ECLI:NL:RBSGR:2005:AU3506
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vreemdelingenbewaring na zes maanden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 mei 2005 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, een Bosnische nationaliteit, die op de detentieboot te Rotterdam verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om een laissez-passer (LP) al meer dan zes maanden in behandeling is en dat er geen sprake is van een niet-meewerkende vreemdeling of criminele antecedenten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de omstandigheden waaronder de bewaring plaatsvindt, op de detentieboot, minder faciliteiten bieden dan gebruikelijk in een Huis van Bewaring. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de belangen van eiser bij opheffing van de bewaring zwaarder wegen dan die van de verweerder bij voortduren daarvan.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van de bewaring met ingang van heden bevolen. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van €644,--, die door de Staat der Nederlanden aan de griffier van de rechtbank moeten worden vergoed. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat na zes maanden bewaring het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld doorgaans zwaarder weegt dan het belang van de verweerder om de vreemdeling in bewaring te houden. Dit kan echter onder bepaalde omstandigheden eerder of later dan zes maanden plaatsvinden.
De uitspraak is gedaan door mr. B.I. Klaassens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Duijts als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.