ECLI:NL:RBSGR:2005:AU3562

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/57207
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en intrekking besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 september 2005 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door A, een Turkse nationaliteit, tegen een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het beroep was gericht tegen een eerdere beslissing van 6 december 2004, waarbij de aanvraag van A om als vluchteling in Nederland te worden toegelaten, was afgewezen. A had in augustus 2005 een verzoek ingediend om het petitum van zijn eerder ingediende beroepschrift te wijzigen, nu het bestreden besluit was ingetrokken. De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van het besluit van 6 december 2004 door de verweerder op 15 augustus 2005, de basis vormde voor A's verzoek om een nieuw beroep in te stellen, gericht tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat A geen belang meer had bij de behandeling van het beroep tegen het besluit van 6 december 2004, omdat dit besluit inmiddels was ingetrokken. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het verzoek tot wijziging van het petitum niet kon worden aangemerkt als een nieuw beroep, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat voor het instellen van beroep een schriftelijk geschrift moet worden ingediend. A's verzoek om het petitum te wijzigen was niet voldoende om een nieuw beroep in te stellen, waardoor de rechtbank concludeerde dat er geen beroep op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb voorlag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van A niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. P. Bruins-Langedijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 04/57207 BEPTDN
UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken inzake het beroep van:
A, geboren op [...] 1981, van Turkse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. V.V. Essenburg, advocaat te Amsterdam,
tegen een besluit van
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. E.T.P Scheers, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1. INLEIDING
Bij beslissing van 6 december 2004 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen zijn besluit van 7 juli 2000 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser van 28 april 2000 om hem tot Nederland toe te laten als vluchteling niet ingewilligd en hem een vergunning tot verblijf geweigerd. Eiser heeft tegen de beslissing van 6 december 2004 beroep bij deze rechtbank ingesteld.
Bij brief van 15 augustus 2005 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de beslissing van 6 december 2004 is ingetrokken en dat er een nieuw besluit wordt genomen.
Eiser heeft de rechtbank bij brief van 26 augustus 2005 verzocht het petitum van het reeds ingediende beroepschrift thans op te vatten als strekkende tot gegrondverklaring wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
Het geding is behandeld ter zitting van 8 september 2005. Eiser noch zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Verweerder heeft ter zitting bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt toegelicht.
2. OVERWEGINGEN
De rechtbank overweegt dat eiser geen belang meer heeft bij behandeling van het beroep, gericht tegen het besluit van verweerder van 6 december 2004, omdat de besluit bij brief van 15 augustus 2005 is ingetrokken.
Blijkens een brief van eiser van 26 augustus 2005 heeft eiser gesteld dat het beroep zich, gegeven de intrekking van het besluit van 6 december 2004, thans richt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag.
De brief van eiser van 26 augustus 2005 strekt kennelijk tot het instellen van een nieuw beroep, dat, anders dan het eerder ingestelde, niet is gericht tegen het besluit van 6 december 2004, maar, op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb, tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag.
Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 29 maart 2005, JV 2005/204, heeft overwogen, vereist artikel 6:4, derde lid, Awb voor het instellen van beroep een geschrift. De rechtbank is van oordeel dat een schriftelijk verzoek tot het wijzigen van een petitum niet kan worden aangemerkt als een dergelijk geschrift, nu het doel van een petitumwijziging niet is het instellen van een nieuw beroep, maar het met een andere eis voortzetten van de reeds aanhangige procedure. Nu derhalve een geschrift als bedoeld in artikel 6:4, derde lid, Awb ontbreekt, ligt geen beroep op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb bij de rechtbank voor. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2005, in tegenwoordigheid van mr. P. Bruins-Langedijk als griffier.
de griffier
de rechter
afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.