ECLI:NL:RBSGR:2004:AS2390
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de bestreden beschikking inzake asielaanvraag en indirect refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2004 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, A, van Turkse nationaliteit. Eiser had op 7 oktober 2003 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij beschikking van 30 juni 2004 was afgewezen. De IND stelde dat Griekenland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de IND in de bestreden beschikking niet adequaat had gereageerd op zijn zienswijze, waarin hij verwees naar rapporten van Amnesty International en The World Organisation Against Torture.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND in de bestreden beschikking niet is ingegaan op de door eiser aangevoerde risico's van indirect refoulement. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de IND onvoldoende was en dat de bestreden beschikking in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat een deugdelijke motivering vereist. Hierdoor kwam de beschikking voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en droeg de IND op om een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 322,- werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de bestuursrechter en de noodzaak om alle relevante informatie, zoals rapporten van mensenrechtenorganisaties, in de besluitvorming te betrekken. Dit is cruciaal voor de bescherming van de rechten van asielzoekers en de naleving van internationale verplichtingen.