ECLI:NL:RBSGR:2004:AR7215

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/900853-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • A. Glass
  • W. Walgemoed
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van feiten en strafmaat in een strafzaak met betrekking tot bedreiging en vernieling

In deze strafzaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 15 augustus 2004 betrokken was bij een reeks strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een mes en het opzettelijk vernielen van de auto van het slachtoffer, de nieuwe vriend van zijn ex-partner. De feiten vonden plaats in Leidschendam, hoewel de telastlegging aanvankelijk 's-Gravenhage als pleegplaats vermeldde. De rechtbank heeft deze misslag gecorrigeerd en de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft erkend aanwezig te zijn geweest op de plaats van het delict en heeft de bedreigingen en vernielingen gepleegd uit frustratie over de nieuwe relatie van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van een psycholoog, dat aangaf dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, maar geen ziekelijke storing van zijn geestvermogens had. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 5.884,89. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringscontact en behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de staat van het schadebedrag, met vervangende hechtenis in geval van niet-betaling. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van enkele andere telastgelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900853-04
rolnummer 3
's-Gravenhage, 6 december 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
P.C.S., Unit 2,
te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 november 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr E. Manders, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Kattouw heeft gevorderd dat de verdachte terzake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair en subsidiair telastgelegde feiten wordt vrijgesproken en dat de verdachte van de hem bij dagvaarding onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en als bijzondere voorwaarden verplicht Reclasseringscontact en behandeling bij De Waag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 5.884,89, subsidiair 117 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 primair en subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten en kennelijke misslagen, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechtbank acht buiten twijfel dat de verdachte zich op 15 augustus 2004 heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals omschreven in de telastlegging onder 1 meer subsidiair, 2 en 3. Deze feiten hebben echter niet, zoals de telastlegging vermeldt, plaatsgevonden te
's-Gravenhage, maar te Leidschendam.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de pleegplaats sprake van een kennelijke misslag in de telastlegging. In het proces-verbaal van de politie wordt consequent de juiste pleegplaats (Leidschendam) vermeld. Bij de verdachte (en de verdediging) heeft bovendien geen onduidelijkheid bestaan over hetgeen de verdachte wordt verweten en met name ook niet waar de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter zitting steeds erkend op de plaats van het delict - in en nabij de woning in Leidschendam waar zijn (ex-)vriendin woonachtig is - aanwezig te zijn geweest (en erkend aldaar een deel van de telastgelegde feiten te hebben gepleegd). Van een mogelijke verwarring met een (soortgelijk) feitencomplex dat zich bij voorbeeld in 's-Gravenhage zou hebben voorgedaan is dan ook geen enkele sprake. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de telastlegging verbetert en bewezen acht dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd te Leidschendam.
De rechtbank overweegt nog dat ingeval van een vrijspraak vanwege de verkeerde pleegplaats het openbaar ministerie zeer waarschijnlijk hoger beroep zou instellen, wellicht uitsluitend met het doel de telastlegging te wijzigen, terwijl overigens noch het openbaar ministerie noch de verdediging behoefte heeft aan een nieuwe feitelijke behandeling.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat er bij zijn cliënt in alle zaken sprake was van psychische overmacht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt zich op het moment van het begaan van de feiten geestelijk in een zodanige toestand bevond dat hij niet anders kon handelen dan hij deed.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De raadsman heeft zijn stelling in het geheel niet onderbouwd. Ambtshalve heeft de rechtbank in het dossier en het verhandelde ter zitting geen enkele aanwijzing gevonden dat sprake is geweest van een psychische dwang waartegen weerstand redelijkerwijs niet van de verdachte kon worden gevergd.
De verdachte is deswege strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer, de nieuwe vriend van zijn ex-partner, met messen bedreigd en daarbij gedreigd hem te zullen doodsteken. Ook heeft de verdachte de auto van het slachtoffer grovelijk vernield.
De verdachte kon het niet verkroppen dat zijn ex-partner een nieuwe vriend had. Toen hij bij de woning van zijn ex-partner de auto van die nieuwe vriend aantrof, heeft de verdachte zich uitgeleefd op die auto. Toen aangever met zijn vriendin van dit feit aangifte waren gaan doen, is de verdachte de woning binnengegaan en heeft daar de terugkomst van aangevers afgewacht. Bij hun terugkeer is de verdachte, met in iedere hand een naar voren gericht mes, op het slachtoffer afgelopen. Het slachtoffer heeft, door de verdachte bij zijn pols te pakken, hem weten af te weren.
Bedreigingen met een mes veroorzaken angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers van dergelijke delicten, temeer indien deze plaatsvinden in een vertrouwde omgeving, zoals in de woning van de partner, terwijl er bovendien minderjarige kinderen in de woning aanwezig zijn. Het kan niet getolereerd worden dat op een situatie waarin de verdachte zich bevond, wordt gereageerd zoals hij heeft gedaan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij de auto van het slachtoffer zwaar vernield heeft. Het gaat niet aan, uit frustratie, zich te vergrijpen aan andermans eigendom.
Omtrent de persoon van de verdachte is op 8 november 2004 een rapport uitgebracht door drs. M. Holwerda, psycholoog te Leiden. Volgens deze deskundige bestond er ten tijde van het plegen van de telastgelegde feiten bij de verdachte geen ziekelijke storing van zijn geestvermogens; wel van enige gebrekkige ontwikkeling daarvan, alsmede van een gestoorde agressieregulatie. Betrokkene moet volgens de deskundige als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De deskundige acht het verstandig om de verdachte in verband met het recidivegevaar en de verstoorde agressieregulatie te verplichten zich in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een gedeeltelijk voorwaardelijke straf ambulant onder behandeling te stellen bij De Waag, dit bij voorkeur onder toezicht van de Reclassering.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de afdeling Reclassering van het Leger des Heils, Unit Den Haag, betreffende de verdachte, gedateerd 16 november 2004, waarin eveneens wordt geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde verplicht Reclasseringscontact en eventuele behandeling bij De Waag.
De rechtbank laat in het voordeel van de verdachte meewegen dat hij, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 17 augustus 2004, in het verleden - afgezien van een verkeersdelict - niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande, waaronder de omtrent de verdachte uitgebrachte rapporten, acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om, zoals ook geadviseerd, aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als een dergelijke aanwijzing zou inhouden dat hij zich voor zijn problematiek laat behandelen bij "De Waag" in Den Haag. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard hulp en begeleiding te aanvaarden.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding groot ? 5.884,89.
Deze vordering is door de verdediging niet inhoudelijk weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 de aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 5.884,89 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 (VIJF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien een dergelijk voorschrift inhoudt dat de veroordeelde zich onder behandeling stelt bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 15 augustus 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 18 augustus 2004;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt
de verdachte:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende [adres], een bedrag van ? 5.884,89, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 5.884,89 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 117 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Glass en Walgemoed, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2004.