ECLI:NL:RBSGR:2004:AR8819

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 04/1155
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van de Staat jegens Poolse werknemers in Nederland

In deze zaak vorderen twaalf eisers, allen van Poolse nationaliteit, een voorlopige voorziening tegen de Staat der Nederlanden. Zij stellen dat de Staat onrechtmatig handelt door hen te beletten om in Nederland hun werkzaamheden te verrichten, wat volgens hen in strijd is met artikel 49 van het EG-verdrag. De eisers beweren dat zij in dienst zijn van de Poolse vennootschap Safir, die hen in Nederland tewerkstelt. De Staat betwist echter dat er sprake is van dienstverlening en stelt dat de eisers geen tewerkstellingsvergunning hebben aangevraagd, wat volgens de wet vereist is voor Poolse werknemers, gezien het overgangsregime dat geldt na de toetreding van Polen tot de EU.

De voorzieningenrechter overweegt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij daadwerkelijk in dienst zijn van Safir en dat er sprake is van een schending van het EG-recht. De rechter wijst erop dat de eisers geen documenten hebben overgelegd die hun stellingen ondersteunen, zoals een arbeidsovereenkomst of bewijs van tewerkstelling in Polen. De rechter concludeert dat de vorderingen van de eisers niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat zij niet hebben aangetoond dat de Staat onrechtmatig handelt door het eisen van een tewerkstellingsvergunning.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de kosten van het geding, die zijn vastgesteld op € 1.057,--. Dit vonnis is uitgesproken op 21 december 2004 door mr. H.F.M. Hofhuis in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 21 december 2004,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/1155 van:
[eisers 1 tot en met 12],
allen wonende te Polen,
eisers,
procureur mr. E.J. van der Wilk,
advocaat mr. P.J.M. Boomaars te Breda,
tegen:
de Staat der Nederlanden
(Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A.W. van Leeuwen,
advocaten mr. A.W. van Leeuwen en B.J. Drijber.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "[eisers]" respectievelijk "de Staat".
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 10 december 2004 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eisers] hebben allen de Poolse nationaliteit.
1.2. Op 13 september 2004 heeft de arbeidsinspectie onder leiding van het Interventieteam Illegaliteit 2004 een controle uitgevoerd op een landbouwperceel te Reusel (Brabant) in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav). Daarbij zijn -onder meer- [eisers] werkend aangetroffen. Bij deze controle zijn de paspoorten van [eisers] tijdelijk ingenomen en hebben [eisers] vragenlijsten moeten invullen.
1.3. [eisers] stellen hun werkzaamheden te verrichten voor een Poolse vennootschap.
1.4. Er zijn geen tewerkstellingsvergunningen aangevraagd of afgegeven ten behoeve van [eisers]
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
[eisers] vorderen de Staat te verbieden om op enigerlei wijze hen te verhinderen of te belemmeren of het hun onmogelijk te maken of te bemoeilijken om de hun door hun werkgever, de dienstverlener ex artikel 49 EG, opgedragen werkzaamheden in Nederland te verrichten of te blijven verrichten, op straffe van een dwangsom. Voorts vorderen [eisers] de Staat te bevelen om alle feitelijke handelingen waardoor het hun wordt verhinderd en/of wordt belemmerd dan wel wordt bemoeilijkt om de door hun werkgever, de dienstverlener ex artikel 49 EG, aan hen opgedragen werkzaamheden in Nederland te (blijven) verrichten, te staken, eveneens op straffe van een dwangsom.
Daartoe voeren [eisers] het volgende aan.
[eisers] zijn EU-burger en in vaste dienst van de Poolse vennootschap Safir. Safir verricht in opdracht van derden diensten in Nederland. Er is sprake van dienstverlening. Een buitenlandse dienstverlener mag zijn eigen werknemers meenemen en een lidstaat mag daartegen geen belemmeringen opwerpen. Een tewerkstellingsvergunning of een verblijfsvergunning mag derhalve niet geëist worden. Dat is in strijd met het Europese recht, met name artikel 49 EG-verdrag. Door het eisen van een tewerkstellingsvergunning en door het voortdurend uitvoeren van WAV-controles, waardoor het [eisers] feitelijk onmogelijk wordt gemaakt om in Nederland een dienst te verrichten, handelt de Staat onrechtmatig jegens [eisers]
De Staat voert gemotiveerd verweer als volgt.
Primair stelt de Staat zich op het standpunt dat hier geen sprake is van dienstverlening. Subsidiair, voorzover wel sprake zou zijn van dienstverlening, omvat die dienstverlening slechts het ter beschikking stellen van werknemers. In gevallen waarin de dienstverlening juist ten doel heeft werknemers toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt van een lidstaat, kan worden vastgehouden aan het tewerkstellingsvergunningvereiste, inclusief de arbeidsmarkttoets. Aangezien het hier Poolse werknemers betreft en ten aanzien van Polen nog geen vrij verkeer van werknemers geldt, dient over een tewerkstellingsvergunning te worden beschikt. Meer subsidiair heeft de Staat betoogd dat, voorzover sprake is van "echte" dienstverlening, een aangepaste tewerkstellingvergunningsprocedure geldt, zonder arbeidsmarkttoets, die niet als ontoelaatbare beperking in de zin van het EG-recht kan worden aangemerkt.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. [eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de Staat jegens hen onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - gegeven.
3.2. Uit de stellingen van [eisers] blijkt van een voldoende belang bij hun vorderingen. Hoewel de WAV zich primair richt op de werkgever, hebben [eisers], naar zij stellen, hinder ondervonden van de WAV-controles. [eisers] hebben in dat verband erop gewezen dat hun paspoorten tijdelijk zijn ingenomen en het werk lange tijd is onderbroken.
3.3. Vast staat dat Polen één van de zogenaamde MOE-landen (Midden- en Oost-Europa) is. Ten aanzien van deze landen geldt een overgangsregime. Ingevolge het Toetredingsverdrag met Polen is er nog geen vrij verkeer van werknemers. Wel geldt een vrij verkeer van diensten in de zin van het EG-recht.
3.4. Ter beoordeling staat allereerst de vraag of in deze zaak sprake is van dienstverlening in de zin van artikel 49 EG. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.
[eisers] hebben gesteld dat Safir een Poolse vennootschap is, aldaar gevestigd, en dat zij in vaste dienst zijn bij Safir. Zij zijn door Safir in Nederland tewerkgesteld om bij derden, relaties van Safir, coniferen te rooien en te steken. Op andere momenten werken zij elders voor Safir, aldus [eisers]
De Staat heeft vraagtekens gezet bij de herkomst van Safir. Voorts betwist de Staat dat sprake is van een dienstbetrekking van [eisers] met Safir. Hij wijst erop dat [eisers] in de door hen ingevulde vragenlijsten verklaren dat zij pas vanaf het moment waarop zij in Nederland werken, werkzaam zijn voor Safir. Voorts is het opvallend dat het merendeel van hen niet op de hoogte is van de hoogte van hun loon en hun werktijden, aldus de Staat.
3.5. [eisers] hebben in het geheel geen stukken overgelegd, bijvoorbeeld (een equivalent van) een uittreksel van de Kamer van Koophandel of statuten, noch enige andere informatie verstrekt waaruit kan worden opgemaakt wat de plaats van vestiging van Safir is, wat dit voor vennootschap is of wat het doel van deze vennootschap is. Evenmin hebben [eisers] enig stuk overgelegd waaruit het bestaan van een arbeidsovereenkomst (in Polen) kan worden afgeleid, bijvoorbeeld een loonadministratie of arbeidscontracten. Uit de door een aantal van [eisers] op 13 september 2004 afgelegde verklaringen blijkt niet dat [eisers] in Polen voor Safir werkzaam zijn geweest of daar in dienst waren. Ook de ter zitting afgelegde verklaringen van de heer Van Kampen, die kennelijk enigerlei bemiddelende rol heeft vervuld bij de werkzaamheden van [eisers] in Nederland, geven geen uitsluitsel op dit punt. Ook overigens ontbreken aanwijzingen voor de juistheid van de feiten die [eisers] dienaangaande ten grondslag hebben gelegd aan hun vordering.
3.6. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de Staat hebben [eisers] aldus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij inderdaad in dienst zijn van een Poolse dienstenverrichter in de zin van artikel 49 EG. Reeds daarom kan vooralsnog niet worden gesteld dat sprake is van een schending van EG-recht door de eis van een tewerkstellingsvergunning en het uitvoeren van WAV-controles die, strikt genomen, tegen werkgevers (behoren te) zijn gericht.
De vorderingen van [eisers] komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
3.7. [eisers] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.057,--, waarvan € 816,-- aan procureurssalaris en € 241,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.