RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650056-05
's-Gravenhage, 26 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [inrichting],
te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 en 12 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr L.C. Blok, advocaat te Katwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal jaren deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich in brede zin toelegde op de invoer in Nederland van cocaïne vanuit Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Engeland, alsmede op de uitvoer van cocaïne naar Engeland en Duitsland.
De verdachte had een eigen taak binnen de organisatie, die eruit bestond dat hij zelf als koerier van cocaïnetransporten optrad en die cocaïne in Nederland vervoerde en afleverde op een adres in Nederland, waar deze door anderen werd overgenomen en op de markt werd verspreid. Hij was binnen de organisatie een van de meest actieve koeriers en hem valt de twijfelachtige eer te beurt dat hij het grootste aantal gelukte transporten op zijn naam heeft staan. Voorts heeft de verdachte cocaïne het land uitgebracht door met geprepareerde schoenen waarin cocaïne naar Engeland te reizen. Ook heeft hij een aantal koeriers geronseld.
Op deze wijze zijn mede door toedoen van de verdachte gedurende een langere periode grote hoeveelheden cocaïne op de Nederlandse en op buitenlandse markten terechtgekomen.
De verdachte pleegde de feiten om zijn verslaving te bekostigen en zijn schulden te voldoen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij bij zijn handelen slechts oog had voor zijn eigen - financiële - situatie en volstrekt geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt. Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid - zoals in het geval van de verdachte ook is gebleken - maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben de stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van de verdachte staand Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 augustus 2005, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank rekent het de verdachte met name aan dat hij, terwijl hij nog in twee proeftijden liep van voorwaardelijke gevangenisstraffen, hem opgelegd voor soortgelijke feiten, onverminderd is doorgegaan met het plegen van drugsgerelateerde delicten.
Omtrent de persoon van de verdachte is op 31 augustus 2005 een rapport uitgebracht door dr. B.A. Blansjaar, psychiater te Amsterdam. Dit rapport houdt onder meer in dat er bij de betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van chronisch psychotische- en negatieve- c.q. defectverschijnselen van schizofrenie die gezien de ziektegeschiedenis van betrokkene hoogstwaarschijnlijk ook al bestonden ten tijde van de telastgelegde feiten. Het telastgelegde kan de verdachte naar het oordeel van de deskundige in licht verminderde mate worden toegerekend omdat hij zich door de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens slechts in beperkte mate kon verzetten tegen zijn zucht naar roesmiddelen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de hare.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de rol van de verdachte in het geheel: koerier, maar wel één van de meest ”succesvolle”. Voorts zal de rechtbank rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, alsmede met zijn persoonlijke omstandigheden. In het bijzonder betreffen deze omstandigheden de geestelijke gesteldheid van de verdachte en het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven over de door hem gepleegde feiten. Voorts laat de rechtbank meewegen dat het onder 3 telastgelegde feit eerst speelt vanaf 2003, en dat de verdachte ruim een jaar van de telastgelegde periode in detentie heeft doorgebracht.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank de na te noemen straf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55, 57, 63, 140 (oud) en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 (oud), 2, 10 (oud), 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
EEN FEIT ALS BEDOELD IN HET DERDE OF VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET VOORBEREIDEN EN BEVORDEREN DOOR EEN ANDER (TRACHTEN) TE BEWEGEN OM DAT FEIT TE PLEGEN, EN OM DAARTOE INLICHTINGEN TE VERSCHAFFEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
DEELNEMEN AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 1 augustus 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 3 augustus 2005;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van der Burg, voorzitter,
De Graaff en Van Daalen, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2005.