ECLI:NL:RBSGR:2005:AT2723

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 04/1453
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een persoonlijk begeleider tot de Herman Broerenschool en afspraken over het plan van aanpak voor een leerling met een ernstige verstandelijke handicap

In deze zaak vorderden de eisers, ouders van een leerling met een ernstige verstandelijke handicap, dat de Stichting de persoonlijk begeleider van hun kind zou toelaten tot de Herman Broerenschool en hen in de gelegenheid zou stellen om de persoonlijke begeleiding te hervatten. Tevens vroegen zij om afspraken te maken over het 'plan van aanpak/handelingsplan' voor het schooljaar 2004-2005. De Stichting had eerder geweigerd de persoonlijk begeleider toe te laten, met het argument dat de leerling niet geschikt was voor het ZMLK-onderwijs dat de school biedt. De rechtbank oordeelde dat de Stichting binnen acht dagen na betekening van het vonnis de persoonlijk begeleider moest toelaten en afspraken moest maken over het plan van aanpak. De rechtbank stelde vast dat de indicatie voor ZMLK-onderwijs, afgegeven door de Commissie voor de Indicatiestelling (CVI), geldig was tot 1 augustus 2006 en dat de Stichting als belanghebbende bezwaar had kunnen maken tegen deze indicatie, wat niet was gebeurd. Hierdoor was de indicatie onherroepelijk geworden en moest het ZMLK-onderwijs als geschikt worden beschouwd voor de leerling. De Stichting werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van EUR 250,- per dag bij niet-naleving van de veroordeling, tot een maximum van EUR 25.000,-. In reconventie werd de vordering van de Stichting afgewezen, en werd de Stichting veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 3 maart 2005,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/1453 van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. H.C. Grootveld,
advocaat mr. M.C. van Meppelen Scheppink te Rotterdam,
tegen:
de stichting [stichting],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. W.E. Pors.
Partijen worden hierna aangeduid als '[eisers]' en 'de Stichting'.
1. De feiten
in conventie en reconventie
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 9 december 2004 en 21 februari 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eisers] zijn de ouders van [betrokkene], die op [geboortedatum] is geboren met een ernstige verstandelijke handicap.
1.2. De Stichting geeft leiding aan de Herman Broerenschool, die speciaal onderwijs verstrekt aan zeer moeilijk lerende kinderen (hierna ook 'ZMLK-onderwijs').
1.3. In overleg met de wettelijk vertegenwoordigers van een leerling stelt de Stichting jaarlijks een 'plan van aanpak/handelingsplan' op, waarin de doelen voor die leerling in dat schooljaar worden vastgelegd, alsmede de wijze waarop deze doelen zullen worden gerealiseerd.
1.4. Met ingang van 1996 verstrekt het Zorgkantoor Delft Westland Oostland een persoonsgebonden budget aan eisers, waarmee zij zorg en begeleiding, al of niet in schoolverband, voor [betrokkene] zelf kunnen organiseren en financieren.
1.5. In augustus 1998 heeft de Stichting [betrokkene] ingeschreven als leerling van de Herman Broerenschool. Op verzoek van [eisers] heeft de Stichting een persoonlijk begeleider voor [betrokkene] toegelaten tot de Herman Broerenschool. De kosten van deze begeleiding zijn betaald met behulp van het persoonsgebonden budget.
1.6. Bij besluit van 4 september 2003 heeft de Commissie voor de Indicatiestelling (hierna 'CVI') op verzoek van [eisers] een indicatie ZMLK-onderwijs verstrekt ten behoeve van [betrokkene]. Deze indicatie is geldig tot 1 augustus 2006.
1.7. Bij besluit van 4 november 2003 heeft de CVI op verzoek van de Stichting een indicatie voor speciaal onderwijs voor meervoudig gehandicapte kinderen (hierna 'ZMLK/MG-onderwijs') verstrekt ten behoeve van [betrokkene]. Tegen dit besluit hebben [eisers] bezwaar gemaakt.
1.8. Bij besluit van 19 april 2004 heeft de CVI voormeld bezwaar gegrond verklaard. In dit besluit is het volgende vermeld:
Gelet op de overwegingen en de conclusies van de Bezwaar Advies Commissie cluster 3, (...) komt de CvI (...) tot de volgende conclusie:
de positieve beschikking ZMLK van 4-9-2003 is onverkort van kracht terwijl de positieve beschikking ZMLK/MG van 4-11-2003 rechtskracht ontbeert, omdat de ouders geen verzoek daartoe hebben ingediend.
1.9. Op 10 december 2003 hebben [eisers] en de Stichting de afspraken omtrent de inzet van de persoonlijk begeleider van [betrokkene] neergelegd in een 'PGB-overeenkomst'. Deze overeenkomst is geëindigd op 1 augustus 2004.
1.10. Met ingang van 1 augustus 2004 heeft de Stichting geweigerd een persoonlijk begeleider voor [betrokkene] toe te laten tot de Herman Broerenschool.
1.11. Bij brief van 20 december 2004 heeft de Stichting 'de voorwaarden voor PGB inzet' toegezonden aan [eisers] In deze voorwaarden is het volgende vermeld:
• De PGB inzet kan expliciet niet ingezet worden voor onderwijskundige ondersteuning en activerende begeleiding. (...)
• De PGB inzet kan alleen ingezet worden voor ondersteunende begeleiding en zorg. (...)
• De PGB inzet wordt alleen ingezet ten behoeve van ondersteuning van de budgethouder. (...)
• Na overleg met de budgethouder bepaalt de schooldirectie het tijdstip waarop de PGB-begeleiding ingezet wordt. (...)
• De ondersteuning kan alleen plaatsvinden in de groep op momenten dat er minder dan 2 begeleiders (leerkrachten, klassenassistentes) in de groep aanwezig zijn. (...)
(...)
• De PGB begeleider kan zonder expliciete instemming van de schooldirectie de leerling niet onttrekken aan de lesactiviteiten van de groep. (...)
(...)
• De ondersteunende begeleiding maakt geen deel uit van de onderwijsactiviteiten en onderwijskundige doelstellingen wordt als zodanig niet nader geformuleerd in het onderwijskundig handelingsplan en groepsplan. (...)
Onder ondersteunende begeleiding en zorg wordt verstaan:
• Het begeleiden van de leerling bij alle niet-onderwijskundige activiteiten die de leerling zonder hulp van derden niet kan verrichten. Hiertoe behoort niet het aanleren van die vaardigheden die genoemd worden in het activiteitenplan van de groep en het schoolplan.
1.12. Bij brief van 24 januari 2005 heeft de Adviescommissie voor Toelating en Begeleiding (hierna 'ACTB') aan de Stichting en [eisers] medegedeeld dat zij niet bevoegd is advies te verstrekken omtrent het 'plan van aanpak/handelingsplan' van [betrokkene], omdat haar bevoegdheden beperkt zijn tot de toelating van geïndiceerde leerlingen tot het reguliere onderwijs.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
in conventie
[eisers] vorderen - zakelijk weergegeven - dat de Stichting de persoonlijk begeleider van [betrokkene] tot de Herman Broerenschool toelaat en in de gelegenheid stelt de persoonlijke begeleiding van [betrokkene] te hervatten, alsmede dat de Stichting afspraken maakt over het 'plan van aanpak/handelingsplan' voor het schooljaar 2004-2005.
Daartoe hebben [eisers] het volgende aangevoerd.
[betrokkene] voldoet, gelet op de indicatie van de CVI, aan de voorwaarden voor deelname aan het onderwijs van de Herman Broerenschool. De Stichting dient daarom de persoonlijk begeleider van [betrokkene] toe te laten en daarover afspraken te maken met [eisers] Voorts moet de Stichting, in samenspraak met [eisers], een 'plan van aanpak/handelingsplan' voor het schooljaar 2004-2005 opstellen. Dit plan dient een nadere uitwerking en voortzetting van het 'plan van aanpak/handelingsplan' voor het schooljaar 2003-2004 te vormen. Meer in het bijzonder moet het onderdeel 'oriëntatie op de samenleving' en de daarbij betrokken inzet van de persoonlijk begeleider in dit plan worden opgenomen. Mede gezien de grote begeleidingsbehoefte van [betrokkene], is van belang dat de inzet van de persoonlijk begeleider van [betrokkene] zo spoedig mogelijk wordt hervat.
De Stichting heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
De Stichting vordert - zakelijk weergegeven - dat [eisers] bij de CVI een nieuwe indicatie aanvragen ten behoeve van [betrokkene] en zorgdragen dat [betrokkene] vervolgens geplaatst wordt op een school die overeenstemt met de nieuwe indicatie.
Daartoe heeft de Stichting het volgende aangevoerd.
[betrokkene] is ongeschikt voor het ZMLK-onderwijs dat de Herman Broerenschool aanbiedt. [betrokkene] moet, gelet op zijn beperkingen, geplaatst worden op een school die ZMLK-MG-onderwijs verstrekt. Teneinde dit te bewerkstelligen, dient de CVI een nieuwe indicatie voor [betrokkene] af te geven. Daartoe kan de Stichting echter zelf geen verzoek indienen. Gezien de huidige regelgeving kunnen alleen [eisers], de wettelijke vertegenwoordigers van [betrokkene], de CVI verzoeken om een indicatie te verstrekken. Indien de nieuwe indicatie daartoe aanleiding geeft, dient [betrokkene] vervolgens ook daadwerkelijk op een andere school geplaatst te worden.
[eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
in conventie en reconventie
3.1. Kern van het geschil betreft de vraag of het ZMLK-onderwijs, dat de Herman Broerenschool verstrekt, geschikt moet worden geacht voor [betrokkene]. Meer in het bijzonder twisten partijen over de daarmee samenhangende vragen of een nieuw verzoek tot indicatiestelling bij de CVI dient te worden ingediend en of een persoonlijk begeleider voor [betrokkene] moet worden toegelaten tot de Herman Broerenschool.
3.2. Alvorens deze vragen kunnen worden beantwoord, dient echter eerst de stelling van de Stichting, inhoudende dat [eisers] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, aan de orde te komen.
3.3. Deze stelling wordt verworpen. De enkele omstandigheid dat sinds 1 augustus 2004 een klassenassistent in de groep van [betrokkene] aanwezig is, kan niet tot de conclusie leiden dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Een klassenassistent biedt immers begeleiding aan alle kinderen in de groep van [betrokkene], terwijl een persoonlijk begeleider in het bijzonder ondersteuning verleent aan [betrokkene]. Ook indien een klassenassistent, anders dan de persoonlijk begeleider, gedurende de hele week aanwezig is in de groep van [betrokkene], leidt dit derhalve niet noodzakelijk tot meer, althans intensievere begeleiding voor [betrokkene]. Verder is voorshands niet gebleken dat deze zaak zich, gelet op de daarbij betrokken regelgeving, niet leent voor een behandeling in kort geding.
3.4. Vast staat dat de CVI bij besluit van 4 september 2003 een indicatie ZMLK-onderwijs heeft verstrekt ten behoeve van [betrokkene]. De indicatie is geldig tot 1 augustus 2006. Er moet van uitgegaan worden dat de Stichting als belanghebbende aan te merken valt en mitsdien bezwaar en beroep tegen die beslissing had kunnen aantekenen. Nu partijen daartegen geen rechtsmiddel hebben aangewend, is dit besluit onherroepelijk geworden. [eisers] kunnen derhalve op goede grond een beroep doen de formele rechtskracht van het besluit van 4 september 2003, hetgeen zij ook hebben gedaan. Gelet hierop dient er in deze procedure vanuit gegaan te worden dat de inhoud en de totstandkoming van het besluit in overeenstemming zijn met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Dit brengt met zich dat het ZMLK-onderwijs in ieder geval tot 1 augustus 2006 geschikt moet worden geacht voor [betrokkene].
en voorts in reconventie
3.5. Nu er een tot 1 augustus 2006 geldig besluit voor handen is en er geen grond aan te wijzen valt die [eisers] kan verplichten een verzoek tot herindicatie in te dienen, moet de conclusie zijn dat de vordering als vermeld onder 2 zal worden afgewezen.
3.6. Voor zover de Stichting tevens heeft gevorderd dat een verklaring voor recht wordt afgegeven, inhoudende dat haar beleid omtrent de inzet van het persoonsgebonden budget in overeenstemming is met de daarop betrekking hebbende wetgeving en regelgeving, zal dit eveneens worden afgewezen. Een dergelijke veroordeling behoort immers niet tot de bevoegdheid van de rechter in kort geding.
3.7. De Stichting zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
en voorts in conventie
3.8. Vast staat dat de Stichting leerlingen, althans hun wettelijk vertegenwoordigers de mogelijkheid biedt om een persoonsgebonden budget mede aan te wenden ter financiering van ondersteunende activiteiten tijdens schooltijd, waaronder moet worden begrepen de inzet van een persoonlijk begeleider. De Stichting kan deze mogelijkheid ook bieden voor [betrokkene]. Op dit moment dient het ZMLK-onderwijs, dat de Herman Broerenschool verstrekt, immers ook voor hem geschikt te worden geacht. De Stichting hoeft deze mogelijkheid echter slechts te bieden indien en voor zover de door [eisers] gewenste activiteiten passen binnen het door de Stichting geformuleerde beleid terzake van de inzet van persoonsgebonden budget op school. [eisers] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Stichting niet de vrijheid toekomt zelf haar beleid te bepalen omtrent de inzet van een persoonlijk begeleider binnen de school. De Stichting heeft dit beleid meer in het bijzonder vastgelegd in 'de voorwaarden voor PGB inzet', die zij bij brief van 20 december 2004 aan [eisers] heeft toegezonden. Voor zover de door [eisers] gewenste activiteiten niet zouden passen binnen het door de Stichting geformuleerde beleid, staat het [eisers] vanzelfsprekend vrij deze activiteiten buiten schooltijd te organiseren.
3.9. De vordering zal dan ook worden toegewezen als na te melden. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
3.10. Er zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.11. In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
I. veroordeelt de Stichting om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de persoonlijk begeleider van [betrokkene] toe te laten tot de Herman Broerenschool en in de gelegenheid te stellen de persoonlijke begeleiding van [betrokkene] te hervatten binnen de kaders van het 'plan van aanpak/handelingsplan' van [betrokkene] voor het schooljaar 2004-2005;
II. veroordeelt de Stichting om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis met [eisers] afspraken te maken over het 'plan van aanpak/handelingsplan' van [betrokkene] voor het schooljaar 2004-2005, welke afspraken moeten passen binnen het beleid van de Stichting als vastgelegd in 'de voorwaarden voor PGB inzet';
III. een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 250,- voor iedere dag dat de Stichting in gebreke blijft aan de veroordeling als vermeld in punt I en II te voldoen, zulks tot een maximum van EUR 25.000,--;
IV. bepaalt dat de dwangsom als vermeld in punt III vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.10 is vermeld;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
VIII. wijst de vordering af;
IX. veroordeelt de Stichting in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eisers] begroot op EUR 408,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.