ECLI:NL:RBSGR:2004:AR5730

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757611-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. van der Burg
  • M. Beudeker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens schending van het verschoningsrecht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij het Openbaar Ministerie werd aangeklaagd. De raadsman van de verdachte voerde een préliminair verweer en stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Dit standpunt was gebaseerd op de stelling dat het Openbaar Ministerie in strijd had gehandeld met artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit regels omtrent vernietiging van gegevens. De rechtbank overwoog dat er met geheimhouders getapte gesprekken ten onrechte gedurende een lange periode, ongeveer een jaar, deel uitmaakten van het procesdossier. De rechtbank kon niet vaststellen of deze gesprekken van invloed zijn geweest op het onderzoek, omdat ze niet meer deel uitmaakten van het dossier. Hierdoor was de rechtbank niet in staat om te toetsen in hoeverre deze gesprekken richtinggevend waren voor de vervolging van de verdachte. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vervolging. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter A. Quadekker en de rechters J. van der Burg en M. Beudeker. De griffier mr. Blommesteyn was ook aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VONNIS)
parketnummer 09/757611-03
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 15 november 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 november 2004.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr M. van Stratum, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie.
Ter terechtzitting heeft de raadsman een préliminair verweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie -kort en zakelijk- niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging. De raadsman voert kort en in de kern weergegeven aan dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd het met het gestelde in artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering en het gestelde in het Besluit regels omtrent vernietiging van gegevens. Door het Openbaar Ministerie zijn gesprekken tussen verdachte en geheimhouders opgenomen, uitgeluisterd, uitgewerkt en ongeveer 1 jaar bewaard. Naar het oordeel van de raadsman kan deze schending, gelet op de weloverwogen, verregaande en structurele inbreuk die het Openbaar Ministerie door deze handelwijze op het verschoningsrecht heeft gemaakt, geen andere consequentie hebben dan de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank overweegt als volgt:
Kennelijk hebben met geheimhouders getapte gesprekken ten onrechte zeer geruime tijd (ongeveer 1 jaar) deel uitgemaakt van het procesdossier. Wellicht bevinden zich thans nog één of meer van deze gesprekken in het dossier. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat dit doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen en rechten van verdachte heeft plaatsgevonden.
Niettemin is de rechtbank, nu bovengenoemde gesprekken en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2003 thans geen deel meer uitmaken of behoren uit te maken van het procesdossier, op grond van het wegvallen van deze stukken niet in staat te toetsen in hoeverre genoemde gesprekken richtinggevend zijn geweest voor het onderzoek. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van der Burg en Beudeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2004.
mr Beudeker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.