ECLI:NL:RBSGR:2004:AR7456
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.D. Veenendaal
- Rechtspraak.nl
Vernietiging erkenning vaderschap door de vrouw op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden
In deze zaak heeft de vrouw verzocht om de erkenning van haar kind door de man te vernietigen, omdat zij stelt dat de man niet de biologische vader is en dat zij door dwaling en misbruik van omstandigheden tot de erkenning is gekomen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij pas na de erkenning, op 2 juni 2002, zich bewust werd van de dwaling en dat de man misbruik heeft gemaakt van haar labiele toestand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man het kind op 2 november 2001 heeft erkend, met toestemming van de vrouw, en dat zij op dat moment meerderjarig was. De vrouw heeft haar verzoek onderbouwd met een verklaring van de man, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de vrouw daadwerkelijk heeft gedwaald in de persoon van de man. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af, omdat zij op het moment van erkenning weloverwogen toestemming heeft gegeven en er geen sprake was van misbruik van omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de vrouw, ondanks haar latere twijfels over de man, op dat moment gelukkig was met de situatie en de man als juridische vader van haar kind wilde. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van het kind, waarbij de juridische erkenning van de man als vader ook betekenis heeft voor zaken als onderhoudsplicht en erfrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 januari 2004, waarbij de vrouw, de man en de bijzonder curator aanwezig waren. De rechtbank heeft de beschikking op 9 februari 2004 uitgesproken.