2.1 Tussen partijen staat, mede gelet op de door partijen overgelegde producties, als niet dan wel onvoldoende weersproken, het volgende vast, voor zover van belang:
a. De gemeente heeft [eiser] een aanslag d.d. 28 februari 2003 inzake de gemeentelijke heffingen 2003 opgelegd.
a. Op verzoek van [eiser] is voor deze aanslag een betalingsregeling getroffen voor een bedrag van € 100,-- per maand, ingaande 30 juni 2003 en eindigend met een restantbetaling op 31 oktober 2003. Vóór het treffen van deze regeling had [eiser] op 1 april 2003 reeds € 100,-- in mindering betaald en na het treffen van de regeling heeft hij op 30 juni 2003 een betaling van € 100,-- gedaan.
c. Op 1 september 2003 is de betalingsregeling op verzoek van [eiser] opgeschort.
d. De gemeente heeft [eiser] een aanslag d.d. 28 februari 2004 inzake de gemeentelijke heffingen 2004 opgelegd.
e. Na diverse door de afdeling Financiën, Personeel & Organisatie (FPO) van de gemeente aan [eiser] verzonden herinneringen inzake de betaling van de aanslag 2003 en/of aanslag 2004 heeft [eiser] op 26 juli 2004 geantwoord: "Na herhaaldelijke verzoeken en toezeggingen van de afdeling Sociale Zaken naar
ondergetekende, berust uw schrijven op een misverstand. Ik verzoek u contact op te nemen met Sociale Zaken die zorg dragen van afhandeling."
f. Op 6 september 2004 heeft naar aanleiding van een door [eiser] op 7 augustus 2004 ingediende klacht een bespreking plaats gevonden tussen [eiser] en de Afdeling Sociale Zaken (SZ) van de gemeente. In deze bespreking is onder andere kwijtschelding van de onroerende zaaksbelasting (OZB) over 2003 aan de orde gekomen, naast onderwerpen zoals IOAZ-uitkering september 2004 en loonheffingskorting 2004.
g. In haar brief van 7 september 2004 heeft de afdeling SZ van de gemeente de in de onder f genoemde bespreking aan de orde gekomen onderwerpen puntsgewijs behandeld. In deze brief is, voor zover van belang, vermeld:
"1. Onroerendzaakbelasting 2003
De kwijtschelding over 2003 is afgerond en door de gemeente wordt uitgezocht of het door dhr. [eiser] betaalde bedrag is teruggestort.
2. Onroerendzaakbelasting 2004
Door de gemeente wordt uitgezocht of de kwijtschelding over 2004 afgerond is.
(...)".
h. Bij brief van 16 september 2004 heeft de afdeling FPO van de gemeente aan [eiser] bericht:
"Bij navraag bij de afdeling Sociale Zaken (...) is mij gebleken dat uw verwachtingen van hen voor wat betreft de afhandeling van de openstaande vorderingen, niet overeenkomen met zoals zij de zaken zien. Wat hen betreft ligt de afhandeling hiervan gewoon bij u. Ik verzoek u dan ook om per omgaande over te gaan tot betaling van bijgevoegde vorderingen. (...)".
i. Bij brief van 20 oktober 2004 heeft de afdeling SZ van de gemeente onder andere aan [eiser] bericht:
"1. Onroerendzaakbelasting 2003
Bij navraag is gebleken dat er nooit een verzoek om kwijtschelding van onroerendzaakbelasting van u is ontvangen. Indien u wel een verzoek om kwijtschelding zou hebben ingediend, dan zou uw verzoek zijn afgewezen. De reden voor deze afwijzing betreft het feit dat u in het bezit bent van een eigen woning. Het openstaande saldo bij de gemeente Waddinxveen bedraagt per heden over 2003 € 391,86 en over 2004 € 661,30."
j. De gemeente heeft vervolgens voor de vorderingen over 2003 en 2004 dwangbevelen aan [eiser] betekend. [eiser] heeft deze dwangbevelen betwist, waarna de gemeente hem bij brief van 10 november 2004 alsnog in de gelegenheid heeft gesteld kwijtschelding aan te vragen. Bij brief van 20 januari 2005 is [eiser] voor deze aanvraag een uiterste termijn gegund tot 1 februari 2005. [eiser] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
k. Naar aanleiding van een advertentie van [eiser] in het weekblad van Waddinxveen betreffende het ten verkoop aanbieden van diverse zaken, is de gemeente overgegaan tot beslaglegging op de zaken van [eiser].