RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
hw
rolnr. 367125 / 03-17150
28 december 2004
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Incasso BV,
rolgemachtigde: dw E. van Mastrigt,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
schriftelijk procederend in persoon.
1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van alle gedingstukken met producties in het griffiedossier. Hij zal de partijen hierna aanduiden als "Dexia" en "[gedaagde]". Het vonnis is geruime tijd aangehouden in afwachting van te ontwikkelen landelijke of plaatselijke rechtseenheid - voor zover althans mogelijk - in de grote hoeveelheid Dexia-zaken, die ook deze rechtbank heeft overspoeld. Vonnis is uiteindelijk bepaald op heden.
2. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere NV, op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease BV. Beide rechtsvoorgangers worden hierna aangeduid als "Legio"; Dexia is in alle rechten en verplichtingen van Legio getreden.
3. [gedaagde] heeft op of omstreeks 4 juni 1999 met Legio onder contractnummer 74203503 een overeenkomst van aandelenlease gesloten met de productnaam "WinstVerDriedubbelaar". Deze overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden waarbij [gedaagde] van Legio het door Legio in drie jaarlijkse tranches te kopen en in de overeenkomst tevoren bepaalde pakket aandelen of effecten least voor een totale leasesom van € 9.418,-, bestaande uit het aankoopbedrag van € 7.784,64 en € 1.633,36 aan rente. Volgens de overeenkomst moest [gedaagde] voormelde leasesom voldoen in 36 maandelijkse termijnen van elk € 45,37 (de totale rente), voorts € 45,38 omstreeks de 35e maand en tenslotte € 7.739,26 aan het einde van de overeenkomst (het totale aankoopbedrag), in beginsel door Legio te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen.
4. Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [gedaagde] via automatische incasso kennelijk (er is sprake van één inhaalincasso) 35 maandtermijnen van in totaal € 1.587,95 betaald, de zogenaamde inleg. Dexia heeft aan het einde van de looptijd het aandelenpakket verkocht en een eindafrekening per 4 juni 2002 opgesteld, volgens welke [gedaagde] een negatief saldo van € 833,77 met 0,96% contractuele rente per maand aan Dexia zou dienen te betalen, de zogenaamde restschuld. Ondanks herhaalde sommaties heeft [gedaagde] deze restschuld onbetaald gelaten.
5. Bij inleidende dagvaarding van 6 oktober 2003 heeft Dexia betaling gevorderd door [gedaagde] van voormelde restschuld van € 833,77, vermeerderd met € 59,80 aan verstreken vertragingsrente en € 161,84 aan incassokosten, in totaal derhalve € 1.055,41 met verdere contractuele rente en proceskosten.
6. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig bij de beoordeling aan de orde komt.
7. Voor de onderbouwing van de vorderingen en de nadere standpunten van partijen verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de wederzijdse gedingstukken met producties.
8. [gedaagde] heeft (in zijn eigen, niet juridisch geschoolde taalgebruik) kennelijk mede bedoeld aan te voeren dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden. De kantonrechter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 1998 nr. 192, NJ 1999 nr. 285, RvdW 2003 nr. 123) banken zoals Dexia gelet op hun maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht hebben jegens ondermeer hun (potentiële) cliënten zoals [gedaagde]. Weliswaar zagen deze arresten niet op constructies van aandelenlease, maar gelet op de aan de onderhavige overeenkomst verbonden en gebleken grote risico's bestaat er geen aanleiding in dit soort gevallen anders te oordelen. Overeenkomstig de gepubliceerde uitspraken van de rechtbank Amsterdam en de klachtencommissie DSI (NJF 2004, nrs. 410 en 446), is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van de onderhavige overeenkomst van aandelenlease met name gehouden was aan art. 28 van de toepasselijke versie van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) waarin voormelde bijzondere zorgplicht van banken nader is gecodificeerd.
9. Gesteld noch gebleken is dat Dexia zich in dit geval in enig opzicht van haar hiervoor bedoelde bijzondere zorgplicht heeft gekweten, en daarom slaagt het verweer in zoverre. Over de eigen financiële omstandigheden en beleggingservaring stelt [gedaagde] welbeschouwd niets. Onder die omstandigheden moet de kantonrechter het ervoor houden, dat [gedaagde] het risico van de overeenkomst van in het slechtste geval € 9.418,- in beginsel wel kon dragen, maar dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat hij dit risico daadwerkelijk liep. Hoe onverwacht dit risico van een restschuld zich kan verwezenlijken wordt geïllustreerd door de door Dexia aan [gedaagde] 6 weken voor de einddatum toegezonden pro forma eindafrekening, volgens welke er toen nog - afgezien van de betaalde termijnen - een positief saldo van € 243,- was, terwijl er bij de eindafrekening 6 weken later al een negatief saldo van € 833,77 was ontstaan.
10. Uit niets blijkt dat Dexia zich in de financiële omstandigheden, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van [gedaagde] heeft verdiept toen zij de overeenkomst van aandelenlease met [gedaagde] afsloot. Ook heeft Dexia niet ingegrepen of gewaarschuwd toen de aandelenkoersen zodanig daalden dat er een negatief saldo dreigde te ontstaan. Door deze nalatigheden is Dexia tekortgeschoten in haar bovenbedoelde bijzondere zorgplicht die haar jegens [gedaagde] betaamt. Uit dien hoofde is Dexia aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [gedaagde] ondervonden nadeel.
11. Daarbij moet echter mede in aanmerking worden genomen dat ook [gedaagde] een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn onbezonnen keuze tot deelname aan deze riskante overeenkomst van aandelenlease. Kennelijk uit winstbejag heeft [gedaagde] immers in het risico van een negatieve afloop blijkbaar geen aanleiding gezien om van de transactie af te zien of tenminste nadere inlichtingen in te winnen over de risico's. Beide partijen hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Dexia als professionele partij en als bank, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht, weegt naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel aanmerkelijk zwaarder dan die van [gedaagde] als consument.
12. Daarom verdeelt de kantonrechter gelet op alle omstandigheden van het geval en naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid het totale nadeel aldus, dat het voor rekening van [gedaagde] komende gedeelte van dat nadeel zal worden beperkt tot de in feite door hem betaalde maandtermijnen (zijn inleg, die hij kennelijk bereid was op het spel te zetten), en dat het nadeel voor het overige (de restschuld) voor risico en rekening van Dexia zal moeten blijven.
13. De overige stellingen en weren van partijen kunnen na het voorgaande onbesproken blijven. Als de in het ongelijk gestelde partij moet Dexia worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], tot heden begroot op nihil nu [gedaagde] in persoon en dus zonder gemachtigde procedeert (artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
- wijst de vorderingen van Dexia af;
- veroordeelt Dexia in de proceskosten van [gedaagde], tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr H. Wien en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2004 in het bijzijn van de griffier.