ECLI:NL:RBSGR:2005:AT8643

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/46572
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake mvv-vereiste en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 mei 2005 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Turkse nationaliteit bezittende man, die een aanvraag had ingediend tot verlenging van zijn verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf bij echtgenote'. Eiser had eerder een verblijfsvergunning gekregen, maar zijn aanvraag tot verlenging werd afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend, namelijk niet binnen de vereiste termijn van zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. Eiser stelde dat het mvv-vereiste in strijd was met de standstillbepaling van artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije.

De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat verweerder naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank (AWB 04/45792) een nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaar moest nemen. De rechtbank concludeerde dat het verkrijgen van een oordeel over de vraag of het mvv-vereiste in strijd is met artikel 13 van het Besluit 1/80 geen rechtens te beschermen belang oplevert. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd en heeft de uitspraak openbaar gedaan. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, meervoudig
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Reg.nr. : AWB 04/46572
V-nummer [v-nummer]
Inzake : [eiser] , eiser,
gemachtigde mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. C.R. Vink.
I. PROCESVERLOOP
1.1. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1976, bezit de Turkse nationaliteit. Op 4 augustus 2000 is hij in het bezit gesteld van een machtiging tot voorlopig verblijf. Op 12 september 2000 is hij Nederland ingereisd. Op 2 oktober 2000 heeft hij een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning met als doel “verblijf bij echtgenote”. De aanvraag is op 14 december 2000 ingewilligd. Aan eiser is een verblijfsvergunning verleend geldig tot 2 oktober 2001, die vervolgens is verlengd tot 2 oktober 2002.
1.2. Op 10 februari 2003 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlengen van de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning. Bij besluit van 23 april 2003 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld wegens het niet betalen van verschuldigde leges. Eiser heeft tegen dit besluit op 26 mei 2003 bezwaar gemaakt. Op 20 april 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Na een gegrondverkaring van het hiertegen ingestelde beroep heeft verweerder bij besluit van 17 september 2004 het bezwaar wederom ongegrond verklaard. Op 15 oktober 2004 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van heden (AWB 04/45792) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard.
2.1. Op 29 juli 2003 heeft eiser wederom een aanvraag ingediend tot het verlengen van de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning. Bij besluit van 11 december 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser heeft tegen dit besluit op 15 januari 2004 bezwaar gemaakt. Op 24 september 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2.2. Op 21 oktober 2004 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft op 9 maart 2005 een verweerschrift ingediend.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op
17 maart 2005. Ter zitting is verschenen eiser in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen S. Yeltekin, tolk in de Turkse taal. Het beroep is gevoegd behandeld met AWB 04/45792.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 3.80, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt een niet-tijdig ingediende aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, gelijkgesteld met een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
1.2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
1.3. In artikel 17, eerste lid, van de Vw 2000 en artikel 3.71, tweede lid, van het Vb 2000 is een aantal gevallen opgenomen waarin het ontbreken van een mvv niet wordt tegengeworpen.
1.4. Ingevolge artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 wordt een aanvraag niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv wanneer het stellen van het mvv-vereiste zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voor de gevraagde vergunning in aanmerking komt. Verweerder heeft de aanvraag opgevat als een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning, nu de aanvraag niet binnen een redelijke termijn (zes maanden) na afloop van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van eiser is ingediend. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet voldoet aan het mvv-vereiste. Eiser kan niet op grond van artikel 3.71, tweede lid, onder e, van het Vb 2000 van het mvv-vereiste worden vrijgesteld, nu eiser niet in aanmerking komt voor verblijf op grond van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije. Voorts is er volgens verweerder geen sprake van een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan eiser dient te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Ook stelt verweerder dat het vasthouden aan het mvv-vereiste niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Eiser kan zich niet verenigen met het standpunt van verweerder. Hij voert daartoe aan dat artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije ziet op de bescherming van personen die verblijf ontlenen aan artikel 6 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije. Volgens eiser is het mvv-vereiste in strijd met de zogenoemde standstillbepaling van artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije. Indien eiser wel over een mvv zou dienen te beschikken, dient hij daarvan te worden vrijgesteld in verband met een onbillijkheid van overwegende aard. Voorts stelt eiser dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte van het horen van eiser heeft afgezien.
4.1. De rechtbank overweegt het volgende.
4.2. Zoals al in het procesverloop is vermeld, heeft deze rechtbank bij uitspraak van heden het beroep van eiser, gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit waarbij de aanvraag van eiser tot het verlengen van de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning buiten behandeling is gesteld vanwege het niet betalen van verschuldigde leges, gegrond verklaard (AWB 04/45792). De rechtbank acht de legesheffing in strijd met de standstillbepaling, zoals die is vastgelegd in artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije. Nu verweerder naar aanleiding van die uitspraak een nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaar dient te nemen, is de rechtbank van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beroep. Het verkrijgen van een oordeel van de rechtbank op de vraag of het mvv-vereiste in het algemeen in strijd dient te worden geacht met artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije, levert op zichzelf geen rechtens te beschermen belang op.
5. Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. A. van ’t Laar als voorzitter en mr. E.M.M. Engbers en mr. J. Edgar als leden en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Snel-van den Hout, griffier.
de griffier, de rechter,
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
afschrift verzonden op:3 juni 2005