ECLI:NL:RBSGR:2005:AU6377

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757037-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Boer
  • A. de Bruin
  • J. Meskers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en poging tot moord door verdachte na ruzie met familieleden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 november 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op zijn vader en poging tot moord op zijn broer. De verdachte heeft verklaard dat hij, na een ruzie met zijn vader en broer, het plan heeft opgevat om hen te doden. De avond voor de feiten was hij door zijn vader en broer geslagen, wat leidde tot zijn gewelddadige daden. De verdachte heeft met een mes, dat hij in krantenpapier had gewikkeld, zijn broer neergestoken en vervolgens zijn vader, die in bed lag, meerdere keren gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een psychotische stoornis, waardoor hij als volledig ontoerekeningsvatbaar werd beschouwd. De deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte ter beschikking te stellen met verpleging van overheidswege, gezien het risico op recidive. De rechtbank heeft dit advies overgenomen en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar hem wel onderworpen aan de maatregel van terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp is gebruikt bij de gepleegde feiten. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte steeds bijgestaan werd door zijn raadsman. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het nemen van haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757037-05
's-Gravenhage, 16 november 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting],
te [plaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 april 2005, 6 juli 2005, 5 oktober 2005 en 2 november 2005.
Op 20 juli 2005 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen.
De verdachte, telkens bijgestaan door zijn raadsman mr I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, is op genoemde terechtzittingen verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Jordan heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte weliswaar met voorbedachte raad zijn vader en broer heeft neergestoken, maar dat de voorbedachte raad niet op hun dood was gericht, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat het doden van zijn vader en de poging om zijn broer te doden een vooropgezet plan van de verdachte betrof, door na zich van een groot mes te hebben voorzien de confrontatie met die vader en broer op te zoeken. De rechtbank komt tot haar overtuiging op grond van de volgende, zich in het dossier bevindende, door de verdachte tegenover de politie afgelegde, verklaringen:
“Ik zag in een flash dat ik geslagen werd door mijn vader en mijn broertje.
“Ik dacht dat ik naar het huis van mijn moeder zou gaan om mijn broertje en vader neer te “steken. Ik kon dit gewoon niet pikken.
“Ik wilde niet over me heen laten lopen. Ik zei: laat ze maar thuis zijn bij mijn moeder zodat “ik ze neer kon steken. Ik bedoel mijn broertje en mijn vader.
“Vervolgens pakte ik een mes. Het was een groot mes. Nadat ik het mes had gepakt deed ik “dit in krantenpapier. Ik deed het mes vervolgens in de binnenzak van mijn jas.
“Ik wist dat ik me later zou aangeven bij de politie als ik mijn broertje en vader had “neergestoken.
“Ik ben rustig naar buiten gelopen. Ik ben gaan lopen naar het huis van mijn moeder.
“Ik was kalm en rustig.
“Ik denk dat ik onderweg wel tien keer gevraagd heb of mijn vader en broertje thuis zouden “zijn. Ik wilde ze gewoon neersteken en that’s it. Ik wilde ze neersteken.
“Gewoon neersteken. Als ze dood zouden gaan zou me dat niet interesseren.
“Iets voor het klepperen met de brievenbus deed ik mijn jas al open. Ik deed dat zodat ik “makkelijker mijn mes kon pakken.
“Ik zag dat [broer van verdachte] de deur opendeed.
“Ik riep meteen: waar is mijn tas en wie hebben mij geslagen.
“Ik hoorde dat [broer van verdachte] zei: ik heb het gedaan.
“Ik pakte vervolgens het mes uit mijn binnenzak en heb hem in zijn linkerzij gestoken.
“Ik draaide me meteen om en liep naar boven. Ik was verder niet meer geïnteresseerd in “[broer van verdachte]. Voor mij was het toen klaar met hem.
“Ik ben de trap opgelopen naar boven. Ik wilde naar de slaapkamer van mijn moeder omdat
“ik wist dat mijn vader daar zou zijn.
“Ik zag dat mijn vader en moeder in het bed lagen.
“Ik liep naar mijn vader toe.
“Ik heb toen gelijk gestoken met het mes in de linkerzij van mijn vader. Ik voelde dat het mes “er lekker inging. Ik stak gelijk nog een keer. Ik voelde weer dat het mes er lekker inging. Ik “stak daarna nog een keer. Op een gegeven moment wilde mijn vader opstaan maar viel op “de grond. Toen was het voor mij klaar. Door de manier waarop hij op de grond lag had ik al “het idee dat het leven uit hem wegvloeide. Het was voor mij toen klaar.
“Nadat ik mijn vader had neergestoken ben ik gewoon rustig naar beneden gelopen.
“Ik hoop dat mijn vader dood gaat. Als hij nog zou leven zou ik hem weer steken. Ook als “mijn broertje dood zou gaan zou dat me niet interesseren. Als ze allebei dood zouden zijn “heb ik mijn werk goed gedaan.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte heeft ter zitting van 6 juli 2005 een beroep gedaan op noodweer-exces.
Nu de verdachte zijn beroep niet nader heeft onderbouwd, zal de rechtbank dit passeren.
Bovendien blijkt nergens uit dat op het moment van de aanval door de verdachte op zijn broer en zijn vader er (nog) sprake was van een (verlengde) noodweersituatie.
Strafbaarheid van de verdachte en de motivering van de te leggen maatregelen.
Na te melden maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, nadat hij eerst gepoogd had zijn broer te vermoorden, zijn vader vermoord.
De verdachte kwam tot zijn daden omdat hij, naar eigen zeggen, de avond ervoor bij een ruzie was geslagen door zijn vader en zijn broer. Hij vatte vervolgens het plan op om hen dit betaald te zetten. Toen de verdachte in de vroege ochtend van het gebeuren onder de douche stond, zag hij naar eigen zeggen in een visioen of “flashback” een beeld van zijn vader die hem sloeg. Tevens zag hij een beeld van een mes, verpakt in krantenpapier. Hierop heeft de verdachte een soortgelijk mes gepakt, in krantenpapier gewikkeld en is daarmee naar de woning van zijn moeder gegaan, waar ook zijn broer en vader waren. Nadat zijn broer de deur voor hem had geopend, heeft de verdachte zijn broer neergestoken en is vervolgens op zoek gegaan naar zijn vader. Toen hij zijn vader, die nog in bed lag, in de slaapkamer aantrof, heeft de verdachte hem met meerdere messteken van het leven beroofd.
De door de verdachte gepleegde feiten zijn bijzonder ernstig en vormen een zeer grote inbreuk op de rechtsorde. De gevolgen daarvan zijn, daar waar het de vader van de verdachte betreft, onomkeerbaar, en voor zijn broer en de rest van de familie waarschijnlijk levenslang merkbaar. Zij zullen er bovendien mee moeten leren omgaan dat deze feiten zijn gepleegd door een zeer naast familielid.
Zoals is gebleken uit een de verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 januari 2005, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten over de verdachte van H.E.M. van Beek, psychiater te ’s-Gravenhage, d.d. 5 april 2005, en van W.J.L. Lander, psycholoog te Hulst, d.d. 30 maart 2005. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er bij de verdachte ten tijde van het telastgelegde sprake was van een ziekelijke storing van zijn geestvermogens in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van een schizofrene ontwikkeling. De verdachte zou naar het oordeel van de deskundigen als volledig ontoerekeningsvatbaar dienen te worden beschouwd met betrekking tot het hem telastgelegde.
De deskundigen achten het risico dat betrokkene, indien hij onbehandeld zou blijven, opnieuw zal komen tot agressieve gedragingen als de onderhavige groot. Op grond van dit alles adviseren de deskundigen de rechtbank aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Een behandeling in een minder stringent kader, zoals dat van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, dan wel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, biedt naar hun oordeel niet voldoende garantie voor het inperken van het recidiverisico, nu betrokkene weinig dan wel geen ziektebesef of -inzicht in zijn problematiek heeft. Bovendien is plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis geen redelijk alternatief, omdat een intensieve klinisch-psychiatrische behandeling de duur van een jaar ruim te boven gaat.
De deskundige Van Beek heeft ter terechtzitting van 2 november 2005 zijn rapport en advies toegelicht. Hij acht de verdachte, die niet bereid is gebleken medicatie in te nemen, een groot gevaar voor personen. Volgens de deskundige zal in zijn algemeenheid, als de geweldsdrempel eenmaal is overschreden, een tweede gewelddadige psychotische uiting sneller voorkomen. De betrokkene heeft volgens deze deskundige een klinische intensieve behandeling nodig van minimaal twee jaar, zoals die in een TBS-kliniek kan worden gegeven, reden waarom TBS met dwangverpleging geïndiceerd is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Voorlichtingsrapport van de Afdeling Reclassering van het Leger des Heils te Eindhoven van 22 april 2005. Rapporteur sluit zich daarin aan bij hetgeen door de beide deskundigen is verwoord.
De rechtbank neemt de conclusies van de beide deskundigen over en maakt die tot de hare. Zij zal de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwen met betrekking tot de door hem gepleegde feiten.
Teneinde te bereiken dat het risico van recidive aanvaardbaar klein wordt, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling, alsmede verpleging van overheidswege aan de verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, waaronder ook die van de broer van de verdachte, het opleggen van deze maatregel eisen, gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de ernst van de door hem gepleegde feiten. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de deskundigen - blijkens hun rapportage en toelichting daarop ter terechtzitting - genoemde maatregel in dit verband adviseren en behandeling van de verdachte mogelijk achten.
Gezien de bij dagvaarding bewezenverklaarde delicten, zijnde misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, mag, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de duur van de TBS de termijn van vier jaar overschrijden.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de na te melden beslissing.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen keukenmes onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 37a, 37b, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
moord;
ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot moord;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: 1.00 STK Mes, keukenmes;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
De Bruin en Meskers, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2005.
mr De Bruin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen