ook – in het kader van de door de rechtbank aan te leggen toetsing van het bestreden besluit – niet dienen ter onderbouwing van verweerders beslissing. Het is vervolgens de vraag of verweerders grondslag voor het bestreden besluit dat niet geloofwaardig is dat eiseres afkomstig is uit Sierre Leone en dat in dat verband ook haar asielrelaas ongeloofwaardig is, in redelijkheid in stand kan blijven.
2.9 Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
Het is niet in geschil dat eiseres geen documenten heeft overgelegd en dat zij geen indicatief bewijs van haar reis heeft overgelegd. Voorts mocht verweerder overwegen dat zij geen gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen omtrent haar reisroute heeft overgelegd. Verweerder mocht in redelijkheid overwegen dat dit ook aan eiseres kan worden toegerekend.
2.10 Blijkens het gestelde in de hoofdstukken C1/1.2, C1/3.2.2 en C1/3.3.4 van de Vreemdelingen-circulaire 2000 (Vc) pleegt de Minister het relaas en de daarin gestelde feiten voor waar aan te nemen, indien de vreemdeling alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent en niet-onaannemelijk is en strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is. Bovendien geldt daarvoor als vereiste dat zich geen van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, Vw opgesomde omstandigheden die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker voordoet. Indien aan dat laatste vereiste niet wordt voldaan, dan mogen ingevolge artikel 31 Vw, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (MvT, p. 40/41) en volgens de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregels, in het relaas ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
2.11 Verweerder is in het bestreden besluit niet ingegaan op het verweer van eiseres dat zij wel kennis heeft van Sierra Leone, zulks onder verwijzing naar het uitgebreide rapport van VWR. In dit rapport is concreet aangegeven met onderbouwing van bewijsstukken dat eiseres op allerhande punten juiste informatie over Sierra Leone en Freetown heeft verschaft. In dit licht had verweerder nader moeten motiveren op grond waarvan deze tegenwerping desalniettemin wordt gehandhaafd.
Daar komt bij dat verweerder in het bestreden besluit overweegt dat het voor een zorgvuldige besluitvorming nodig was een taalanalyse te laten plaatsvinden en het resultaat daarvan af te wachten. Hieruit volgt dat verweerder het feit dat eiseres geen documenten heeft overgelegd en niet alle vragen over Sierra Leone juist heeft kunnen beantwoorden, onvoldoende acht om tot de conclusie te komen dat het relaas van eiseres ongeloofwaardig is.
2.12 Op grond van vaste jurisprudentie wordt het laten uitvoeren van een taalanalyse als een goede en geoorloofde methode beschouwd in het kader van het onderzoek naar de afstamming of herkomst van een vreemdeling, en mag verweerder bij de besluitvorming op asielaanvragen van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan, bijvoorbeeld doordat de vreemdeling door een contra-expertise de resultaten van de taalanalyse heeft aangevochten. In dat geval zal verweerder de taalanalyse niet eerder dan na het instellen van nader onderzoek aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen.
2.13 Ten aanzien van de taalanalyse van 23 februari 2003 wordt in de rapportage van VWR ingegaan op de algemene gang van zaken bij een taalanalyse en wordt aan verweerder – onder verwijzing naar bronnen – tegengeworpen dat de deskundigheid van de taalanalisten onvoldoende duidelijk is. Met betrekking tot het Krio en het Pidgin Engels wordt vervolgens aangegeven dat het verschil tussen deze twee talen moeilijk aan te geven is en dat ook veel van de context afhangt.
In de contra-expertise wordt door de heer Arends ingegaan op de taalanalyse van 23 februari 2003. De heer Arends bestrijdt gemotiveerd de conclusie dat eiseres eenduidig afkomstig is uit Nigeria. Hij geeft in dat verband allereerst aan dat in het gesprek ten behoeve van de taalanalyse door de ambtenaar en de tolk een wantrouwende houding wordt aangenomen. De ambtenaar vraagt blijkens de heer Arends bijna tien keer of eiseres wel Krio spreekt. Ook de tolk geeft expliciet aan dat hij daarover twijfelt. Daarmee wordt geen situatie gecreëerd waarin eiseres toegang heeft tot haar normale, natuurlijke taalgebruik en het staat volgens de heer Arends een onbevooroordeelde analyse in de weg. Het afwisselen van Krio en Engels bevordert volgens de heer Arends evenmin het verkrijgen van natuurlijk taalmateriaal. Wat betreft landenkennis geeft ook de heer Arends aan dat eiseres uitgebreid vertelt over Sierra Leone, Freetown en haar leven in Sierra Leone. De heer Arends vermeldt voorts dat hij zich afvraagt hoe een analist afkomstig uit Nigeria de landenkennis van eiseres kan beoordelen evenals de vraag of zij Krio spreekt. Vervolgens weerlegt hij onder verwijzing naar de Krio English Dictionary een groot aantal van de punten waarop de analist zijn oordeel heeft gebaseerd dat eiseres Pidgin Engels spreekt.
2.14 Onder deze omstandigheden kon verweerder niet zonder nader onderzoek deze taalanalyse handhaven ter onderbouwing van zijn beslissing. Mede ook gezien de weerlegging die in de rapportage van de heer Arends is opgenomen over de kennis van eiseres over Sierra Leone en het feit dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op de rapportage van VWR op dit punt, heeft verweerder op basis van de door hem aan het besluit ten grondslag gelegde motivering in redelijkheid niet kunnen oordelen dat ongeloofwaardig is dat eiseres afkomstig is uit Sierra Leone. De enige grondslag die in dat verband resteert, is dat eiseres toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd en naar vaste jurisprudentie is dat onvoldoende om te oordelen dat het relaas ongeloofwaardig is.
2.15 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 4:7 Awb.
2.16 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
Ten aanzien van het beroep tegen het niet verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier onder beperking alleenstaande minderjarige vreemdeling (AWB 03/49144)
2.17 Ingevolge artikel 14, eerste lid, onder e, Vw is verweerder bevoegd ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen. In artikel 3.6, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is bepaald dat een dergelijke vergunning onder meer kan worden verleend onder een beperking verband houdend met ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
Op grond van artikel 3.56 Vb kan aan een a.m.v. een vergunning als bedoeld in artikel 14 Vw worden verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als a.m.v., indien:
‘a. zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw is afgewezen, ( … )
b. hij zich naar het oordeel van verweerder niet zelfstandig kan handhaven in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan en
c. voor hem naar het oordeel van verweerder, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang ontbreekt in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan.’
2.18 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier onder beperking a.m.v. in aanmerking komt, omdat zij het onderzoek naar adequate opvang heeft gefrustreerd. Uit de taalanalyse is immers gebleken dat eiseres niet afkomstig is uit Sierra Leone maar uit Nigeria. Er is in zijn algemeenheid geen aanleiding om aan de deskundigheid dan wel het oordeel van de taalanalist te twijfelen. De taalanalist is stellig in zijn overtuiging dat daar waar eiseres stelt Krio te spreken, zij Pidgin Engels spreekt, zodat het feit dat de taalanalist Pidgin Engels spreekt niet uitmaakt.
2.19 Eiseres stelt dat zij wel afkomstig is uit Sierra Leone. Zij heeft de juistheid van de taalanalyse weersproken. Zij heeft dit onderbouwd met het rapport van de VWR en later ook met de contra-expertise van de heer Arends. Voorts heeft verweerder het beleid onzorgvuldig toegepast. Het beleid van Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 1996/1 is van toepassing. Verweerder heeft dan ook ten onrechte niet binnen zes maanden beslist.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.20 De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat gegeven de in TBV 2001/33 opgenomen overgangsregeling het amv-beleid zoals dat gold vóór 4 januari 2001 op eiseres van toepassing blijft, nu haar asielaanvraag dateert van vóór 4 januari 2001. Dit beleid is opgenomen in B7/13 Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc oud) en de TBV’s 1996/1, 2000/6 en 2000/7.
2.21 Wat betreft de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat eiseres niet afkomstig is uit Sierra Leone verwijst de rechtbank naar hetgeen dienaangaande is overwogen ten aanzien van het beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Ook in dit geval is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid.
2.22 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. De overige grieven behoeven geen bespreking meer. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 4:7 en 7:12 Awb.
2.23 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 322,-- (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1, geen apart punt voor de zitting, in verband met gelijktijdige behandeling met het asielberoep). Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
2.24 Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 116,-- dient te vergoeden.
3.1 verklaart de beroepen gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van veertien weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van 27 maart 1999 en op het bezwaarschrift van 15 juli 2003 met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 966,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenvestigingsplaats Haarlem, moet voldoen;
3.5 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad € 116,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2004, in tegenwoordigheid van mr. C.J. ten Hoopen als griffier.
afschrift verzonden op: 23 september 2004
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.