3.3. Uit de door eiseres overgelegde rapporten van gouvernementele en non-gouvernementele organisaties die in 2003 en 2004 hebben gerapporteerd over de mensenrechtensituatie in Turkije kan echter ook worden opgemaakt dat Turkije zich, ondanks de hervormingen, nog steeds schuldig maakt aan in de het verleden vastgestelde schendingen van de mensenrechten. Uit die rapporten en brieven worden hierna enkele hier van belang zijnde passages weergegeven.
Het 2004 Regular Report on Turkey's Progress towards Accession van de Europese Commissie d.d. 6 oktober 2004 vermeldt onder meer dat de Turkse Mensenrechtenorganisatie in de eerste zes maanden van 2004 692 klachten ontving die betrekking hadden op marteling van mensen in detentie. De Commissie constateert in haar rapport voorts dat, ondanks de hervormingen, "numerous cases of ill-treatment including torture still continue to occur and further efforts will be required to eradicate such practices."
De CPT (European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) constateert in haar rapport van 18 juni 2004 dat ondanks een aanzienlijke daling in "heavy torture" nog steeds sprake is van flagrante schendingen bij procedures van ondervraging bij antiterreureenheden.
Het Ambtsbericht van Buitenlandse Zaken van 11 november 2003 vermeldt in dat verband dat personen die worden verdacht van lidmaatschap van de PKK/KADEK worden overgebracht naar de antiterreureenheid van de politie en dat bij die antiterreureenheid onderwerping van de verdachte aan foltering of mishandeling niet is uitgesloten. Voorts vermeldt het ambtsbericht dat vrouwen in voorarrest vaak te maken krijgen met seksuele intimidatie en soms zwaardere vormen van seksueel misbruik.
Het Country Report on Human Rights Practices 2003 on Turkey van het US State Department d.d. 25 februari 2004 rapporteert dat ondanks een verbod in de Grondwet "widespread reports of torture continued, particularly in the southeast." Daarbij wordt vermeld dat "leftists and Kurdish right activists were more likely than others to suffer torture".
Bij brief van 28 mei 2004 aan de Minister heeft de Special Rapporteur on torture bij de Verenigde Naties zijn bezorgdheid uitgesproken dat eiseres bij terugkeer het risico loopt te worden onderworpen aan marteling. Hij doet een dringend beroep op de Minister af te zien van uitlevering van eiseres, tenzij hij een betrouwbare en ondubbelzinnige garantie verkrijgt van de Turkse autoriteiten dat eiseres niet zal worden onderworpen aan marteling of enige andere vorm van slechte behandeling en voorts "that she will not be held incommunicado, that she will have immediate access to legal counsel, and that a system of independent, prompt and close monitoring and follow-up reporting be put in place so as to ensure that she will be treated with full respect for her human dignity".
Bij brieven van 1 juni 2004 en 17 september 2004 heeft Amnesty International de Minister erop gewezen dat het niet is uitgesloten dat eiseres bij terugkeer het slachtoffer wordt van een wrede, een onmenselijke dan wel vernederende behandeling of bestraffing dan wel marteling, nu door de Minister in navolging van het advies van de Hoge Raad niet om specifieke garanties is gevraagd. Voorts heeft zij onder de aandacht gebracht dat Turkije door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veelvuldig veroordeeld is vanwege het feit dat Turkije haar onderdanen geen eerlijk proces bood en dat er daarom door de Minister specifieke garanties gevraagd hadden moeten worden ten aanzien van onder meer de vrije toegang van advocaten en de tijdige beschikking over de voor de verdediging van belang zijnde stukken.
Bij brief van 24 mei 2004 aan de Minister heeft Human Rights Watch gemotiveerd uiteengezet dat er bij uitlevering van eiseres aan Turkije een reële kans is op marteling of slechte behandeling en dat er niet op kan worden vertrouwd dat eiseres een eerlijk proces zal krijgen.
Bij brief van 28 oktober 2004 aan de Minister heeft Human Rights Watch haar ernstige bezorgdheid uitgesproken over de beslissing van de Minister. Zij stelt onder meer dat de Turkse Staat geen controle heeft over degenen die zich daadwerkelijk schuldig maken aan folteren.
Bij brief van 3 juni 2004 aan de Minister heeft de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD bericht dat volgens haar rapport van 2003 marteling nog steeds plaatsvindt. Weliswaar is marteling bij de wet verboden, maar er zijn volgens de IHD geen adequate maatregelen genomen om deze jarenlange praktijken te voorkomen. Met betrekking tot het recht op een eerlijk proces meldt de IHD dat de staatsveiligheidsrechtbanken weliswaar zijn afgeschaft, maar dat de kwaliteit van de rechtbanken daarmee nog niet is veranderd.