RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753654-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 18 april 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
adres: [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring (Unit 3), te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 april 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr L.P.H. de Milliano, advocaat te Katwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Kramer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 onder eerste alternatief/cumulatief, 1 onder tweede alternatief/cumulatief, 2, 3 primair, 4, 5 en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat
- het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 75, zal worden verbeurdverklaard, dat het inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 8, zal worden ontrokken aan het verkeer,
- de blijkens de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 70, 71, 72, 73, 74, 92, 93, 94, 95, 102, 103, 121, 122 zullen worden teruggegeven aan [benadeelde partij 1],
- de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4, 11, 12 (waaronder 5 cd's) 17, 20, 27, 52, 63, 64, 67, 83, 84, 107, 108, 113, 118, 119 en 120 zullen worden teruggeven aan [medeverdachte],
- de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 9, 11, 12 (waaronder 1 cd), 14, 16, 18, 19, 21, 45, 59, 60, 65, 66, 77, 78, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 104, 105, 106, 109, 110, 111, 112, 115, 116 en 117 zullen worden teruggeven aan verdachte,
- de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 68, 69, 114 zullen worden teruggeven aan [benadeelde partij 2],
- het inbeslaggenomen voorwerp genummerd 76 zal worden teruggegeven aan [benadeelde partij 3] en
- de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 48, 49, 82 en 91 zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van EUR 13.089,68 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 13.089.68, subsidiair 185 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] voornoemd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tot een bedrag van EUR 1.203,76 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 1.203,76, subsidiair 24 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4] voornoemd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot een bedrag van EUR 17.197,25 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 17.197,25, subsidiair 210 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5] voornoemd.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Wat er werkelijk is gebeurd op het strand te Katwijk in de nacht van 7 op 8 november 2004 kan uitsluitend nog door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] worden verteld. Op basis van hun verklaringen kan het volgende worden aangenomen. Nadat verdachte en zijn medeverdachte, met in de kofferbak van de Audi A4 waarin zij toen samen reden het slachtoffer [benadeelde partij 4], in Amsterdam zijn aangekomen is gesproken over de vraag wat men met [benadeelde partij 4] aan moest. Verdachte kreeg van [medeverdachte] te horen dat deze richting zee wilde. Verdachte heeft verklaard dat hij aan Hoek van Holland heeft gedacht maar dat hij zich onderweg in de buurt van Katwijk realiseerde dat ze daar ook bij zee konden komen.
Er is wisselend verklaard over wat bij de zee de bedoeling was. Verdachte heeft aangegeven dat hij hoopte dat [benadeelde partij 4] kon worden losgelaten. [medeverdachte] zou in de auto hebben aangegeven dat "( ) de man weg moest" en het "scheiss egal" was.
Vast staat dat op het strand door beide verdachten nog wordt gesproken met [benadeelde partij 4], waarin laatstbedoelde ook nog geld zou hebben aangeboden. Dit aanbod is nog overwogen maar verdachten zijn hier, om verschillende redenen, niet op in gegaan. [medeverdachte] niet omdat het hem te omslachtig voorkwam; verdachte niet omdat hij wilde voorkomen dat [benadeelde partij 4] opnieuw in de kofferbak zou worden opgesloten, een situatie die hij, zo heeft hij ter zitting verklaard, persé wilde voorkomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat er bij verdachte noch bij zijn medeverdachte een vastomlijnd plan was. Op initiatief van medeverdachte [medeverdachte] is [benadeelde partij 4], gesommeerd de zee in te zwemmen; verdachte heeft herhaaldelijk indringend tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat het het beste was om dit ook maar te doen. Toen [benadeelde partij 4] wel het water in ging maar niet wegzwom, heeft verdachte herhaald dat hij weg moest zwemmen. Verdachte heeft verklaard dat hij hoopte dat [benadeelde partij 4] daarmee een kans had om te ontsnappen. Uit de verklaringen van [medeverdachte] blijkt dat deze beoogde dat [benadeelde partij 4] zou verdrinken en dat hij, [medeverdachte], indien [benadeelde partij 4] niet zou verdrinken, hem van het leven zou beroven.
Daarmede is in elk geval veel twijfel mogelijk over het antwoord op de vraag of sprake was van volledige en nauwe samenwerking gericht op voltooiing van levensberoving. Hieraan doet niet af de misschien naïeve gedachtegang van verdachte, dat het slachtoffer zwemmend zou kunnen ontkomen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de weersomstandigheden en de watertemperatuur, zoals deze uit het dossier blijken, het op voorhand onaannemelijk maakten dat het slachtoffer een kans zou hebben gehad als deze naar links (richting boulevard) zou zijn gezwommen. De rechtbank deelt dan ook niet de stelling van de officier, dat verdachte met het bevel aan [benadeelde partij 4] om de zee in te lopen en te gaan zwemmen, heeft beoogd dat [benadeelde partij 4] het niet zou overleven.
Daarmede is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend komen vast te staan dat de opzet van verdachte was gericht op de levensbeëindiging van [benadeelde partij 4].
Blijft over de vraag of het voorwaardelijke opzet van verdachte was gericht op de levensberoving van het slachtoffer, met andere woorden: heeft verdachte rekening moeten houden met de aanmerkelijke kans, dat zijn medeverdachte tot levensberoving zou overgaan en heeft hij deze kans welbewust aanvaard.
De gebeurtenissen van de voorafgaande dagen en met name de gebeurtenissen in Eindhoven, Turnhout en vanuit België onderweg naar Katwijk, hebben bij verdachte, zo heeft hij ter zitting verklaard, het beeld opgeroepen van een onberekenbare metgezel. Verdachte heeft verklaard dat hij bij zichzelf heeft gedacht met "een gek op pad te zijn".
Dat verdachte ook weet heeft gehad van de gewelddadige moord die zijn medeverdachte kort tevoren in Duitsland had gepleegd, is niet komen vast te staan. De mededelingen van [medeverdachte] aan verdachte over zijn plannen met [benadeelde partij 4] zijn ook niet zo ondubbelzinnig geweest dat verdachte daaruit had moeten afleiden dat [medeverdachte] voornemens was (opnieuw) een levensdelict te plegen.
Hoewel weinig aannemelijk, kan niet worden uitgesloten, dat verdachte ook niet wist dat in de jas, welke de medeverdachte later kwam halen, een mes zat.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende bewijs bieden, dat verdachte, door met [medeverdachte] naar het strand van Katwijk te rijden welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat laatstgenoemde tot levensberoving van [benadeelde partij 4] zou overgaan.
Dat wordt niet anders als [medeverdachte] verdachte suggereert dat deze in de auto moet gaan zitten. Niet uitgesloten kan worden dat verdachte op dát moment zich realiseerde wat de werkelijke bedoeling van de medeverdachte was. Echter, ook niet kan worden uitgesloten dat [medeverdachte] eerst op het moment dat hij alleen met [benadeelde partij 4] op het strand was, heeft besloten dat hij [benadeelde partij 4] van het leven zou beroven.
Natuurlijk had verdachte verder afstand moeten nemen, bijvoorbeeld door weg te rijden en de politie te waarschuwen. Verdachte heeft ook overigens niets gedaan om zijn medeverdachte te weerhouden van hetgeen hij van plan was. Ook achteraf heeft verdachte geen enkele poging ondernomen hulp te (doen) bieden aan [benadeelde partij 4], van wiens lot verdachte onwetend was. Dat zijn ernstige verwijten die verdachte kunnen worden gemaakt maar daarmede kan niet worden gezegd, dat sprake was van een samenwerking, waarbij verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat [medeverdachte] het slachtoffer [benadeelde partij 4] van het leven zou beroven.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 3 primair telastgelegde, het medeplegen van moord of doodslag.
Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord cq. doodslag overweegt de rechtbank het volgende. De rol van verdachte bij de gebeurtenissen voorafgaande aan de levensbeëindiging van [benadeelde partij 4] aan het strand te Katwijk, is geen fraaie. Voor de beantwoording van de vraag of ook sprake is van medeplichtigheid aan moord of doodslag van [benadeelde partij 4], is van belang of die rol van verdachte ook daaruit heeft bestaan dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf of dat hij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf.
Voorts overweegt de rechtbank dat van belang is dat verdachte niet aanwezig is geweest bij de levensbeëindiging van [benadeelde partij 4] door [medeverdachte]. Op het moment dat verdachte het strand verliet en [benadeelde partij 4] daar achterliet met [medeverdachte], was ook geen sprake van een zodanige mishandeling van [benadeelde partij 4] dat hij reeds ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Van behulpzaam zijn bij doodslag of moord is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Met betrekking tot consecutieve medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft naast [medeverdachte] plaatsgenomen in de Audi A4 terwijl [benadeelde partij 4] was opgesloten in de kofferbak van die auto. Verdachte is samen met [medeverdachte] naar het strand gereden waarbij uit het dossier niet is gebleken dat verdachte daarbij meer heeft gedaan dan melden dat ook in Katwijk een strand is. Verder heeft verdachte in de auto gewacht op de terugkeer van [medeverdachte] en is hij, samen met hem, teruggereden naar Amsterdam.
De rechtbank meent dat die gedragingen onvoldoende zijn om te spreken van opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
Ook van medeplichtigheid aan moord of doodslag spreekt de rechtbank de verdachte derhalve vrij.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bijdagvaarding onder 3 primair en 3 subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 1 tweede alternatief/cumulatief, 4, 5 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededader, die elkaar hebben leren kennen in de gevangenis in Duitsland, hebben in korte tijd een spoor van ernstige strafbare feiten door Nederland en België getrokken, met als tragisch dieptepunt de dood van slachtoffer [benadeelde partij 4].
Verdachte heeft, samen met een ander, een bedrijfsauto en een kentekenplaat gestolen. Later heeft verdachte nog een hoeveelheid benzine gestolen. Verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte, een willekeurig slachtoffer, [benadeelde partij 4], voor de garage van zijn woning in Turnhout overvallen. Het slachtoffer werd op de rug gesprongen, met een mes verwond en tegen het lichaam geschopt. Diverse goederen, waaronder bankpassen, een mobiele telefoon en een portemonnee werden van het slachtoffer gestolen. Het slachtoffer werd gedwongen om, gewond, in de kofferbak van zijn eigen auto plaats te nemen. Vervolgens reden verdachte en zijn medeverdachte naar een bos waar de pincodes van het slachtoffer afhandig werd gemaakt. Door verdachte en zijn medeverdachte is bij een geldautomaat geld opgenomen van rekeningen van het slachtoffer. Het slachtoffer werd uiteindelijk, na een rit vanuit België via Amsterdam naar Katwijk gereden en daar op het strand door de medeverdachte van het leven beroofd.
Verdachte heeft zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten met een fatale afloop voor het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij gedurende de vrijheidsberoving van het slachtoffer onvoldoende naar realistische mogelijkheden heeft gezocht om het tot een goede afloop te laten komen voor het slachtoffer [benadeelde partij 4]. Aannemelijk is wel dat het initiatief van de medeverdachte is uitgegaan en dat verdachte, mede door het door hem als demonisch betitelde optreden van de mededader, door de mededader op een pad is meegevoerd waarop hij anders niet zou zijn beland. Daar staat tegenover dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad zich van zijn mededader los te maken; zelfs heeft hij toen het contact tussen hen verloren was gegaan, dat contact weer telefonisch gezocht. Ook overigens zijn er geen omstandigheden gebleken op grond waarvan verdachte niet volledig voor zijn daden verantwoordelijk moet worden gehouden.
Uit een op naam van verdachte staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 75 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien
met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 8 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan [benadeelde partij 1] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 70, 71, 72, 73, 74, 92, 93, 94, 95, 102, 103, 121, 122.
De rechtbank zal de teruggave aan [medeverdachte] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4, 11, 12 (waaronder 5 cd's) 17, 20, 27, 52, 63, 64, 67, 83, 84, 107, 108, 113, 118, 119 en 120.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 9, 11, 12 (waaronder 1 cd), 14, 16, 18, 19, 21, 45, 59, 60, 65, 66, 77, 78, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 104, 105, 106, 109, 110, 111, 112, 115, 116 en 117.
De rechtbank zal de teruggave aan [benadeelde partij 2] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 68, 69, 114.
De rechtbank zal de teruggave aan [benadeelde partij 3] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 76.
De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 48, 49, 82 en 91.
De vordering van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats] (België), [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot EUR 114.163,68.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de onder 3 telastegelegde feiten, komen slechts voor toewijzing in aanmerking die schadeposten die zien op de overige feiten.
De rechtbank zal mevrouw [benadeelde partij 1] gedeeltelijk ontvankelijk verklaren in haar vordering en zal deze toewijzen tot een bedrag groot EUR 529,72. Dit betreft de posten administratiekosten, verandering slot woonhuis en inschrijvingskosten nieuw voertuig.
Voor het overige zal de rechtbank mevrouw [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats] (België), [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot EUR 1.817,02.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte van de aan de vordering ten grondslag liggende feiten wordt vrijgesproken.
[benadeelde partij 5], gevestigd te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot EUR 17.687,53.
Deze vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 4 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt dat [benadeelde partij 5] gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze toewijzen tot een bedrag groot EUR 1461,23. Dit betreft de posten eigen risico bus, kosten ophalen van de bus en, op de voet van artikel 592a Wetboek van Strafvordering, de kosten van het bijwonen van de zitting.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 5] voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor afdoening in het strafproces.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 529,72 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 970,95 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5]
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 282, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 3 primair en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 1 tweede alternatief/cumulatief, 2, 4, 5 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste alternatief/cumulatief, feit 1 tweede alternatief/cumulatief:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
ten aanzien van feit 4 en feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6:
diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in hechtenis gesteld in Duitsland op : 15 november 2004
overgebracht naar en in Nederland in verzekering gesteld op : 29 november 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 2 december 2004,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats] (België), [adres], een bedrag van EUR 529,72, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 529,72 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 5], gevestigd te [adres], een bedrag van EUR 970,95, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op EUR 490,28, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot EUR 970,95 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 75;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 8;
gelast de teruggave aan [benadeelde partij 1] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 70, 71, 72, 73, 74, 92, 93, 94, 95, 102, 103, 121, 122;
gelast de teruggave aan [medeverdachte] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4, 11, 12 (waaronder 5 cd's) 17, 20, 27, 52, 63, 64, 67, 83, 84, 107, 108, 113, 118, 119 en 120;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 9, 11, 12 (waaronder 1 cd), 14, 16, 18, 19, 21, 45, 59, 60, 65, 66, 77, 78, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 104, 105, 106, 109, 110, 111, 112, 115, 116 en 117;
gelast de teruggave aan [benadeelde partij 2] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 68, 69, 114;
gelast de teruggave aan [benadeelde partij 3] van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 76;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 48, 49, 82 en 91;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Meskers en Braam, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2005.