ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5590
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Vordering tot doorbetaling van salaris en opheffing van dwangsom in kort geding tussen werkgever en werknemer
In deze zaak, gewezen door de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 oktober 2005, vorderde de werkgever, De Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (NFB), de opheffing van de verschuldigdheid van een dwangsom, alsook de opschorting van de looptijd daarvan. De werknemer, die sinds 7 oktober 2003 in dienst was bij NFB als directeur, vorderde op zijn beurt de doorbetaling van zijn salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. De werknemer was op non-actief gesteld en had in een eerder kort geding, op 26 augustus 2005, gewonnen, waarbij NFB was veroordeeld om hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden. NFB had echter niet voldaan aan deze veroordeling, wat leidde tot de huidige procedure.
De voorzieningenrechter oordeelde dat NFB niet had voldaan aan het vonnis van 26 augustus 2005, aangezien de werknemer op 2 september 2005 niet in staat was zijn werkzaamheden te hervatten door belemmeringen van NFB. De rechter concludeerde dat de dwangsommen waren verbeurd en dat NFB ten onrechte de salarisbetaling had stopgezet. De vordering van de werknemer tot doorbetaling van zijn salaris werd toegewezen, terwijl de vordering van NFB tot opheffing van de dwangsom werd afgewezen. NFB werd veroordeeld in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers om te voldoen aan rechterlijke uitspraken en de bescherming van werknemersrechten in het geval van onrechtmatige beëindiging van salarisbetalingen. De zaak illustreert ook de juridische procedures die kunnen volgen na een kort geding, vooral in arbeidsrelaties waar de rechten van werknemers in het geding zijn.