ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1205

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/33634
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van Iraanse homoseksueel in afwachting van uitzetting

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 augustus 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Iraanse homoseksueel, eiser, die verblijft in het Uitzetcentrum te Schiphol. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 23 juli 2005, met het oog op de uitzetting van eiser. Eiser heeft op 25 juli 2005 beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft gevraagd. Tijdens de zitting op 8 augustus 2005 heeft de rechtbank de standpunten van beide partijen gehoord. De verweerder heeft verklaard dat er momenteel geen uitzettingshandelingen worden ondernomen ten aanzien van Iraanse homoseksuelen, in afwachting van berichtgeving van de Minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank heeft overwogen dat deze berichtgeving van belang kan zijn voor de vraag of er zicht op uitzetting bestaat, maar dat verweerder deze afwachtende houding mag aanhouden terwijl eiser in bewaring is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om een minder ingrijpende maatregel, zoals een meldplicht, op te leggen, gezien de strafrechtelijke achtergrond van eiser, die meerdere veroordelingen heeft. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor de opheffing van de maatregel van bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 05/33634 VRONTN
UITSPRAAK op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
A, geboren op [...] 1977, van Iraanse nationaliteit, eiser,
verblijvende in het Uitzetcentrum te Schiphol,
gemachtigde: mr. F. W. Verweij, advocaat te Utrecht,
tegen een besluit van
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Boone, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1. INLEIDING
Verweerder heeft op 23 juli 2005 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd.
Eiser heeft hiertegen op 25 juli 2005 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Het geding is behandeld ter zitting van 8 augustus 2005, waarbij namens eiser is verschenen mr. H.S.A. Jap-A-Joe, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen en voert daartoe aan dat eiser een Iraanse homoseksueel is en dat verweerder heeft besloten voorlopig geen homoseksuelen naar Iran uit te zetten. Ten aanzien van eiser worden dus geen uitzettingshandelingen ondernomen en er is geen zicht op uitzetting. Subsidiair wordt gevraagd om toepassing van een lichter middel.
Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet bestreden is dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten.
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat er na toezeggingen van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie thans geen uitzettingshandelingen worden ondernomen ten aanzien van Iraanse homoseksuelen in afwachting van berichtgeving van de Minister van Buitenlandse Zaken. Verweerder heeft aangegeven deze berichtgeving eerder binnen enkele weken dan binnen enkele maanden te verwachten.
De rechtbank sluit niet uit dat de verwachte berichtgeving van de Minister van Buitenlandse Zaken van belang kan zijn voor de vraag of er zicht op uitzetting bestaat van Iraanse homoseksuelen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de berichtgeving van de Minister van Buitenlandse zaken thans nog mag afwachten terwijl eiser zich in bewaring bevindt, nu deze binnen afzienbare tijd verwacht wordt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft hoeven te volstaan met oplegging van een meldplicht. De rechtbank overweegt hierbij dat eiser meerdere malen is veroordeeld wegens een misdrijf en enkele overtredingen en ongewenst is verklaard. Dat een oom van eiser zich bereid heeft verklaard om hem in afwachting van zijn verwijdering in huis te nemen, geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd zijn met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Ebbens, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2005, in tegenwoordigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, als griffier.
de griffier
de rechter
afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.