ECLI:NL:RBSGR:2005:AS4819
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van eiser aan Duitse autoriteiten wegens drugsmisdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 februari 2005 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, die verdacht wordt van drugsmisdrijven in Duitsland, de uitlevering aan de Duitse autoriteiten wilde tegenhouden. Eiser vorderde primair dat de uitlevering werd verboden en subsidiair dat hij in Nederland zou worden vervolgd. De Duitse autoriteiten hadden op 25 februari 2003 om uitlevering verzocht, en de rechtbank Almelo had eerder de uitlevering toelaatbaar verklaard. Eiser had cassatie ingesteld tegen deze beslissing, maar dit beroep was verworpen. De Minister van Justitie had op 1 november 2004 de uitlevering toegestaan, wat eiser als onrechtmatig aanvoerde, onder verwijzing naar zijn slechte gezondheidstoestand en de hardheidsclausule in de Uitleveringswet.
De rechtbank oordeelde dat de Duitse autoriteiten hadden toegezegd dat eiser in Duitsland de benodigde medische zorg zou krijgen, en dat er geen reden was om aan te nemen dat deze toezegging niet nagekomen zou worden. De rechtbank concludeerde dat de uitlevering niet van bijzondere hardheid was, en dat de mogelijkheid om eiser in Nederland te vervolgen niet relevant was, gezien de ernst van de verdenking en het feit dat de Duitse rechtsorde primair betrokken was. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.057,-- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. R.J. Paris in aanwezigheid van de griffier.