ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1160

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/3759 WAZ
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift niet tijdig ingediend in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage op 3 juni 2005, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 31 mei 2005 eindigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 2 juni 2005 ter post was bezorgd. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die de termijn voor het indienen van een beroepschrift regelen. Volgens artikel 6:7 van de Awb bedraagt deze termijn zes weken, en begint deze op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bestreden besluit bekendgemaakt op 19 april 2005, waardoor de termijn begon op 20 april 2005 en eindigde op 31 mei 2005. Eiser heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift per TPG heeft verzonden om de ontvankelijkheid te waarborgen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen rechtvaardiging bood voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr. AWB 05/3759 WAZ
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:54
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 31 mei 2005, bij de rechtbank ingekomen op 3 juni 2005 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 april 2005.
Motivering
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van die wet aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van die wet is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van die wet blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 19 april 2005, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is begonnen op 20 april 2005 en geëindigd op 31 mei 2005. Het beroepschrift is op 2 juni 2005 ter post bezorgd en op 3 juni 2005 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, niet tijdig ingediend.
Eiser heeft als reden voor de overschrijding van de beroepstermijn opgegeven dat in verband met het dreigend verstrijken van de beroepstermijn gekozen is voor het toezenden van het beroepschrift per TPG, zulks met het oog op de ontvankelijkheid. Het beroepschrift is niet meer op tijd voor de lichting van 18.00 uur van 31 mei 2005 ter post aangeboden en dat de reden is dat het niet op de eerstvolgende werkdag door de rechtbank is ontvangen. Daarmee is geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. Eiser had immers in ieder geval tijdig beroep kunnen instellen, zonodig op nader aan te voeren gronden. Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.
Aldus gegeven door mr. V.J. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2005, in tegenwoordigheid van de griffier M.A. Gerritsma.