ECLI:NL:RBSGR:2005:AS3133
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Geerars
- A. Steeghs
- J. Glass
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in verkeerszaak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 januari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Het primair tenlastegelegde feit betrof een overtreding van artikel 6, dat zich richt tot 'een ieder die aan het verkeer deelneemt'. De rechtbank oordeelde dat de aard van de activiteit van de verdachte bepalend is voor de vraag of hij als verkeersdeelnemer kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op het moment van het incident geen directe betrokkenheid bij het verkeer had, aangezien hij reparatiewerkzaamheden aan een geparkeerde auto uitvoerde en deze auto al enkele dagen op dezelfde plek stond geparkeerd.
In het subsidiair tenlastegelegde feit werd de verdachte verweten dat hij bij het openen van het portier niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen, wat leidde tot een aanrijding met een fietser. De rechtbank erkende dat het slachtoffer met haar fiets in botsing was gekomen met het portier van de auto, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het portier op een onvoorzichtige manier had geopend. De verklaring van de verdachte en de getuige gaven geen duidelijkheid over de omstandigheden van het openen van het portier.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte van alle beschuldigingen werd vrijgesproken. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De rechtbank besloot dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.