ECLI:NL:RBSGR:2005:AU6027

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/48801
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
  • J. Recourt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van bewaringsgrond in vreemdelingenrechtelijke procedure na brand in detentiecentrum Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, een Iraanse vreemdeling, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser was betrokken bij een brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost, die plaatsvond in de nacht van 26 op 27 oktober 2005. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had de geplande uitzetting van eiser op 28 oktober 2005 geannuleerd vanwege deze brand, en besloot de gedwongen uitzettingen van alle betrokken vreemdelingen op te schorten in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek door de technische recherche.

De rechtbank oordeelde dat de bewaringsgrond van artikel 59, tweede lid, Vw 2000 onder bepaalde omstandigheden kan worden omgezet in artikel 59, eerste lid, Vw 2000, vooral wanneer er aanwijzingen zijn dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken. In dit geval was er echter onduidelijkheid over de spoedige uitzetting van eiser, aangezien de minister had aangegeven dat de uitkomst van het onderzoek afgewacht moest worden. De rechtbank concludeerde dat de omzetting van de bewaringsgrond in dit geval niet gerechtvaardigd was, en dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, beval de opheffing van de bewaring ingaande 9 november 2005, en kende eiser een schadevergoeding toe van € 630,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Recourt, voorzitter, en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 05/48801 VRONTN
V-nr.: 270.247.5809
inzake: A, geboren op [...] 1981, van (gestelde) Iraanse nationaliteit, verblijvende op de detentieboot Marconistraat te Rotterdam, eiser,
gemachtigde: mr. A. Portier, advocaat te Arnhem,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. L. De Roode, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 31 oktober 2005 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 1 november 2005 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 8 november 2005. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.S. Datoobar als tolk in de Farsi taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Aan eiser is op 4 oktober 2005 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 opgelegd. De gonden die ten grondslag lagen aan deze maatregel worden ook nu tegengeworpen.
Er is geen zich op uitzetting. Eiser was betrokken bij de brand die in de nacht van 26 op 27 oktober 2005 in het detentiecentrum Schiphol-Oost woedde. De minister heeft naar aanleiding van deze brand meegedeeld dat alle bij de brand betrokken vreemdelingen op korte termijn niet uitgezet mogen worden.
De maatregel is voorts onrechtmatig omdat daarmee het bepaalde in artikel 59, vierde lid, van de Vw 2000, namelijk dat de bewaring krachtens artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 in geen geval langer dan vier weken duurt, wordt omzeild.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
De geplande uitzetting van eiser op 28 oktober 2005 kon geen doorgang vinden gelet op de brand die heeft gewoed in de nacht van 26 op 27 oktober 2005 in het detentiecentrum Schiphol-Oost. Wat betreft de personen die op het moment van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost in vreemdelingenbewaring verbleven, heeft de minister blijkens de brief van 1 november 2005 aan de Tweede kamer der Staten Generaal besloten de gedwongen uitzettingen op te schorten in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de technische recherche. De verwachting is dat aan het eind van week 45 de eerste resultaten van voornoemd onderzoek bekend zullen zijn.
De rechtbank overweegt het volgende.
Niet in geschil is dat de onderhavige maatregel een nieuwe maatregel betreft en derhalve het onderhavige beroep als een eerste beroep in de zin van artikel 94 van de Vw 2000 dient te worden aangemerkt. Eiser is voorafgaande aan het opleggen van de maatregel gehoord. Met het opleggen van de maatregel ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de maatregel op grond van het tweede lid van dit artikel opgeheven. Vast staat dat eiser de facto niet uit de macht van verweerder is geweest.
In geschil is de vraag of verweerder terecht de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 heeft omgezet in een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
Onder omstandigheden kan verweerder de bewaringsgrond van artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 omzetten in artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000. Volgens hoofdstuk A5/5.3.4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 kan, indien er aanwijzingen zijn dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken, de bewaringsgrond van artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 worden omgezet in artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000. Bijvoorbeeld indien de vreemdeling zich verzet bij de uitzetting.
Met de brand die heeft plaatsgevonden in de nacht voorafgaande aan de datum van uitzetting was er sprake van een noodsituatie en heeft verweerder op de juiste gronden de geplande vlucht geannuleerd.
De rechtbank is van oordeel dat het op grond van deze noodsituatie in beginsel gerechtvaardigd was, nu de in het vierde lid van artikel 59 van de Vw 2000 gestelde termijn van vier weken dreigde te expireren, de bewaring op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, van dit artikel te laten voortduren. Echter, na omzetting van de bewaringsgrond ligt het naar het oordeel van de rechtbank dan wel in de rede eiser zo spoedig mogelijk uit te zetten. Gelet op de mededeling van de minister dat de uitkomst van het onderzoek van de technische recherche zal worden afgewacht alvorens tot uitzetting over te gaan is niet duidelijk of van een spoedige uitzetting sprake kan zijn. Ook de omstandigheid dat de eerste resultaten aan het eind van week 45 te verwachten zijn brengt in dit verband geen duidelijkheid. Onduidelijk blijft immers of de uitkomst van de eerste resultaten van het onderzoek gevolgen kunnen hebben voor het zicht op uitzetting, alsook of de toezegging van de minister zich beperkt tot de eerste uitkomsten van het onderzoek van de technische recherche. Onder deze omstandigheden is omzetting in vorenbedoelde zin niet toegestaan. De omstandigheid dat het mogelijk is vrijwillig te vertrekken maakt dit niet anders.
Hieruit volgt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 9 november 2005. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser in het Huis van Bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 630,--. het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 9 november 2005 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 630,-- (zegge: zeshonderd en dertig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot, € 644,-- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Recourt, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 9 november 2005, in tegenwoordigheid van M.E. Sjouke, griffier.
Afschrift verzonden op:
Conc.: MSj
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.