RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/017130-03; 09/028734-03 (tul)
rolnummers 0001; 0002
's-Gravenhage, 4 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 april 2004 en 18 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr M.P. Smit, advocaat te Almelo, is ter terechtzitting van 29 april 2004 verschenen en gehoord. Ter terechtzitting van 18 februari 2005 zijn noch verdachte noch haar raadsman verschenen.
Er hebben zich 12 benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie, mr Baggerman, heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 onder E, F, J en L telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het haar bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A t/m D, G, H, I en K, 2 onder A, B en C en 3 onder A en B telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van:
* € 426,54 ten behoeve van [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 20,- ten behoeve van [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 450,78 ten behoeve van [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 99,55 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 4] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 16,70 ten behoeve van [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 60,04 ten behoeve van [benadeelde partij 6], gevestigd te [vestigingsplaats], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 616,- ten behoeve van de heer [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 860,37 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 600,- ten behoeve van de heer [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij:
* de heer [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats], voor het totale bedrag van € 5.804,79;
en tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partij:
* [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het overige tot € 1.000,54;
* [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het overige tot € 129,64;
* de heer [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats], voor het overige tot € 1.512,87;
* de heer [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats], voor het overige tot € 700,-;
* [benadeelde partij 11], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het bedrag van € 344,73;
* de heer [benadeelde partij 12] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats], voor het bedrag van € 16,19.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003 is veroordeeld, te weten 1 week gevangenisstraf.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A1, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder J en L is telastgelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter zitting van 29 april 2004 aangevoerd dat ten aanzien van de aan haar telastgelegde feiten het opzet ontbreekt, nu het nooit de bedoeling is geweest niet te betalen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het vereiste oogmerk of opzet op die feiten heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft met haar medeverdachte gedurende een periode van ruim 8 maanden stelselmatig dagelijkse levensbehoeften, zoals voedsel, brandstof en onderdak, genoten zonder enige rekening hiervoor te voldoen. Evenmin hebben verdachte of haar medeverdachte zich gedragen overeenkomstig iemand die daadwerkelijk voornemens is te betalen. Zo hebben zij de verschillende schuldeisers niet op de hoogte gesteld van hun veelvuldige adreswijzigingen of anderszins contact opgenomen teneinde voldoening van de rekeningen mogelijk te maken. Evenmin is gebleken dat zij enige administratie over openstaande rekeningen hebben bijgehouden. Voorts hebben verdachte en haar medeverdachte gedurende de gehele periode geen bron van inkomsten gehad, anders dan mogelijk de gestelde sporadische leningen van kennissen en familie. De rechtbank acht het oogmerk van geen volledige betaling respectievelijk wederrechtelijke bevoordeling respectievelijk opzet op wederrechtelijk toeëigening bewezen, nu in het licht van al deze omstandigheden volstrekt onaannemelijk is dat verdachte zoals gesteld daadwerkelijk de intentie had te betalen. Dat verdachte of haar medeverdachte bij het aangaan van transacties hun namen en/of adres van dat moment achterlieten doet aan deze conclusie niet af, nu dit evenzogoed een middel kan zijn de ander tot instemmen met de gang van zaken te bewegen en zodoende het goed te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 1 onder E en F
De rechtbank acht ten aanzien van deze feiten medeplegen door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Hieraan doet niet af dat het de medeverdachte alleen is geweest die feitelijk brandstof heeft getankt dan wel de kant en klaar maaltijd heeft afgehaald. Tot dit oordeel dient dat dit handelen van de medeverdachte geheel in lijn is met de stelselmatige handelwijze van verdachte en haar medeverdachte ten aanzien van dergelijke aanschaffen. Voorts is de brandstof getankt voor de auto die door verdachte en haar medeverdachte gezamenlijk werd gebruikt en hebben verdachte en haar medeverdachte gezamenlijk de kant en klaar maaltijd opgegeten. Verder heeft de medeverdachte verdachte van zijn handelen ook volledig op de hoogte gebracht blijkens de eigen verklaring van verdachte. Dit alles brengt de rechtbank tot de slotsom dat het gegeven dat de feitelijk handeling van tanken dan wel het afhalen van de maaltijd is verricht door de medeverdachte zonder dat verdachte daarbij aanwezig was louter op toeval berust, maar dat zijn handelen zozeer deel uit heeft gemaakt van de bewuste en nauwe samenwerking waarin verdachte en haar medeverdachte handelden, dat verdachte moet worden aangemerkt als mededader op dit punt.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A t/m I en K, 2 onder A, B en C en 3 onder A en B telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Ten aanzien van het aan verdachte onder 1 telastgelegde feit overweegt de rechtbank het volgende.
Als pleegperiode is in de telastlegging in de tweede en derde regel de periode van 12 maart 2003 tot en met 30 augustus 2003 opgenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat het verdachte, in verband met de inhoud van het aan verdachte onder 1 onder K telastgelegde feit en de inhoud van het politiedossier, aanstonds duidelijk moet zijn geweest, zoals de rechtbank ook bevestigd ziet in haar verklaring ter terechtzitting van 29 april 2004, dat 30 augustus 2003 een kennelijke verschrijving is en dat daarvoor in plaats moet worden gelezen: 29 november 2003.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte op ruime schaal schuldig gemaakt aan vermogenscriminaliteit, met name aan oplichting, verduistering en flessentrekkerij.
Verdachte heeft gedurende een periode van vele maanden in haar levensonderhoud voorzien door een groot aantal mensen financieel te duperen. Verdachte heeft op grote voet geleefd van het geld dat anderen soms moeizaam hebben vergaard. Daarbij gaat het om een -in totaal -aanzienlijk benadelingsbedrag.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte acht geslagen op het Uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van 29 november 2003. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichting en flessentrekkerij. Ten aanzien van deze veroordeling is in de onderhavige zaak door de officier van justitie ook de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de destijds opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, unit Zutphen, van 12 augustus 2004. Hierin concludeert de reclassering dat zij geen passend hulpaanbod voor verdachte heeft. Zij adviseert dat mogelijk de kans op recidive kan worden verminderd door een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De rechtbank zal dit advies, zij het met aarzeling, gezien de recidive volgen.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank het passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen teneinde verdachte toch nog weer een kans te geven zich in de toekomst te onthouden van nieuwe strafbare feiten. Tevens zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen.
Vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 26 april 2004 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijke feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
- [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.001,54;
- [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 129,64;
- [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450,78;
- [benadeelde partij 11], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 344,73;
- de heer [benadeelde partij 12] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 16,19;
- [benadeelde partij 4] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 99,55;
- [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 16,70;
- [benadeelde partij 6], gevestigd te [vestigingsplaats] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 60,04;
- de heer [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.804,79;
- de heer [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 616,-;
- de heer [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.512,87;
- de heer [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 700,-;
De vorderingen van [benadeelde partij 1] respectievelijk [benadeelde partij 2], voorzover deze geen betrekking hebben op de niet betaalde overnachtingen (inclusief toeristen belasting en huisdierentoeslag) en de in rekening gebrachte BTW, zijn door de verdediging niet weersproken, en zijn door de bij het betreffende Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd. Deze vorderingen zijn in zoverre eenvoudig van aard en vinden rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze benadeelde partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun respectievelijke vorderingen en zal deze vorderingen deels toewijzen en wel tot een bedrag van € 378,84 respectievelijk € 57,96.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien dit deel geen schade behelst die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
De vorderingen van [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 12], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 7], zijn door de verdediging niet weersproken, en zijn door de bij het betreffende Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl deze vorderingen, die eenvoudig van aard zijn, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag vinden in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal deze vorderingen toewijzen met uitzondering van de gevorderde BTW, ten aanzien waarvan zij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank ervan uitgaat dat dit verrekend wordt en derhalve geen schade is.
De vorderingen van [benadeelde partij 11] respectievelijk [benadeelde partij 6], voorzover deze geen betrekking heeft op de gevorderde BTW, zijn door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl deze vorderingen, die eenvoudig van aard zijn, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag vinden in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal deze vorderingen toewijzen tot een bedrag van € 310,89 respectievelijk € 50,45.
Ten aanzien van de gevorderde BTW zal de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet als schade kan worden aangemerkt voor deze benadeelde partijen.
De rechtbank zal [benadeelde partij 5] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit formulier niet is ondertekend en overigens ook niet door bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden is gestaafd.
De rechtbank zal [benadeelde partij 10] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien gebleken is dat hij reeds een executoriale titel ten aanzien van deze vordering heeft verkregen, zijnde een vonnis van de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Groenlo, d.d. 22 december 2003, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De vordering van [benadeelde partij 8], voorzover deze betrekking heeft op de huur van de auto en de gereden kilometers exclusief BTW, is door de verdediging niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 723,-.
Voor het overige bedrag zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien van de annuleringskosten en de BTW niet is komen vast te staan dat dit schade is welke rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
De vordering van [benadeelde partij 9], voorzover deze betrekking heeft op de waarde van de Citroën, is door de verdediging niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 400,-.
De rechtbank zal deze benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
Het hiervoor overwogene brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Aangezien verdachte als medepleger wordt aangemerkt, zal de rechtbank haar hoofdelijk veroordelen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens hierboven genoemde benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
- € 378,84, subsidiair 7 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 57,96, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 410,89, subsidiair 8 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 310,89, subsidiair 6 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 11], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 16,19, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 12] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats];
- € 99,55, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats];
- € 50,45, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 6], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 616,-, subsidiair 12 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats];
- € 723,-, subsidiair 14 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats];
- € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 321, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder 1 telastgelegde feit, voorzover de onderdelen J en L betreffend, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A t/m I en K, 2 onder A, B en C en 3 onder A en B telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
Ten aanzien van feit 2 onder A, B en C:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3 onder A en B:
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 23 september 2003,
in vrijheid gesteld op: 25 september 2003;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 DAGEN;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003, gewezen onder parketnummer 09/028734-03, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 week;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 378,84, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 57,96, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 410,89, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 11], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 310,89, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 12] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats] een bedrag van € 16,19, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 4] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats] een bedrag van € 99,55, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 6], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 50,45, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 616,-, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 723,-, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 400,-, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar medeverdachte aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 11], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze dit deel van de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 10] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
- € 378,84 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen hechtenis;
- € 57,96 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 410,89 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen hechtenis;
- € 310,89 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 11], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen hechtenis;
- € 16,19 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 12] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 99,55 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 50,45 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 6], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 616,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen hechtenis;
- € 723,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 8], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen hechtenis;
- € 400,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen hechtenis;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening door verdachte dan wel haar mededader van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat door verdachte dan wel haar mededader de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Van der Veen en Hartmann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Candido, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2005.
Mr Hartmann is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.