ECLI:NL:RBSGR:2005:AU6572
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- H.F.M. Hofhuis
- Rechtspraak.nl
Bevel tot plaatsing in tbs-kliniek en onrechtmatige detentie van tbs-passant
In deze zaak vorderde eiser, die sinds 22 september 2004 in een huis van bewaring verblijft, dat de Staat der Nederlanden hem onmiddellijk zou plaatsen in een tbs-kliniek of hem anderszins een tbs-plaats zou bieden. Eiser had in september 2004 een veroordeling tot 21 maanden gevangenisstraf gekregen, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) opgelegd. Eiser was inmiddels bijna veertien maanden tbs-passant, wat in strijd is met de termijn van zes maanden zoals vastgesteld door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Eiser stelde dat de lange wachtperiode onrechtmatig was en dat de Staat der Nederlanden verantwoordelijk was voor het tekort aan tbs-plaatsen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgerlijke rechter bevoegd was om van de vorderingen van eiser kennis te nemen en dat eiser ontvankelijk was in zijn vorderingen. De rechter erkende dat de lange passantentermijn van eiser onrechtmatig was, maar oordeelde dat het gevorderde bevel tot onmiddellijke plaatsing in een tbs-kliniek niet zonder meer kon worden toegewezen, omdat dit de belangen van andere personen op de wachtlijst zou schaden. Echter, de rechter vond aanleiding om gedaagde te bevelen eiser uiterlijk in de tweede week van januari 2006 te plaatsen in een tbs-kliniek, gezien de te lange passantentermijn.
De rechter bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken op 22 november 2005 door mr. H.F.M. Hofhuis in tegenwoordigheid van de griffier.