ECLI:NL:RBSGR:2005:AU8822

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
222484
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. Alt - van Endt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 november 2005 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man, wonende in Singapore, en een vrouw, wonende in Schotland. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de bepaling van het hoofdverblijf van hun minderjarige dochter en een omgangsregeling. De vrouw heeft zich neergelegd bij de echtscheiding, maar heeft verweer gevoerd tegen de omgangsregeling en de hoogte van de alimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de minderjarige bij de vrouw zal verblijven en heeft een omgangsregeling vastgesteld waarbij de man acht weekenden per jaar omgang heeft met zijn dochter, waarvan twee in Nederland. Daarnaast is er een regeling voor vakanties en telefonisch contact. De rechtbank heeft ook de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, gezien de Nederlandse nationaliteit van beide partijen. De verzoeken van de vrouw om een voorschot op de verdeling van de gemeenschap en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning zijn afgewezen. De zaak zal verder worden behandeld door een meervoudige kamer in het tweede kwartaal van 2006.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
7x
rekestnummer : 04-3111
zaaknummer : 222484
datum beschikking : 18 november 2005
BESCHIKKING op het op 4 juni 2004 ingekomen verzoek van:
[de man],
de man,
wonende te Singapore,
procureur voorheen: mr. H.A. Schipper, thans mr. C.S.F. de Nijs.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te Schotland,
procureur: mr. E.A.C. van Kempen,
advocaat: mr. P.C. Plochg te Nijmegen.
1. PROCEDURE
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brieven (met bijlagen) d.d. 31 augustus 2004, 19 augustus 2005 en 14 september 2005 van de zijde van de man;
- de brieven (met bijlagen) d.d. 23 augustus 2005 en d.d. 31 augustus 2005 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht (met bijlage) d.d. 31 augustus 2005 van de zijde van de vrouw.
1.2. Op 2 september 2005 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn procureur, alsmede de vrouw met haar advocaat. Van de zijde van beide partijen zijn pleitnotities overgelegd.
1.3. Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- het faxbericht d.d. 16 september 2005 van de zijde van de vrouw (tevens verzonden per brief d.d. 19 september 2005);
- het faxbericht d.d. 14 oktober 2005 van de zijde van de man (tevens verzonden bij brief d.d. 14 oktober 2005).
2. VERZOEK EN VERWEER
2.1. Het verzoek van de man zoals dat thans luidt strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
a. voor recht te verklaren dat, ook al woont [minderjarige] thans in Schotland, partijen gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen;
b. bepaling dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Schotland), haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw;
c. vaststelling van een omgangs- en vakantieregeling zoals in bijlage 2 bij het verweerschrift op zelfstandig verzoek weergegeven, alsmede een telefoonregeling zoals in het verweerschrift op pagina 3 vermeld;
d. vaststelling van een kinderbijdrage van £ 505,- door de man in Singapore dollars te betalen per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
e. vaststelling van een partnerbijdrage van £ 107,- door de man in Singapore dollars te betalen netto per maand;
f. bepaling dat iedere partij de eigen transactiekosten draagt, zodat de man de transactiekosten van de bank in Singapore betaalt;
g. de verdeling van de gemeenschap vast te stellen conform het gestelde in de pleitnota van de man sub 71 tot en met 78;
h. de vrouw te veroordelen mee te werken de man in het bezit te stellen van de inboedelbestanddelen genoemd in de pleitnotitie onder 72,
i. de vrouw te veroordelen mee te werken aan de waardering van de woning in Schotland, ofwel doordat Paull & Williamson de echtelijke woning taxeert, ofwel doordat ieder der partijen een taxateur benoemt, welke taxateurs zullen trachten in onderling overleg een waarde in vrije staat vast te stellen. Indien de taxateurs niet in onderling overleg een waarde kunnen vaststellen zullen zij gezamenlijk een derde taxateur benoemen, die de waarde definitief zal vaststellen;
j. de vrouw te veroordelen mee te werken aan waardering van de bij haar in gebruik zijnde auto (Jeep) en opgave te doen van al haar bankrekeningen onder haar beheer zoals genoemd op het bij de pleitnota van de man gevoegde overzicht sub 4f en 4i tot en met l;
k. partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de door deskundigen uitgebrachte waarderingen en een voorstel tot verdeling te doen;
l. voor recht te verklaren dat partijen over en weer een recht op pensioenverevening hebben en partijen te bevelen aan de uitvoering van de pensioenverevening mee te werken;
m. kostenveroordeling, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2. De vrouw legt zich neer bij het echtscheidingsverzoek, is akkoord met de bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar, voert voor het overige verweer en verzoekt zelfstandig:
a. bepaling dat de minderjarige haar hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben;
b. vaststelling van een omgangs- en vakantieregeling zoals neergelegd in de pleitnota (deels onder verwijzing naar het verweerschrift inzake het verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen tevens antidotaal rekest);
c. vaststelling van een kinderbijdrage ad £ 1.950,-, door de man in euro's en bij vooruitbetaling te betalen, per maand vermeerderd met een periodieke aanpassing op basis van de (half)jaarlijkse verhogingen van het salaris van de man, subsidiair met de jaarlijkse verhogingen ingevolgde de automatische wettelijke indexeringsregeling;
d. vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ad £ 3.800,- door de man in euro's en bij vooruitbetaling te betalen per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, te vermeerderen met een periodieke aanpassing op basis van de (half)jaarlijkse verhogingen van het salaris van de man, subsidiair met de jaarlijkse verhogingen ingevolgde de automatische wettelijke indexeringsregeling;
e. te bepalen dat de man is gehouden de transactiekosten terzake van de alimentatiebetalingen voor zijn rekening te nemen;
f. voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel;
g. te bepalen dat de man gehouden is binnen veertien dagen na betekening aan hem van de door de rechtbank te geven (tussen)beschikking bij wijze van voorschot, vooruitlopend op de integrale verdeling van de gemeenschap, aan de vrouw te voldoen de somma van € 109.000,-, althans een bedrag dat de rechtbank aangewezen acht;
h. verdeling van de huwelijksgemeenschap conform de uitgangspunten onder capita 26 tot en met 31 van het verweerschrift, dan wel zelf de verdeling met inachtneming van hetgeen daarbij is vermeld vast te stellen;
i. te verklaren voor recht dat de man geacht moet worden de huwelijksgemeenschap te hebben benadeeld met € 300.000,- dan wel met een zodanig hoger / lager bedrag als zal blijken nadat door de man ten overstaan van de rechtbank deugdelijk rekening en verantwoording zal zijn afgelegd betreffende het verloop van de giro- en bankrekeningen, waarover hij het beheer heeft gehad;
j. inzake de door de man tijdens huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en (bijzonder) weduwenpensioen, voor zoveel nodig, die voorzieningen ten behoeve van de vrouw te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
k. kostenveroordeling, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.3. De man voert geen verweer tegen het door de vrouw verzochte voortgezet gebruik van de echtelijke woning en blijkens het door hem sub 2.1.b. gedane verzoek evenmin tegen de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw.
3. BEOORDELING
3.1. Opmerkingen vooraf
3.1.1. De rechtbank zal thans beslissen omtrent:
- de verzochte echtscheiding (verzoek man sub 2.1.),
- de verklaring voor recht dat partijen over [minderjarige] het gezamenlijk gezag blijven uitoefenen (verzoek man sub 2.1.a.),
- de gewone verblijfplaats van [minderjarige] (verzoek man sub 2.1.b. en verzoek vrouw sub 2.2.a.),
- de omgangsregeling, vakantieregeling en de telefoonregeling (verzoek man sub 2.1.c. en verzoek vrouw sub 2.2.b.),
- het voortgezet gebruik van de echtelijke woning (verzoek vrouw sub 2.2.f.) en
- het door de vrouw verzochte voorschot op de verdeling (verzoek vrouw sub 2.2.g.).
3.1.2. De rechtbank zal voorts:
- een peildatum voor de omvang en de waardering van de huwelijksgoederengemeenschap vaststellen en
- partijen in de gelegenheid stellen een voorstel tot verdeling te doen en zich uit te laten omtrent de door deskundigen uitgebrachte waarderingen ter zake van de echtelijke woning en van de Jeep (inzake de verzoeken van de man sub 2.1.g-k en van de vrouw sub 2.2.h.).
3.1.3. Zoals ter terechtzitting met partijen besproken zal de zaak voor het overige worden verwezen naar een nader te bepalen zitting van een meervoudige kamer, gelet op de omvang en complexiteit van deze zaak.
Wettelijke formaliteiten
3.1.4. Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
3.1.5 Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op 8 augustus 1992 in de gemeente Elst met elkander gehuwd. Zij hebben één thans nog minderjarig kind, te weten: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Schotland).
3.1.6. Blijkens overgelegd bewijsstuk van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Singapore heeft de man de Nederlandse nationaliteit. Blijkens overgelegd bewijsstuk van het Consulaat van het Koninkrijk der Nederlanden te [geboorteplaats], Schotland, heeft de vrouw de Nederlandse nationaliteit.
3.2. De echtscheiding
(verzoek man sub 2.1.)
Internationaal privaatrecht (IPR)
3.2.1. Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.2. De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hoewel de vrouw zich afvraagt of het huwelijk als duurzaam ontwricht moet worden aangemerkt, legt de vrouw zich neer bij de echtscheiding. Gelet op het bovenstaande alsmede het verhandelde ter zitting staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
3.3. De voorzieningen betreffende [minderjarige] (IPR)
3.3.1. Krachtens art. 3 lid 2 van de EG-verordening nr. 1347/2000 van 29 mei 2000 is de Nederlandse rechter bevoegd te beslissen op de verzoeken met betrekking tot het gezag over [minderjarige], haar verblijfplaats en de omgang tussen haar en de man, nu de minderjarige gewoonlijk buiten Nederland, maar binnen een van de Lidstaten, waarop de Verordening van toepassing is, te weten in Schotland, verblijft en tenminste één van de echtgenoten het gezag over de minderjarige heeft en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door de echtgenoten is aanvaard en door het belang van de minderjarige wordt gerechtvaardigd.
3.3.2. Nederlands recht is van toepassing op voormelde verzoeken.
3.4. Verklaring voor recht dat partijen gezamenlijk gezag blijven uitoefenen
(verzoek man sub 2.1.a.)
3.4.1. Uit artikel 1:251 BW vloeit voort dat ouders die gezamenlijk het gezag hebben dit in beginsel ook na hun scheiding gezamenlijk blijven uitoefenen. Mitsdien heeft de man geen belang bij zijn verzoek voor recht te verklaren dat partijen het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Dit verzoek zal dus worden afgewezen.
3.5. De verblijfplaats van de minderjarige
(verzoek man sub 2.1.b. en verzoek vrouw sub 2.2.a)
3.5.1. Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
3.6. De omgangsregeling, de vakantieregeling en de telefoonregeling
(verzoek man sub 2.1.c. en verzoek vrouw sub 2.2.b.)
3.6.1. Omgangs- en vakantieregeling
3.6.1.1. De man heeft primair verzocht een omgangsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] éénmaal per twee weken, alsmede de helft van de vakanties met de man doorbrengt. Subsidiair heeft hij een omgangsregeling verzocht waarbij hij gedurende twaalf weekenden, alsmede zeven weken vakantie omgang mag hebben met [minderjarige]. Deze subsidiaire regeling behelst evenveel dagen omgang als het primaire voorstel, doch is beter uitvoerbaar en goedkoper, aldus de man. Zijn voorkeur gaat om die redenen uit naar het subsidiaire voorstel, doch indien de vrouw hiermee niet instemt blijft hij bij zijn primaire verzoek, waarmee de vrouw in haar verweer op zelfstandig verzoek in beginsel kon instemmen. De man wil dat de omgang in beginsel niet beperkt is tot Schotland, maar wil [minderjarige] ook kunnen meenemen naar Nederland, zodat zij daar haar familie kan bezoeken. Hij wil [minderjarige] in de zomervakantie kunnen meenemen naar Singapore. Hij verzoekt voorts te bepalen dat de weekenden waarin hij verhinderd is omgang te hebben ingehaald mogen worden.
3.6.1.2. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de door de man verzochte omgangsregelingen, omdat zij deze te uitgebreid, te kostbaar en te moeilijk uitvoerbaar vindt. Zij heeft haar eerdere instemming met de primair verzochte omgangsregeling herzien, omdat zij met die regeling inmiddels een ongunstige ervaring heeft opgedaan. De regeling blijkt niet haalbaar en financieel te begrotelijk te zijn. Zij is van mening dat een omgangsregeling van één weekend per kwartaal haalbaar is. Zij wil niet dat bij verhindering een inhaalbezoek plaatsvindt. De omgang dient plaats te vinden in Schotland. Ter terechtzitting heeft zij aangeboden voornoemd voorstel uit te breiden met omgang direct voorafgaand of aansluitend aan een zakenreis van de man naar Europa, mits de man twee weken van te voren aangeeft of de omgang zal doorgaan of niet. Voor de vakanties stelt ze een regeling voor van in totaal vier weken, welke worden doorgebracht in Europa.
3.6.1.3. Ter terechtzitting is de omgangsregeling uitvoerig besproken en is getracht partijen op punten te verenigen. Helaas hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken. Zij strijden over de frequentie van de weekendregeling, de verdeling van de vakanties en feestdagen, de locatie waarop de omgang en vakanties plaats zullen vinden en de mogelijkheid weekenden in te halen na verhindering. Ook de met de omgang gemoeide kosten zijn een discussiepunt.
3.6.1.4. De rechtbank stelt voorop dat het van groot belang is dat er omgang plaatsvindt tussen de man en [minderjarige]. [minderjarige] heeft er (mede gelet op haar jonge leeftijd) evident belang bij haar vader op regelmatige basis te kunnen zien. Zo kan zij een band met hem opbouwen en /of de reeds bestaande band onderhouden. Daarnaast heeft de man, als vader met gezag, recht op omgang met zijn dochter. Dit recht op omgang wordt in casu beperkt door de feitelijke omstandigheden van partijen (in het bijzonder de grote afstand tussen de woonplaatsen van partijen - de moeder en [minderjarige] wonen in [geboorteplaats], Schotland, en de man in Singapore - en de kosten die met de omgang gemoeid zijn) alsmede door de rechten van de moeder en [minderjarige].
3.6.1.5. Gelet op de grote afstand tussen de woonplaatsen van de man en [minderjarige], dient tevens rekening gehouden te worden met de praktische uitvoerbaarheid van een vast te stellen regeling. De situatie van partijen leent zich niet voor een zgn. "standaardomgangsregeling" zoals primair door de man verzocht. Gelet op zijn voorkeur voor de subsidiaire regeling heeft ook hij zich daar rekenschap van gegeven. In zoverre zal zijn primaire verzoek dus worden afgewezen.
3.6.1.6. Nu de standpunten van partijen overigens ver uit elkaar liggen, zal de rechtbank een omgangs- en vakantieregeling vaststellen die naar haar inzicht in het belang van [minderjarige] is.
3.6.1.7. De rechtbank heeft begrip voor het argument van de vrouw dat [minderjarige] regelmaat nodig heeft en geen belang heeft bij een omgangsregeling die om de haverklap gewijzigd wordt. Het is van belang dat [minderjarige] en de vrouw niet meer dan nodig beperkt worden in hun sociale leven en bezigheden, mede nu duidelijk is geworden dat zij samen in Schotland zullen blijven wonen. Anderzijds begrijpt de rechtbank ook dat de man, in ieder geval tijdens zijn zakenreizen in Europa, in de gelegenheid wil zijn [minderjarige] te zien zonder dat hem omgang geweigerd wordt omdat het nu eenmaal niet een afgesproken omgangsweekend betreft. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat van de vrouw flexibiliteit en inschikkelijkheid gevraagd kan worden. De vrouw is immers samen met de man verantwoordelijk voor het welzijn van [minderjarige], dat in grote mate afhankelijk is van omgang met haar vader. Dit alles brengt de rechtbank in redelijkheid tot de volgende beslissing.
3.6.1.8. De man moet in staat worden gesteld om acht weekenden per jaar omgang te hebben met [minderjarige], welke bezoeken hij, met uitzondering van twee weekenden die hij in Nederland mag doorbrengen, in Schotland dient door te brengen. Partijen dienen drie maanden van tevoren in overleg een rooster vast te stellen voor een periode van drie maanden, waarbij het schoolrooster van [minderjarige] als leidraad kan dienen. Voorts moet de man uiterlijk twee weken van tevoren schriftelijk, dan wel per e-mail, aan de vrouw bevestigen of het omgangsweekend doorgang vindt. De rechtbank acht het redelijk om toe te staan dat omgang bij verhindering verplaatst wordt, met de beperking dat de omgang slechts verplaatst kan worden naar één weekend ná het geplande weekend. Gelet op de regelmaat en duidelijkheid die de rechtbank voor ogen heeft, wordt het niet in het belang van [minderjarige] geacht als inhaalweekenden op andere wijze of termijn plaatsvinden.
3.6.1.9. Bovenop de acht reguliere omgangsweekenden mag de man - conform het door de vrouw ter zitting gedane voorstel - [minderjarige] bij zich hebben indien hij voor Shell op zakenreis moet naar Europa, mits hij de vrouw hiervan uiterlijk twee weken van te voren bericht (schriftelijk of per e-mail). Deze omgang dient in het weekend en in Schotland plaats te vinden. Mocht de man uiteindelijk verhinderd blijken zo'n extra weekendomgang met [minderjarige] te hebben dan kan dit niet worden ingehaald.
3.6.1.10. De man mag [minderjarige] bij zich hebben gedurende de helft van de Kerst- en Paasvakantie, derhalve van beide vakanties één week, door te brengen in Europa, alsmede twee weken in de zomervakantie. De zomervakantie mag de man met [minderjarige] in Europa of in Singapore doorbrengen. De vrouw heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het niet in het belang van [minderjarige] is dat omgang in Singapore plaatsvindt vanwege redenen die verband houden met haar gezondheid (allergische reactie op muggenbeten), haar leeftijd dan wel de temperatuur ter plaatse. De rechtbank acht de man geschikt om de verzorging voor [minderjarige] in de vakantie op zich te nemen en gaat er van uit dat hij alle benodigde maatregelen zal treffen om [minderjarige] in Singapore te kunnen ontvangen.
3.6.1.11. Gelet op haar leeftijd is het vooralsnog niet verantwoord [minderjarige] zelfstandig te laten reizen. De man dient haar derhalve op te halen en weg te brengen. Uiteraard kan dit in de toekomst anders zijn.
3.6.1.12. De rechtbank zal aan de omgangsregeling de voorwaarde verbinden dat de man aan de vrouw laat weten waar hij met [minderjarige] tijdens de omgang verblijft en aan de vakantieregeling de voorwaarde verbinden dat de man vooraf aan de vrouw zal laten weten waar hij met [minderjarige] zal verblijven en aangeven hoe hij daar voor eventualiteiten bereikbaar is. De man heeft het op dit punt door de vrouw verzochte immers niet weersproken.
3.6.1.13. Voor zover de man bij brief d.d. 14 oktober 2005 met betrekking tot de omgangsregeling nog nieuwe feitelijke informatie heeft verschaft dan wel zijn verzoek heeft aangepast, zal daarop geen acht worden geslagen, aangezien het debat in zoverre reeds op de zitting was afgerond.
3.6.2. Telefoonregeling
3.6.2.1. Tevens heeft de man verzocht vast te stellen dat de man en [minderjarige] voortaan wekelijks telefonisch contact zullen hebben op maandag en op woensdag tussen 15.00 uur en 16.00 uur en op zaterdag tussen 09.00 uur en 10.00 uur, alles Schotse tijd. Hij heeft voorts verzocht te bepalen dat indien [minderjarige] op een bepaalde datum of tijd verhinderd is een vervangende datum en tijd wordt afgesproken. Hij heeft er daarbij op gewezen dat de vrouw maar zelden toelaat dat hij telefonisch contact heeft met zijn dochter.
3.6.2.2. De vrouw heeft hierop gesteld dat telefonisch contact tussen de man en [minderjarige] op zichzelf geen enkel bezwaar is, maar dat een door de man afdwingbare tijd en frequentie zowel voor [minderjarige] als de vrouw bezwaarlijk is. Zij heeft daarbij voorts gewezen op het grote tijdsverschil tussen Schotland en Singapore.
3.6.2.3. Gelet op het over en weer gestelde en de feitelijke woonsituatie van partijen waardoor een zgn. "standaardomgangsregeling" niet haalbaar is, ziet de rechtbank aanleiding de hierna in het dictum vermelde telefoonregeling vast te stellen. Op die wijze kan regelmatig contact van [minderjarige] met haar vader worden gewaarborgd. Er zal een iets beperktere regeling worden vastgesteld dan door de man verzocht om te voorkomen dat (de vrouw en) [minderjarige] teveel in hun bewegingsvrijheid worden beperkt. Wel zal worden bepaald dat gemiste telefooncontacten kunnen worden ingehaald. Het tijdsverschil staat aan deze regeling niet in de weg, nu de man zich blijkens zijn verzoek conformeert aan de Schotse tijd.
3.7. Kinder- en partneralimentatie
(verzoek man sub 2.1.d. en 2.1.e. en verzoek vrouw sub 2.2.c. en 2.2.d.)
IPR
3.7.1. Nu de man in het onderhavige geding is verschenen en hij geen beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van de rechtbank, is de rechtbank bevoegd van de alimentatieverzoeken en de daarmee nauw samenhangende verzoeken omtrent de transactiekosten kennis te nemen.
3.7.2. Vanwege de internationale aspecten van de onderhavige zaak dient te worden bezien welk recht van toepassing is op de verzoeken tot kinder- respectievelijk partneralimentatie en de daarmee nauw samenhangende verzoeken omtrent de transactiekosten.
3.7.3. Op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhouds-verplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, is op het verzoek tot partneralimentatie Nederlands recht toepasselijk.
3.7.4. Op de verzoeken betreffende de kinderalimentatie is ingevolge artikel 4 Haags Alimentatieverdrag 1973 het recht van de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde van toepassing, derhalve Schots recht. De rechtbank verzoekt partijen zich in dit verband uit te laten omtrent de inhoud van dit recht en de toepassing ervan op de kinderalimentatieverzoeken.
3.7.5. Aangezien de vast te stellen partnerbijdrage en de kinderbijdrage het best tezamen kunnen worden betaald in verband met de kennelijk per transactie optredende kosten en partijen hun verzoeken ter zake van de transactiekosten niet hebben uitgesplitst, zal op deze verzoeken - in navolging van de verzochte partnerbijdrage - eveneens Nederlands recht worden toegepast.
Euro's en wisselkoers
3.7.5. In afwijking van het op dit punt door partijen over en weer verzochte is ter zitting afgesproken dat zowel de kinder- als partnerbijdrage in euro's dienen te worden vastgesteld. Partijen dienen zich nog uit te laten over de vraag of dit tevens betekent dat de kinderalimentatie en de partneralimentatie in euro's dienen te worden uitbetaald.
3.7.6. Partijen hebben ter terechtzitting afspraken gemaakt over de te hanteren wisselkoersen ter omrekening van de euro's naar Singapore dollars en die van euro's naar ponden.
3.7.6.1. Voor de omrekening van euro's naar Singapore dollars zal dienovereenkomstig worden uitgegaan van de gemiddelde koers van september 2004 tot en met augustus 2005, te berekenen aan de hand van de Shell-koersen zoals vermeld op de loonstroken van de man.
3.7.6.2. Voor de omrekening van euro's naar ponden hebben partijen afgesproken de slotkoers van 2 september 2005 te hanteren. Uitgaande van de slotkoers van 0,6836 gaat de rechtbank ervan uit dat de slotkoers van de pond op die dag € 1,46 bedroeg.
Handzaam "spoorboekje"
3.7.7. Door de wijze van procesvoering van partijen dreigt reeds nu het zicht op hetgeen hen verdeeld houdt verloren te gaan. Daarom zullen in het navolgende gedetailleerde instructies aan partijen worden gegeven. Deze dienen niet ertoe te leiden dat partijen in herhaling vallen, maar hebben tot doel dat zij de rechtbank een handzaam "spoorboekje" verschaffen (bijvoorbeeld in de vorm van een Excelbestand), opdat de zaak voor de meervoudige kamer behandel- en beslissingsgereed wordt.
3.7.8. Om verwarring door de rechtbank te voorkomen dient door partijen in het vervolg van de procedure uitsluitend nog in euro's te worden gesproken. Zij dienen derhalve aan te geven welke bedragen in euro's zij over en weer aan partneralimentatie en kinderalimentatie verzoeken.
Behoefte van [minderjarige] en van de vrouw
3.7.9. De vrouw dient een kort en schematisch behoefte-overzicht van haarzelf en een behoefte-overzicht van [minderjarige] over te leggen. Daarbij dient de vrouw de in de behoefte-overzichten opgenomen posten in euro's weer te geven en deze (zoveel mogelijk) op dezelfde wijze aan te duiden als zij reeds eerder in de procedure heeft gedaan. Voorts moet ze kort per post aangeven op welke plaatsen zij daarover in deze procedure reeds iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
3.7.10. De man dient hierop kort en schematisch te reageren. Hij dient de in de behoefte-overzichten opgenomen posten in dezelfde volgorde te behandelen als de vrouw, deze op dezelfde wijze aan te duiden als de vrouw heeft gedaan en zijn standpunt daarover ook in euro's weer te geven. Voorts moet hij kort per post aangeven op welke plaatsen hij daarover in deze procedure reeds iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
Inkomen man
3.7.11. Partijen debatteren voor het vaststellen van de behoefte van [minderjarige] en van de vrouw voorts over de volgende vragen:
a. uit welke bestanddelen bestaat het salaris van de man?
b. wat is de hoogte van de diverse salarisbestanddelen?
c. van welke datum dient bij de bepaling van het inkomen van de man te worden uitgegaan? Moet daarbij worden uitgegaan van:
1. de situatie dat partijen nog in Londen, Engeland woonachtig waren (augustus 2003);
2. de situatie van de man in Singapore (1e kwartaal 2006);
3. het (fictieve) salaris dat de man in Nederland zou hebben genoten;
4. of is wellicht beslissend de datum dat partijen naar het oordeel van de rechtbank in elk geval uiteen zijn gegaan (5 augustus 2004, vgl. rov. 3.10.5.): derhalve zijn inkomen over de maand juli 2004;
d. moet de zgn. tabel eigen aandeel kosten van kinderen al dan niet lineair worden doorgetrokken?
3.7.12. Om de rechtbank in staat te stellen de behoefte van [minderjarige] en van de vrouw vast te stellen, is het derhalve van belang dat partijen zich voorts kort en overzichtelijk over deze punten uitlaten, met uitzondering van het debat over het al dan niet doortrekken van de tabel: in zoverre hebben partijen hun standpunt vooralsnog voldoende uiteengezet.
Salarisbestanddelen man op de diverse peildata en fictief inkomen
3.7.13. De man dient een kort schematisch overzicht te geven van al zijn salarisbestanddelen en de hoogte daarvan in euro's
ad 3.7.11.c.1 per augustus 2003,
ad 3.7.11.c.2 per het eerste kwartaal van 2006,
ad 3.7.11.c.4. per juli 2004.
Voor wat betreft de omrekening van Singapore dollars naar euro's zal worden uitgegaan van het gemiddelde van de loonstroken van de man over de periode september 2004 - augustus 2005. De man dient de koers op deze wijze te berekenen en de berekening aan de rechtbank over te leggen.
ad 3.7.11.c.3: Tevens dient de man aan te geven uit welke bestanddelen zijn inkomen zou hebben bestaan en wat de hoogte daarvan zou zijn geweest indien hij nog in Nederland werkzaam zou zijn geweest, in euro's.
3.7.14. Daarbij moet de man zoveel mogelijk zijn salarisbestanddelen op dezelfde wijze aanduiden als hij reeds eerder in de procedure heeft gedaan, deze salarisbestanddelen steeds in dezelfde volgorde aanhalen en voorts kort (voor zover mogelijk per salarisbestanddeel) aangeven op welke plaatsen in deze procedure hij daarover reeds iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
3.7.15. De vrouw dient hierop kort en schematisch te reageren. Zij dient daarbij (voor zover mogelijk) eveneens aan te geven uit welke bestanddelen het salaris van de man naar haar inzicht per het eerste kwartaal 2006, per eind juli 2004 en per augustus 2003 bestond en voorts moet zij uiteenzetten waaruit het salaris van de man zou hebben bestaan als hij in Nederland werkzaam zou zijn geweest. Zij moet daarbij steeds de salarisbestanddelen van de man in dezelfde volgorde behandelen als de man dat heeft gedaan, deze op dezelfde wijze aanduiden als hij heeft gedaan en haar standpunt daarover ook telkens in euro's weergeven. Voorts moet zij voor zover mogelijk kort per salarisbestanddeel aangeven op welke plaatsen in deze procedure zij daarover reeds iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
Draagkracht van de man
3.7.16. Ook over de draagkracht van de man is al veel gezegd. Om het debat van partijen voor de rechtbank overzichtelijker te maken dient de man tevens ter bepaling van zijn draagkracht een draagkrachtberekening in euro's over te leggen, waarbij bepalend is zijn salaris per het eerste kwartaal 2006 (zie rov. 3.7.13. voor de te hanteren wisselkoers). Van zijn salaris per het eerste kwartaal 2006 moet de man reeds in verband met de behoefte van [minderjarige] en van de vrouw een overzicht verschaffen. Voorts dient de man de in de draagkrachtberekening opgenomen lasten kort weer te geven, in euro's aan te duiden, deze lasten zoveel mogelijk op dezelfde wijze aan te duiden als hij eerder in de procedure heeft gedaan en daarbij tevens voor zover mogelijk per last aan te geven op welke plaatsen hij daarover reeds eerder in de procedure iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
3.7.17. De vrouw dient hierop eveneens kort en schematisch op te reageren. Daarbij dient zij de in de draagkrachtberekening van de man opgenomen lasten in dezelfde volgorde als de man te bespreken, moet zij deze op dezelfde wijze aanduiden als de man dat heeft gedaan, dient zij haar standpunt daarover in euro's weer te geven en voorts moet ze kort per last aangeven op welke plaatsen in de procedure zij daarover reeds iets heeft gezegd en welke reeds overgelegde producties relevant zijn.
Kosten omgang met [minderjarige]
3.7.18. Partijen dienen zich (zo mogelijk onderbouwd met stukken, dan wel onder verwijzing naar eerder overgelegde stukken) nog kort en schematisch uit te laten over de met de hierna door de rechtbank vast te stellen omgangsregeling gemoeide kosten. Daarbij moeten partijen de met de omgang gemoeide kosten, zoals vliegkosten, hotel/verblijfkosten, kosten huurauto etc., in euro's weergeven, de kostenposten op dezelfde wijze aanduiden en deze in dezelfde volgorde behandelen.
3.8. Verzoeken inzake transactiekosten
(verzoek man sub 2.1.f. en verzoek vrouw sub 2.2.e.)
3.8.1. De op dit punt gedane verzoeken, die nauw samenhangen met de beslissing inzake de partner- en kinderalimentatie, zullen, evenals laatstgenoemde beslissing, worden aangehouden.
3.9. Voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel
(verzoek vrouw sub 2.2.f)
IPR
3.9.1. Nu de echtelijke woning in Schotland is gelegen, komt de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toe met betrekking tot dit verzoek. De rechtbank zal zich derhalve onbevoegd verklaren om van het verzoek kennis te nemen.
3.10. De verdeling
(verzoek man sub 2.1.g. en 2.1.k. en verzoek vrouw sub 2.2.h)
IPR
3.10.1. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek. Daarom heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de gemeenschap en de daarmee samenhangende verzoeken (hierna in rov. 3.11. tot en met 3.14.2. besproken).
3.10.2. Aangezien noch door de man, noch door de vrouw is gesteld dat zij hun vermogensrechtelijke verhouding ten tijde van de huwelijkssluiting geregeld hebben door aan te wijzen aan welk recht deze onderworpen is, is de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting, dan wel kort daarna, bepalend voor het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime. Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezitten worden het huwelijksgoederenregime en de met de verdeling samenhangende verzoeken van de echtgenoten (vide rov. 3.11. tot en met 3.14.2.) derhalve beheerst door Nederlands recht.
Inhoudelijke beoordeling
3.10.3. Gesteld noch gebleken is dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Derhalve bestaat tussen de echtgenoten algehele gemeenschap van goederen.
Peildatum
3.10.4. Ter zitting is met partijen besproken welke peildatum zij wensen te hanteren voor het bepalen van de omvang van de gemeenschap en de waardering daarvan. Partijen hebben ter zake geen overeenstemming kunnen bereiken. De man opteert voor de peildatum 1 januari 2005, omdat op die datum de verhuizing van de vrouw vanuit Singapore naar Schotland geheel was gerealiseerd en de daarmee gemoeide kosten allemaal waren voldaan. De vrouw opteert voor de peildatum 5 augustus 2004, omdat partijen per die datum feitelijk een eigen huishouden zijn gaan voeren. De door de man genoemde verhuiskosten vormen een klein detail op de samenstelling van de goederengemeenschap en zijn bovendien door Shell betaald. Ter terechtzitting heeft de man desgevraagd verklaard dat partijen naar zijn mening reeds sinds november 2003 een gescheiden huishouden voerden, omdat hij toen al in Singapore woonde en de vrouw nog in Schotland, los van de vraag of het zijn bedoeling was om samen met de vrouw in Singapore te gaan wonen.
3.10.5. De rechtbank overweegt als volgt. Nu partijen niet hebben betoogd dat voor het vaststellen van de omvang van de gemeenschap en de waardering daarvan verschillende peildata dienen te worden gehanteerd, zal ook de rechtbank één peildatum voor beide hanteren. Waar de door partijen voorgestelde peildata beide liggen vèr voor de officieel te hanteren peildata, te weten voor wat betreft de omvang van de gemeenschap (in beginsel) de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en inzake de waardering van de gemeenschapsbestanddelen (in beginsel) de datum waarop de verdelingsbeschikking wordt gewezen (beide data liggen nog in de toekomst), brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat de rechtbank tussen één van de door partijen genoemde peildata een keuze dient te maken. Uit het debat van partijen vloeit voort dat zij in elk geval met ingang van 5 augustus 2004 gescheiden huishoudens voerden. Deze datum zal daarom als peildatum voor de omvang en de waardering van de gemeenschap worden gehanteerd. De door de man opgevoerde verhuiskosten - zo deze al ten laste van de gemeenschap zijn gekomen - vormen onvoldoende reden om voor de door hem genoemde peildatum te kiezen.
Handzaam "spoorboekje"
3.10.6. Om de verdelingskwestie te kunnen beslissen worden partijen in de gelegenheid gesteld door de rechtbank in het dictum nader te specificeren stukken in het geding te brengen en een (onderbouwd) voorstel tot verdeling te doen. Aldus wordt het verzoek van de man partijen in de gelegenheid te stellen een voorstel tot verdeling te doen (sub 2.1.k.) toegewezen. Net als bij de kinderalimentatie en de partneralimentatie is ook hier het doel een aan de rechtbank te verstrekken handzaam "spoorboekje" waarmee de meervoudige kamer "uit de voeten kan".
3.10.7. Om verwarring van de rechtbank te voorkomen dienen partijen in het vervolg van de procedure ook op het punt van de verdeling - en voor zover van belang tevens ter zake van de daarmee verband houdende verzoeken - uitsluitend nog in euro's te spreken.
3.11. Veroordeling tot betaling voorschot
(verzoek vrouw sub 2.2.g.)
3.11.1. De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen haar een voorschot op de verdeling te doen uitkeren van € 109.000,-. De man heeft zich hiertegen gemotiveerd verzet.
3.11.2. De rechtbank acht onvoldoende reden aanwezig om de vrouw een dergelijk voorschot toe te kennen. Thans is onduidelijk op welk bedrag de gehele gemeenschap van goederen dient te worden gewaardeerd, zodat niet duidelijk is in hoeverre de vrouw bij toekenning van een dergelijk voorschot feitelijk zal worden overbedeeld. Voorts geldt dat de vrouw op dit moment op grond van de beschikking voorlopige voorzieningen partneralimentatie ten bedrage van € 3.825,- per maand ontvangt en kinderalimentatie à € 1.747,50 per maand, met welke bedragen zij (vooralsnog) geacht wordt in het levensonderhoud van haar en [minderjarige] te kunnen voorzien. Het verzoek zal dus worden afgewezen.
3.12. Verklaring voor recht met betrekking tot benadeling en verzoek met betrekking tot het in het bezit van de man stellen van de inboedelbestanddelen
(verzoek vrouw sub 2.2.i. en verzoek man sub 2.1.h.)
3.12.1. Deze verzoeken hangen nauw samen met de naar de meervoudige kamer te verwijzen verdelingskwestie, zodat de beslissing ook in zoverre zal worden aangehouden.
3.13. Veroordeling vrouw mee te werken aan waardering echtelijke woning en auto (Jeep) en het verzoek partijen in de gelegenheid te stellen zich omtrent de door deskundigen uitgebrachte waarderingen uit te laten
(verzoeken man sub 2.1.i., 2.1.j. en 2.1.k.)
3.13.1. Nu partijen strijden over de waarde van de echtelijke woning en van de bij de vrouw in gebruik zijnde auto (Jeep) dienen deze boedelbestanddelen te worden getaxeerd. Daarbij dient de waarde in euro's op de peildatum (5 augustus 2004) te worden vastgesteld. Conform het verzoek van de man gaat de rechtbank ervan uit dat namens hem het kantoor Paull & Williamson en namens de vrouw een door haar aan te wijzen taxateur samen de waarde van de echtelijke woning in vrije staat zullen taxeren. Als zij er daarbij niet uit komen, dienen de taxateurs samen een derde taxateur aan te wijzen die de waarde dan zal vaststellen. Partijen moeten samen bepalen hoe de taxatie zal plaatsvinden (al dan niet in aanwezigheid van beide partijen resp. hun raadslieden). Partijen kunnen zich kort schriftelijk uitlaten omtrent de taxatie(s).
3.13.2. Voor de taxatie van de Jeep dienen partijen ook ieder een eigen taxateur te benaderen die samen de waarde van de auto (Jeep) op de peildatum ((5 augustus 2004) zullen vaststellen. Mochten de taxateurs er samen niet uitkomen dan dienen zij een derde taxateur te benoemen die dan de waarde van de auto (Jeep) zal vaststellen. Partijen moeten samen bepalen hoe de taxatie zal plaatsvinden (al dan niet in aanwezigheid van beide partijen resp. hun raadslieden). Partijen dienen de taxatierapporten vervolgens in het geding te brengen en kunnen kort op de taxatierapporten reageren. Daarmee wordt het op dit punt door de man gedane verzoek (sub 2.1.k.) toegewezen.
3.13.3. Vanzelfsprekend dienen de taxatierapporten hetzij in euro's te zijn gesteld, hetzij moeten partijen de door de taxateurs vastgestelde bedragen omrekenen naar euro's.
3.13.4. Nu ook de vrouw evident belang heeft bij de vaststelling van de waarde van de beide boedelbestanddelen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij haar medewerking zal verlenen aan de taxaties en wordt veroordeling van de vrouw daartoe thans nog prematuur geacht. Om die reden zullen de verzoeken de vrouw te veroordelen mee te werken aan taxatie van de echtelijke woning en waardering van de Jeep worden aangehouden.
3.14. Opgave bankrekeningen vrouw onder haar beheer
(verzoek man sub 2.1.j.)
3.14.1. De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen opgave te doen van alle bankrekeningen onder haar beheer zoals genoemd op het bij zijn pleitnota sub 4f en 4i tot en met l gevoegde overzicht. De rechtbank zal in het dictum aan beide partijen verzoeken alle op dit punt relevante gegevens over te leggen en gaat er van uit dat de vrouw haar medewerking zal verlenen, nu niet is gebleken dat zij haar medewerking zal onthouden. Veroordeling van de vrouw is dus thans nog niet nodig.
3.14.2. De behandeling van de verdeling en van de daarmee samenhangende kwesties voor zover daarop bij deze nog niet is beslist, zal als gezegd worden aangehouden tot een nader te bepalen zitting van een meervoudige kamer.
3.15. Pensioenaanspraken
(verzoek man sub 2.1.l en verzoek vrouw sub 2.2.j.)
IPR
3.15.1. Nu beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. De rechtbank zal Nederlands recht toepassen op de door partijen op dit punt gedane verzoeken.
Inhoudelijke beoordeling
3.15.2. Ter terechtzitting is vast komen te staan dat al het pensioen van de man via Shell wordt opgebouwd. Dat brengt mee dat op zijn pensioenrechten de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is.
3.15.3. In verband met het door de man gedane verzoek is voorts van belang na te gaan in hoeverre de vrouw pensioen heeft opgebouwd tijdens het huwelijk en of de Wet verevening pensioenrechten daarop van toepassing is. De rechtbank verzoekt partijen zich hierover nader uit te laten. Ook de verzoeken met betrekking tot het pensioen zullen worden aangehouden tot een nader te bepalen zitting van een meervoudige kamer.
3.16. Kostenveroordeling
(verzoek man sub 2.1.m. en verzoek vrouw sub 2.2.k)
3.16.1. Gelet op het bovenstaande zullen de verzoeken met betrekking tot de kostenveroordeling eveneens worden aangehouden.
3.17. Slotsom
3.17.1 De rechtbank geeft partijen tot slot met klem in overweging alsnog te proberen in onderling overleg, bijvoorbeeld met behulp van een ervaren mediator, (al is het maar op onderdelen) tot overeenstemming te komen. Door de wijze van procesvoering van partijen is deze procedure nu reeds complex geworden en zal deze voor hen beiden ongetwijfeld leiden tot hoge kosten.
3.17.2. Dit alles leidt tot de navolgende beslissing.
4. BESLISSING
De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en [de vrouw], gehuwd op 8 augustus 1992 in de gemeente Elst;
wijst af het verzoek van de man voor recht te verklaren dat, ook al woont [minderjarige] thans in Schotland, partijen gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Schotland), de gewone verblijfplaats zal hebben bij de vrouw, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
omgangsregeling
bepaalt dat de minderjarige bij de man zal zijn:
- acht weekenden per jaar, waarvan hij twee weekenden in Nederland door mag brengen; de man bevestigt uiterlijk twee weken van tevoren schriftelijk, dan wel per e-mail, aan de vrouw of het omgangsweekend doorgang vindt. De omgang wordt bij verhindering verplaatst naar één weekend ná het geplande weekend;
- partijen dienen hiertoe drie maanden tevoren een rooster op te stellen voor een periode van drie maanden, waarbij het schoolrooster van [minderjarige] als uitgangspunt kan dienen;
te vermeerderen met de weekenden wanneer de man voor Shell in Europa op zakenreis is, door te brengen in Schotland, mits de man de vrouw hiervan uiterlijk twee weken van te voren heeft bericht (schriftelijk of per e-mail); een dergelijke extra omgangsweekend kan bij eventuele verhindering niet worden ingehaald;
- de man moet aan de vrouw laten weten waar hij met [minderjarige] tijdens de omgang verblijft;
- de man dient [minderjarige] steeds te halen en te brengen;
vakantieregeling
bepaalt dat de minderjarige bij de man zal zijn:
- twee weken in de zomervakantie, door te brengen in Europa of in Singapore;
- de helft van de Kerstvakantie, door te brengen in Europa;
- de helft van de Paasvakantie, door te brengen in Europa;
- de man moet vooraf aan de vrouw laten weten waar hij met [minderjarige] zal verblijven en tevens aangeven hoe hij daar voor eventualiteiten bereikbaar is;
- de man dient [minderjarige] steeds te halen en te brengen;
telefoonregeling
bepaalt dat de man telefonisch contact mag hebben met [minderjarige] op woensdag tussen 15.00 uur en 16.00 uur en op zaterdag tussen 09.00 en 10.00 uur, alles Schotse tijd; indien [minderjarige] op een bepaalde datum of tijd verhinderd is, dient een vervangende datum en tijd te worden afgesproken;
verklaart de omgangsregeling, de vakantieregeling en de telefoonregeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte ten aanzien van de omgangsregeling, de vakantieregeling en de telefoonregeling af;
verklaart, dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt ten aanzien van het verzoek met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning;
wijst af het verzoek van de vrouw tot toekenning aan haar van een voorschot op de verdeling door de man van € 109.000,-;
bepaalt dat de behandeling van deze zaak voor het overige zal worden voortgezet op de terechtzitting van de meervoudige kamer, nader te bepalen in het tweede kwartaal van 2006, en verwijst de zaak daartoe naar die kamer;
partijen dienen daartoe ieder door de eigen procureur te worden opgeroepen;
bepaalt dat de raadslieden bescheiden waarop zij zich ter terechtzitting willen beroepen uiterlijk 15 maart 2006 in afschrift aan de wederpartij en aan de rechtbank (in viervoud) moeten doen toekomen;
bepaalt dat elk van partijen aan elkaar en aan de rechtbank (in viervoud) de volgende stukken dienen over te leggen:
- hun standpunt ten aanzien van het op de kinderalimentatie toepasselijke recht en de toepassing ervan op de kinderalimentatieverzoeken;
- hun kort en schematisch weergegeven standpunt (zo mogelijk onderbouwd met stukken) met betrekking tot de kosten die gemoeid zijn met de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling; daarbij dienen partijen de met de omgang gemoeide kosten in euro's weer te geven, de kosten op dezelfde wijze aan te duiden en deze in dezelfde volgorde te behandelen;
- korte schematische overzichten zoals in rov. 3.7.7. - 3.7.17. besproken; daarbij moeten partijen voorts aangeven welke bedragen aan partneralimentatie en kinderalimentatie zij over en weer in euro's verzoeken;
- hun standpunt over de vraag of de kinderalimentatie en de partneralimentatie in euro's moeten worden uitbetaald;
- een kort schematisch overzicht van de samenstelling van de boedel (zowel activa als passiva) en de waarde van de verschillende boedelbestanddelen in euro's op de peildatum (5 augustus 2004), waarbij partijen ervoor dienen zorg te dragen dat zij dezelfde boedelbestanddelen op dezelfde wijze aanduiden en deze boedelbestanddelen in dezelfde volgorde bespreken. Tevens moeten zij per boedelbestanddeel aangeven op welke plaats(en) in de stukken zij daarover eerder hebben gesproken en welke reeds overgelegde producties voor welk boedelbestanddeel relevant zijn;
- taxatierapporten in euro's van de echtelijke woning en van de bij de vrouw in gebruik zijnde auto (Jeep); de taxaties dienen hetzij plaats te vinden in euro's, hetzij moeten partijen de door de taxateurs vastgestelde bedragen omrekenen naar euro's; partijen kunnen op de taxatierapporten kort schriftelijk reageren;
- een (onderbouwd) voorstel tot verdeling in euro's;
- een overzicht van de punten waarover partijen het ook na het door hen gevoerde overleg niet met elkaar eens zijn geworden;
- hun standpunt terzake de vraag of door de vrouw tijdens het huwelijk pensioen is opgebouwd, de eventuele hoogte daarvan en de vraag of daarop de Wet verevening pensioenrechten van toepassing is;
bepaalt dat de man aan de vrouw en aan de rechtbank (in viervoud) dient over te leggen:
- een verklaring van Shell waaruit blijkt of hij voor [minderjarige] een (volledige) ziektekostenvergoeding ontvangt, ook als [minderjarige] niet feitelijk bij hem verblijft; indien die vergoeding niet volledig is dient de hoogte ervan uit de verklaring te blijken;
- de loonstroken over de maanden maart 2005 tot en met mei 2005;
- de loonstroken over september 2005 tot 15 maart 2006;
- loonstroken waaruit zijn gehele inkomen over de maand juli 2004 blijkt;
- loonstroken waaruit het gehele inkomen van de man per augustus 2003 blijkt;
- een korte verklaring omtrent de door hem conform rov. 3.7.13. gehanteerde koers voor de omrekening van Singapore dollars naar euro's met de onderliggende berekening;
- rekeningafschriften van alle bankrekeningen, aandelen(depots), opties etcetera onder zijn beheer (waaronder tevens eventuele gemeenschappelijke rekeningen) op de peildatum (5 augustus 2004), danwel een verklaring van de desbetreffende financiële autoriteit over de waarde van de boedelbestanddeel op de peildatum; daarbij dient de man zonodig telkens aan te geven wat de corresponderende waarde in euro's is;
bepaalt dat de vrouw aan de man en aan de rechtbank (in viervoud) dient over te leggen:
- een afschrift waaruit van overboeking van de internet spaarrekening naar een op naam van de man staande rekeningnr. 2507940 blijkt;
- stukken waaruit van het bestaan van een door haar gestelde, beweerdelijk bij de man in Singapore aanwezige, kluis blijkt;
- rekeningafschriften van alle bankrekeningen, aandelen(depots), opties etcetera onder haar beheer (waaronder tevens eventuele gemeenschappelijke rekeningen) op de peildatum (5 augustus 2004), dan wel een verklaring van de desbetreffende financiële autoriteit over de waarde van het boedelbestanddeel op de peildatum; daarbij dient zij zonodig telkens aan te geven wat de corresponderende waarde in euro's is;
- houdt iedere verdere beslissing aan ten aanzien van de verzoeken betreffende:
- de kinderbijdrage (verzoek man sub 2.1.d. en verzoek vrouw sub 2.2.c);
- de partnerbijdrage (verzoek man sub 2.1.e. en verzoek vrouw sub 2.2.d);
- de transactiekosten (verzoek man sub 2.1.f. en verzoek vrouw sub 2.2.e.);
- de verdeling van de gemeenschap (verzoek man sub 2.1.g. en verzoek vrouw sub 2.2.h.);
- de inboedelbestanddelen (verzoek man sub 2.1.h.);
- de taxatie van de echtelijke woning (verzoek man sub 2.1.i);
- de taxatie van de Jeep (verzoek man sub 2.1.j.);
- de opgave van bankrekeningen door de vrouw (verzoek man sub 2.1.j.);
- de benadeling van de gemeenschap (verzoek vrouw sub 2.2.i.);
- het pensioen (verzoek man sub 2.1.l. en verzoek vrouw sub 2.2.j.);
- de kostenveroordeling (verzoek man sub 2.1.m. en verzoek vrouw sub 2.2.k).
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt - van Endt, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Miezenbeek als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2005.