ECLI:NL:RBSGR:2005:AU8801
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P. de Haan
- A.W. Spee
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en bepaling gewone verblijfplaats van minderjarigen
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2005 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat primair strekte tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de minderjarigen en tot toekenning van het gezag aan de vader. Subsidiair werd verzocht om de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de vader te bepalen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift, en de zaak is behandeld op 26 oktober 2005. De vader en zijn procureur waren aanwezig, terwijl de moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. De vader heeft nadere producties overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de moeder sinds haar vertrek uit de gezamenlijke woning op 5 april 2005 geen contact meer heeft gehad met de minderjarigen. De vader heeft gesteld dat hij wel contact heeft gezocht, maar dat de moeder dit afwijst. Hij heeft een handgeschreven briefje van de moeder overgelegd waarin zij toestemming verleent voor het alleen toekennen van het gezag aan de vader. De rechtbank overweegt dat een beslissing om het gezag aan één ouder toe te kennen alleen gerechtvaardigd is indien dit in het belang van de minderjarigen is.
De rechtbank concludeert dat de communicatieproblemen tussen de ouders niet zodanig ernstig zijn dat de minderjarigen klem of verloren dreigen te raken. De vader heeft niet aangetoond dat de moeder niet meewerkt aan beslissingen die het belang van de minderjarigen dienen. De rechtbank wijst het primaire verzoek van de vader af, maar bepaalt wel dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn, aangezien zij daar al verblijven en naar school gaan. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.