ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5057

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/754075-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Burg
  • M. de Graaff
  • J. van Daalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnehandelzaak door gebrek aan bewijs

Op 26 oktober 2005 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de handel in cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 12 oktober 2005, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Steen, eiste een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest, en kondigde aan een ontnemingsvordering te willen indienen op een later moment.

De rechtbank heeft de telastlegging van de officier van justitie zorgvuldig overwogen. Ondanks aanwijzingen in het dossier die de betrokkenheid van de verdachte bij de cocaïnehandel suggereerden, ontbraken er voldoende bewijsmiddelen om deze beschuldigingen wettig en overtuigend te staven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de hem ten laste gelegde feiten, die onder andere betrekking hadden op de handel in cocaïne.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet was aangetoond dat hij deze had begaan. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter A. van der Burg, met de rechters M. de Graaff en J. van Daalen, en in aanwezigheid van griffier Van den Bosch. De uitspraak markeert een belangrijk moment in de rechtsgang, waarbij de nadruk ligt op de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754075-05
's-Gravenhage, 26 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [Naam inrichting],
te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk aan Zee, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2 en 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij dat, hoewel er in het dossier aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken is bij de handel in cocaïne, het voor het overige ontbreekt aan bewijsmiddelen die dat vermoeden op de bij de wet verlangde wijze kunnen staven.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van der Burg, voorzitter,
De Graaff en Van Daalen, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2005.