ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5619

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/25119
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en geloofwaardigheid van verklaringen in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, geboren in Sierra Leone, die op 27 april 2001 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De aanvraag werd op 31 maart 2003 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. Eiser stelde dat hij ten onrechte geen toegang kreeg tot de originele vingerslips voor een contra-expertise, wat volgens hem in strijd was met de beginselen van 'equality of arms' en 'fair trial'. De rechtbank oordeelt dat de IND onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de stukken die aan het dactyloscopisch onderzoek ten grondslag lagen. Dit onderzoek was cruciaal voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, die geen reis- of identiteitsdocumenten kon overleggen. De rechtbank concludeert dat de IND de aanvraag niet voldoende zorgvuldig heeft voorbereid, wat leidt tot de vernietiging van het besluit van 31 maart 2003. Eiser wordt in het gelijk gesteld, en de IND wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 03/25119
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1980,
alias A,
geboren in 1982,
van Sierraleoonse nationaliteit,
IND dossiernummer 0104.26.2038,
gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen,
eiser;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. F.H. Postma, ambtenaar ten departemente,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 27 april 2001 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 31 maart 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
1.2 Bij brief van 25 april 2003 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief 10 juni 2003. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 Het beroep is ter zitting van 5 juli 2005 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Overwegingen
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2 Voor zover thans van belang heeft verweerder in het voornemen en de beschikking overwogen dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, omdat hij toerekenbaar geen reis- of identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, heeft overgelegd. Nu eiser verder in België onder andere personalia asiel heeft gevraagd, wordt ernstig afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van zijn asielmotieven. Daarbij is betrokken de omstandigheid dat, gelet op de gegevens over de aanvraag in België, in ieder geval zijn relaas met betrekking tot het moment dat hij Sierra Leone zou hebben kunnen verlaten, onjuist is. Gelet hierop wordt geen geloof gehecht aan de overige door eiser aangevoerde asielmotieven. Er bestaat geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten van het uitgevoerde dactyloscopisch onderzoek in België. Niet valt in te zien wat een toegevoegde waarde van een contra-expertise door een particulier bedrijf is nu aan de hand van een onderzoek door de Belgische autoriteiten van de vingerafdrukken is vastgesteld dat hij in België reeds een asielprocedure heeft doorlopen.
2.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij nimmer in België is geweest. Eiser wil een contra-expertise laten verrichten en heeft daartoe de orginele vingerslips nodig. Ten onrechte is verweerder niet bereid deze vingerslips aan eiser te verstrekken. De handelwijze van verweerder is op dit punt in strijd met de beginselen 'equality of arms' en 'fair trial'. Voorts is door verweerder niet ingegaan op de inhoud van de zienswijze.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de minister aannemelijk te maken.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van dit artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
Indien aan een vreemdeling het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 mag worden tegengeworpen, mogen in het relaas, om het geloofwaardig te achten, geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet in dat geval positieve overtuigingskracht uitgaan.
Aldus verloopt de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in twee fasen. Indien omtrent de eerste fase wordt geoordeeld dat de desbetreffende vreemdeling met inroepen van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 mag worden tegengeworpen dat hij bepaalde, nader omschreven documenten niet heeft overgelegd, geldt voor de tweede fase van de beoordeling dat de verzwaarde eis van de positieve overtuigingskracht mag worden gesteld.
De rechtbank ziet zich daarom allereerst gesteld voor de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser toerekenbaar geen documenten als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 heeft overgelegd.
2.6 Niet is geschil is dat eiser ter staving van zijn aanvraag geen reis- of indentiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd.
2.7 Voor het antwoord op vorenstaande vraag is daarom van cruciaal belang of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van documenten niet aan hem is toe te rekenen. Verweerder heeft in dit kader overwogen dat aan de verklaringen van eiser omtrent het verlies van voornoemde documenten voorbij wordt gegaan omdat uit informatie van de Belgische autoriteiten is gebleken dat eiser aldaar onder andere personalia een asielaanvraag heeft ingediend. Hieruit volgt volgens verweerder eveneens dat de door eiser verstrekte gegevens omtrent zijn reis onjuist zijn.
2.8 Nu de uitslag van het dactyloscopisch onderzoek, gelet op het voorgaande, allesbepalend is geweest voor de toepassing van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000 had verweerder in onderhavig geval desgevraagd aanleiding moeten zien om eiser in de gelegenheid te stellen van de stukken die aan het dactyloscopisch onderzoek ten grondslag liggen kennis te nemen zodat eiser de mogelijkheid zou hebben een contra-expertise te verrichten. Door dit na te laten heeft verweerder het besluit op de aanvraag niet voldoende zorgvuldig voorbereid.
2.9 Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering zodat het in aanmerking komt om te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 Awb.
2.10 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, gegrond. Het besluit van 29 april 2004 dient te worden vernietigd.
2.11 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten.
3 BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 31 maart 2003 en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad euro 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2005
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 15 juli 2005