ECLI:NL:RBSGR:2005:AU4099

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/925641-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Geerars
  • J. Ju
  • A. van Maurik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door taxichauffeur met verstandelijk gehandicapte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die beschuldigd werd van ontucht met een verstandelijk gehandicapte. De verdachte heeft op 29 maart 2005 seksuele handelingen verricht met het slachtoffer, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden zijn aangetoond. De rechtbank heeft het vertrouwen dat aan de verdachte als taxichauffeur was geschonken, zwaar aangerekend.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair telastgelegde feiten, maar heeft wel bewezen geacht dat hij het meer subsidiair telastgelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het tijdsverloop tussen de aangifte en het onderzoek aanleiding gaven tot twijfel over de bewijsvoering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact opgelegd. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit in aanraking is gekomen en dat er een reclasseringsrapport is opgesteld dat de kans op recidive aanwees. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden en dat er een behandelkader moet worden gezocht om de verdachte te helpen zijn gedrag te veranderen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925641-05
's-Gravenhage, 11 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 september 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.D. Gelderloos, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Meillo heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook indien zulks inhoudt behandeling bij "De Waag".
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair en subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij het wettig bewijs technisch in voldoende mate aanwezig acht. Echter de kwetsbaarheid van de persoon van aangeefster, het tijdsverloop tussen de aangifte en het onderzoek - waarbij de rechtbank opmerkt dat de aanwijzing 'opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik' niet is nageleefd - alsmede de wijze waarop verslag is gelegd van het studioverhoor, hetgeen voor de rechtbank onvoldoende controleerbaar is geweest, laat ruimte voor dergelijke twijfel dat de rechtbank niet de noodzakelijke overtuiging heeft bekomen.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 meer subsidiair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als taxichauffeur op 29 maart 2005 ontucht gepleegd met een verstandelijk gehandicapte. Verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het aan zijn zorgen toevertrouwd slachtoffer welk, naar de ervaring leert, voor deze ernstige psychische gevolgen met zich kan brengen. De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij het in hem als taxichauffeur gestelde vertrouwen ernstig heeft beschaamd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 juni 2005, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een door Stichting Reclassering Nederland uitgebracht voorlichtingsrapport d.d. 24 augustus 2005, opgemaakt en ondertekend door K. Hunik, reclasseringswerker. De reclasseringswerker geeft aan dat verdachte een eigenaardige manier van denken heeft. Hij geeft toe dat er seksuele handelingen tussen hem en het slachtoffer hebben plaatsgevonden, maar hij zou het slachtoffer zijn. Het slachtoffer was volgens verdachte degene die hem heeft aangerand. Verdachte durfde geen weerstand te bieden, omdat zij een autistische stoornis heeft. Verdachte legt alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf neer en de kans op recidive blijft derhalve aanwezig. Gelet op het vorenstaande adviseert de reclasseringswerker de rechtbank verdachte naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, de bijzondere voorwaarde van behandeling bij "De Waag" op te leggen.
Mede op basis van de inhoud van het hiervoor weergegeven rapport acht de rechtbank na te noemen deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf passend en geboden. De rechtbank wil met deze straf enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen, anderzijds acht de rechtbank het van groot belang dat het verdachte duidelijk wordt dat dergelijk handelen niet kan worden getolereerd. Voorts dient een behandelkader te worden gezocht om verdachte te helpen een noodzakelijke verandering in zijn gedrag te bewerkstelligen. Daarbij legt de rechtbank als bijzondere voorwaarde op een verplicht reclasseringscontact, ook indien zulks inhoudt behandeling bij "De Waag".
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 1 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 meer subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MET IEMAND VAN WIE HIJ WEET DAT HIJ AAN EEN ZODANIGE GEBREKKIGE ONTWIKKELING VAN ZIJN GEESTVERMOGENS LIJDT DAT HIJ NIET OF ONVOLKOMEN IN STAAT IS ZIJN WIL DAAROMTRENT TE BEPALEN OF KENBAAR TE MAKEN OF DAARTEGEN WEERSTAND TE BIEDEN, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 13 juni 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 16 juni 2005,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot ZES (6) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien zulks inhoudt een behandeling bij "De Waag";
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van HONDERDTACHTIG (180) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van NEGENTIG (90) DAGEN;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Geerars, voorzitter,
Ju en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. De Koning, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2005.
Mr. Van Maurik is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.