Sector Familie- en Jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Voorlopige voorzieningen
rekestnummer : FA RK 05-5016
zaaknummer : 249525
datum beschikking : 13 oktober 2005
BESCHIKKING op het op 5 september 2005 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. M.A. Ossentjuk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. E.P.D. van Grondelle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het faxbericht d.d. 27 september 2005 van de zijde van de vrouw.
Op 29 september 2005 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en haar procureur alsmede de man en zijn procureur.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 4 oktober 2005 van mevrouw Johanna de Voogd, bemiddelaar bij gezag en omgang, Bureau Jeugdzorg Rijnland.
Het verzoek van de vrouw strekt tot:
- bepaling dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], aan de vrouw wordt toevertrouwd;
- bepaling dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [adres], met inventaris, met bevel dat de man deze woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, met machtiging aan de vrouw deze beschikking in zoverre zonodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
- bepaling dat als omgangsregeling zal gelden dat de man de minderjarige bij zich mag hebben elke week gedurende een periode van twee dagen, eventueel uit te breiden in onderling overleg.
De man heeft verweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht de door de vrouw verzochte voorlopige voorzieningen af te wijzen.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht:
- te bepalen dat de minderjarige aan de man wordt toevertrouwd;
- te bepalen dat de vrouw voorlopig € 375,-- per maand, dan wel een zodanige bijdrage als de rechtbank juist acht, zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige;
- primair: een voorlopige omgangsregeling tussen de vrouw en de minderjarige te bepalen, inhoudende dat de vrouw de minderjarige in de echtelijke woning mag bezoeken, mits de vrouw op voorhand aankondigt wanneer zij zal komen en voorts buiten aanwezigheid van haar nieuwe partner, dan wel een omgangsregeling te bepalen als de rechtbank juist acht;
subsidiair, indien de minderjarige aan de vrouw mocht worden toevertrouwd: een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarige bij de man verblijft elke maandagmiddag na de opvang in het kinderdagverblijf tot en met dinsdagmiddag, elke donderdagmiddag na de opvang in het kinderdagverblijf tot en met vrijdagmiddag, alsmede om de week een weekend van vrijdagmiddag tot zondagmiddag, welke omgang zal plaatsvinden in de echtelijke woning, buiten aanwezigheid van de vrouw;
uiterst subsidiair: een omgangsregeling te bepalen als de rechtbank juist acht;
- te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens in het geval uitvoering wordt gegeven aan de primair door de man verzochte omgangsregeling,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In geschil is:
- de toevertrouwing van de minderjarige;
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning;
- de omgangsregeling;
- de kinderbijdrage.
Partijen hebben zich ter terechtzitting bereid verklaard medewerking te verlenen aan een eenmalig bemiddelingsgesprek binnen veertien dagen bij de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
Uit voornoemde brief d.d. 4 oktober 2005 blijkt dat er onvoldoende basis aanwezig was voor het starten van de bemiddeling, zodat de rechtbank overgaat tot de beoordeling van de zaak.
De toevertrouwing en de echtelijke woning
Beide partijen hebben toevertrouwing van de minderjarige verzocht.
De vrouw acht het in het belang van de minderjarige dat deze voorlopig aan haar wordt toevertrouwd. De vrouw heeft hiertoe aangevoerd dat zij immer het grootste deel van de verzorging en opvoeding van de minderjarige voor haar rekening heeft genomen. Voorts is zij van mening dat de moederband, mede gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige, niet verbroken dient te worden.
De man acht het in het belang van de minderjarige dat deze voorlopig aan hem wordt toevertrouwd. De man heeft hiertoe gesteld dat hij reeds sedert de geboorte van de minderjarige nauw betrokken is bij haar verzorging en opvoeding. De man betwist de stelling van de vrouw dat zij immer het grootste deel van de verzorging en opvoeding van de minderjarige voor haar rekening heeft genomen.
Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij sinds november 2002 werkzoekende is, vanwege de omstandigheid dat zijn toenmalige contract niet door zijn werkgever werd verlengd. De man heeft voorts gesteld dat de vrouw immer nagenoeg fulltime heeft gewerkt, waardoor het grootste gedeelte van de dagelijkse verzorging en opvoeding van de minderjarige voor zijn rekening kwam.
Zowel de man als de vrouw hebben de rechtbank verzocht de raad voor de kinderbescherming advies te laten uitbrengen inzake de toevertrouwing van de minderjarige.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij het thans niet noodzakelijk acht om de raad in te schakelen, nu de opvoedkundige kwaliteiten van beide ouders niet in geschil zijn.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat één van partijen meer dan de andere beschikt over de persoonlijke eigenschappen die voor een goede verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk zijn. De rechtbank overweegt hiertoe dat partijen tot januari 2005 zonder problemen gezamenlijk zorg hebben gedragen voor de minderjarige. De minderjarige verbleef vanaf haar geboorte tot januari 2005 op drie doordeweekse dagen in een kinderdagverblijf. Op de overige twee doordeweekse dagen verzorgden partijen de minderjarige ieder één dag en in het weekeinde droegen zij de gezamenlijke zorg.
Vanwege financiële redenen verblijft de minderjarige sedert januari 2005 nog maar twee doordeweekse dagen in het kinderdagverblijf. Hierdoor zorgt de man thans feitelijk één dag meer voor de minderjarige dan de vrouw. Nu de minderjarige thans feitelijk vaker bij de man verblijft dan bij de vrouw en de rechtbank het in het belang van de minderjarige acht dat er zo min mogelijk wijziging in haar situatie wordt gebracht zal de rechtbank het verzoek van de man tot toevertrouwing van de minderjarige aan hem toewijzen en zal zij het verzoek van de vrouw daartoe afwijzen. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de man thans werkloos is en de vrouw vier dagen in de week werkt.
Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige voorlopig aan de man zal worden toevertrouwd en gelet op het belang van de minderjarige bij het verblijf in een voor haar vertrouwde woonomgeving, acht de rechtbank het belang van de man bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning groter dan dat van de vrouw, zodat het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning voorlopig aan de man zal worden toegewezen.
De man heeft verzocht een voorlopige omgangsregeling tussen de vrouw en de minderjarige te bepalen, inhoudende dat de vrouw de minderjarige in de echtelijke woning mag bezoeken, mits de vrouw op voorhand aankondigt wanneer zij zal komen en voorts buiten aanwezigheid van haar nieuwe partner.
De vrouw heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij deze omgangsregeling niet ruim genoeg acht. Voorts is zij van mening dat de omgang niet perse in de echtelijke woning behoeft plaats te vinden. Ten slotte heeft de vrouw onweersproken gesteld dat zij haar werkzaamheden kan verminderen zodat zij meer tijd zal hebben om voor de minderjarige te zorgen.
Beide partijen hebben ter terechtzitting te kennen gegeven dat hen een ruime bezoekregeling voor ogen staat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de zeer jonge leeftijd van de minderjarige, acht de rechtbank het van groot belang dat de band tussen de vrouw en de minderjarige gehandhaafd blijft. Derhalve acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat er meerdere omgangscontacten per week zijn, waarbij de rechtbank het van belang acht om de situatie ten tijde van de samenleving zo veel mogelijk te handhaven, zodat zij zal beslissen als na te melden.
Nu partijen thans niet op goede wijze met elkaar kunnen communiceren en de situatie tussen hen gespannen is, is de rechtbank van oordeel dat het niet goed voor de minderjarige is dat de omgang thans slechts in de echtelijke woning plaatsvindt, zodat de vrouw vrij is de minderjarige mee te nemen om tevens op andere plaatsen omgang met de minderjarige te hebben.
De man heeft verzocht om een kinderbijdrage ad € 375,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De man heeft onweersproken gesteld dat hij maandelijks een uitkering ingevolge de Werkloosheidwet ontvangt ad € 650,-- netto, waardoor hij niet kan bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Voorts heeft de man gesteld dat het salaris van de vrouw € 2.675,-- bruto per maand bedraagt.
De vrouw heeft ter terechtzitting gesteld dat de man zijn verzoek om een kinderbijdrage onvoldoende heeft onderbouwd. De vrouw is derhalve van mening dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen.
Behoefte van de minderjarige
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de behoefte van de minderjarige aan een bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Uitgaande van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen acht de rechtbank, gelet op de onweersproken stelling van de man dat het inkomen van de vrouw € 2.675,-- bruto per maand bedraagt en mede gelet op de leeftijd van de minderjarige, een behoefte van € 375,-- per maand niet onredelijk.
Nu de vrouw geen lasten heeft aangevoerd en haar financiële situatie niet door middel van het overleggen van verificatoire stukken inzichtelijk heeft gemaakt, gaat de rechtbank ervan uit dat zij in staat is de verzochte bijdrage te voldoen. De rechtbank zal derhalve beslissen als na te melden.
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [adres], en beveelt mitsdien dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], voorlopig aan de man zal worden toevertrouwd;
bepaalt dat de vrouw voorlopig gerechtigd is om de minderjarige bij zich te hebben:
- één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 18.00 uur tot maandagochtend, waarbij de vrouw de minderjarige op maandagochtend naar het kinderdagverblijf brengt;
- iedere dinsdag na het werk tot donderdagochtend, waarbij de vrouw de minderjarige op dinsdagavond vanuit haar werk bij de man ophaalt en haar op donderdagochtend naar het kinderdagverblijf brengt;
bepaalt de som welke de vrouw met ingang van heden voorlopig zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige op € 375,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Obbink-Reijngoud, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2005.