RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/028848-04
's-Gravenhage, 3 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 september 2005.
De verdachte is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Talsma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten een harde schijf, zal worden onttrokken aan het verkeer.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - naast het bezitten van kinderpornografische afbeeldingen - zich ook schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van een aantal van deze afbeeldingen, hetgeen door verdachte wordt ontkend. Volgens verdachte heeft hij niet bewust de afbeeldingen verspreid, maar komt dat door het door hem gebruikte software programma OZUM. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Verdachte heeft op 28 november 2003 een e-mail van zijn internet provider gekregen dat hij zijn account misbruikte. Verdachte werd verzocht zijn activiteiten onmiddellijk te staken. Verdachte heeft daarop zijn internet provider teruggemaild met de mededeling dat hij zijn account niet misbruikte en is verdergegaan met zijn internetactiviteiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door op deze manier te handelen niet adequaat gereageerd. Ook al zou verdachte zich, voorafgaand aan het ontvangen van dit bericht van de internet provider, niet bewust zijn geweest van het feit dat hij door zijn internetactiviteiten kinderpornografische afbeeldingen aan het uploaden was naar een nieuwsgroep op internet, na kennisneming van dit bericht moet verdachte echter hebben beseft dat de door hem gedownloade afbeeldingen door zijn toedoen werden verspreid. Door vervolgens op oude voet verder te gaan met zijn internetactiviteiten heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij kinderpornografische afbeeldingen aan het verspreiden was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 27 november 2003 tot en met 12 mei 2004 diverse kinderpornografische afbeeldingen van het internet gehaald en op de harde schijf van zijn computer en/of cd-rom(s) geplaatst. Een aantal van deze afbeeldingen heeft verdachte vervolgens naar (een) nieuwsgroep(en) op internet verzonden.
De rechtbank acht voornoemde handelwijze van verdachte zeer verwerpelijk. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Algemeen bekend is, dat kinderen door deze handelingen grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte heeft door kinderporno te verzamelen en te verspreiden bijgedragen aan de instandhouding van genoemd seksueel misbruik en exploitatie van kinderen. De rechtbank rekent de verdachte sterk aan dat hij zich daar bij het plegen van deze feiten geen rekenschap van heeft gegeven en enkel en alleen aan zichzelf heeft gedacht.
Ten voordele van verdachte wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de onderhavige kinderporno van een relatief licht karakter was.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 30 december 2004 blijkt, dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 5 september 2005 betreffende verdachte. De reclassering acht de kans op herhaling bij verdachte klein. Verdachte lijkt inzicht te hebben in het delictgedrag, mede door de grote gevolgen die het delict heeft op de relatie en carrière van verdachte. De reclassering acht wel een begeleiding van verdachte noodzakelijk. Hij is op dit moment onder behandeling bij De Waag. De reclassering adviseert de rechtbank dan ook om aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
Gelet op al het hiervoor overwogene acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Tevens zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden teneinde te trachten te voorkomen dat hij wederom een soortgelijk strafbaar feit zal plegen. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact opleggen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1, een harde schijf, verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en/of openlijk tentoonstellen en in het bezit hebben;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 100 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 50 dagen;
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: een harde schijf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Hoek en De Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Jansen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2005.