ECLI:NL:RBSGR:2005:BC1952

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 05/1193
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid inschrijving bij openbare aanbesteding door ontbreken geldig ISO-certificaat

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, hebben de eiseressen, de besloten vennootschappen Van den Herik Kust- en Oeverwerken B.V. en Sterk Heiwerken B.V., een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) naar aanleiding van een openbare aanbesteding. De eiseressen stelden dat zij op de datum van de aanbesteding beschikten over een geldig ISO-certificaat, wat door de gedaagde werd betwist. De aanbesteding vond plaats op 25 augustus 2005, waarbij de eiseressen de laagste prijs boden. Echter, het ISO-certificaat van Sterk was op dat moment verlopen, wat leidde tot de ongeldigverklaring van hun inschrijving.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde terecht had gesteld dat de eiseressen niet voldeden aan de geschiktheidseisen, aangezien het ISO-certificaat van Sterk niet geldig was op de datum van de aanbesteding. De eiseressen voerden aan dat het certificaat op 19 september 2005 was verlengd en dat dit zou moeten gelden voor de periode voorafgaand aan de verlenging. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de geldigheid van het certificaat op de datum van de aanbesteding bepalend was. De eiseressen hadden niet aangetoond dat zij aan de eisen voldeden, en de rechtbank concludeerde dat de inschrijving ongeldig was.

De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van gelijke behandeling van inschrijvers en de noodzaak om de gestelde eisen strikt te handhaven. Dit vonnis werd uitgesproken op 14 november 2005.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 14 november 2005,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/1193 van:
de (combinatie van) besloten vennootschappen
1. Van den Herik Kust- en Oeverwerken B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
2. Sterk Heiwerken B.V.,
gevestigd te Drachten,
eiseressen,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. H.N.T. Hoogwout te Amsterdam,
tegen:
De Staat der Nederlanden
(Ministerie van Verkeer en Waterstaat),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. P.F.C. Heemskerk.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 9 november 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 7 juli 2005 heeft gedaagde openbaar aanbesteed een bestek betreffende het vervangen van een deel van de damwanden aan de westzijde van het Lekkanaal en het maken van een deurenbergplaats, beide in de gemeente Nieuwegein. Op de aanbesteding is van toepassing het Aanbestedingsreglement werken (ARW) 2004. Als gunningscriterium gold de laagste prijs.
1.2. De aanbesteding was aanvankelijk voorzien op 16 augustus 2005.
1.3. Op 2 augustus 2005 heeft een inlichtingenbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij (onder meer) een vertegenwoordiger van eiseres sub 1 – hierna ook aangeduid als Van den Herik – aanwezig was. Tijdens de bijeenkomst heeft één van de aanwezigen verzocht de datum van aanbesteding met een week uit te stellen. Gedaagde heeft daarna een nieuwe datum vastgesteld op 25 augustus 2005.
1.4. Bij de aanbesteding op 25 augustus 2005 hebben drie partijen zich ingeschreven. Eiseressen hebben de laagste prijs ingediend (€ 1.483.000,--), gevolgd door B.V. Aannemingsbedrijf De Klerk (€ 1.555.000,--) en Hakkers B.V. (€ 1.711.000,--).
1.5. Conform het bestek dient iedere inschrijver bij zijn inschrijving een door hem gewaarmerkte en gedateerde kopie van het kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm ISO 9001:2000 te voegen. Artikel 04 lid 3 van het bestek vermeldt onder meer dat het certificaat geldig moet zijn op de datum van aanbesteding.
1.6. Het ISO-certificaat van eiseres sub 2 – hierna ook aangeduid als Sterk – was geldig tot 22 augustus 2005.
1.7. Gedaagde heeft op 31 augustus 2005 en op 1 september 2005 telefonisch contact opgenomen met eiseressen met de mededeling dat Sterk ten tijde van de aanbesteding niet over een geldig ISO-certificaat beschikte. Eiseressen zijn daarbij tot 2 september 2005 in de gelegenheid gesteld nadere mededelingen te doen, dan wel aanvullende documenten te verschaffen. Zij hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.8. Bij brief van 16 september 2005 heeft gedaagde eiseressen medegedeeld dat zij niet voor gunning van het werk in aanmerking komen, omdat zij ten tijde van de aanbesteding niet over een geldig certificaat beschikten.
1.9. De certificerende instelling Bureau Veritas Quality International B.V. – hierna aangeduid als BVQi – heeft op 19 september 2005 aan Sterk bericht dat haar ISO-certificaat is verlengd tot 19 september 2008.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseressen vorderen na wijziging van eis – zakelijk weergegeven – (primair) te verklaren (voor recht) dat:
a. eiseressen op de dag van aanbesteding over een geldig ISO-certificaat beschikten;
b. de aanbieding van eiseressen geldig is;
c. het gedaagde niet is toegestaan om de inschrijving van eiseressen buiten beschouwing te laten.
Voorts vorderen eiseressen:
d. primair: gedaagde te gebieden om, indien hij tot gunning van het werk wenst over te gaan, het werk aan hen te gunnen en gedaagde te verbieden de in het geding zijnde opdracht te gunnen aan een derde;
e. subsidiair: gedaagde te verbieden om, voor het geval de gunning al heeft plaatsgevonden, op welke wijze dan ook (verdere) uitvoering te geven aan de op de gunning betrekking hebbende overeenkomst en gedaagde te gebieden de betreffende overeenkomst per ommegaande te beëindigen en gedaagde tevens te gebieden alsnog een overeenkomst voor het onderhavige werk met eiseressen aan te gaan,
f. meer subsidiair: gedaagde te gebieden om het werk opnieuw openbaar aan te besteden.
Daartoe voeren eiseressen aan dat uit artikel 10 van de ‘spelregels’ van het BVQi volgt dat indien bij een herkeuring het certificaat binnen drie tot zes maanden na afloop van de geldigheidsduur opnieuw wordt goedgekeurd, het certificaat geacht wordt gedurende de hele (voorliggende) periode geldig te zijn geweest. Daarnaast stellen eiseressen dat een eventuele ongeldigheid van de inschrijving in redelijkheid niet aan hen had kunnen worden tegengeworpen nu het uitstel van de aanbesteding op initiatief van gedaagde heeft plaatsgevonden en Sterk onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om het certificaat tijdig te laten toetsen en aanpassen.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde verlangt van Sterk dat hij, wil hij voor gunning in aanmerking komen, bij zijn inschrijving een door hem gewaarmerkte en gedateerde kopie van het kwaliteitsysteemcertificaat op basis van de norm ISO 9001:2000 overlegt. Uit een dergelijk certificaat blijkt dat het managementsysteem van Sterk door BVQi is beoordeeld en in overeenstemming is bevonden met de normen zoals in het certificaat vermeld. Gelet op het bepaalde in het bestek moet het certificaat geldig zijn op de datum van aanbesteding.
3.2. Eiseressen hebben niet betwist dat het certificaat op de datum van aanbesteding was verlopen. Zij stellen echter dat, aangezien het certificaat van Sterk op 19 september 2005 opnieuw is verleend, het certificaat geacht moet worden gedurende de hele voorliggende periode geldig te zijn geweest. Gedaagde heeftz daartegen aangevoerd dat bepalend is de dag van aanbesteding. Wat daar verder van zij, eiseressen hebben, noch in eerste instantie bij inschrijving, noch later toen zij daartoe door gedaagde in staat werden gesteld, op spelregels van BVQi of andere informatie gewezen op grond waarvan de juistheid van deze stelling zou kunnen worden aangetoond. Waar eiseressen hebben verzuimd om terzake bewijs over te leggen, zelfs nadat zij daartoe bij herhaling in de gelegenheid zijn gesteld, kan gedaagde niet worden gehouden – geconfronteerd met een verlopen certificaat – op eigen initiatief onderzoek naar de eventuele verlenging van het betreffende certificaat uit te voeren. Gedaagde heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat hij – in het licht van het beginsel van gelijkheid van inschrijvers – terughoudendheid dient te betrachten met zijn bevoegdheid om aanvulling van of toelichting op de gevraagde gegevens te verschaffen. Aldus hebben eiseressen ten tijde van de aanbesteding onvoldoende aangetoond dat zij over een adequaat kwaliteitbewakingssysteem beschikten, zodat zij niet aan de gestelde geschiktheidseisen voor deelneming aan de aanbesteding voldeden. De inschrijving van eiseressen is daarmee ongeldig.
3.3. Doch ook als aangenomen zou moeten worden dat gedaagde bekend was met het systeem van verlenging van het certificaat, dan geldt het volgende. Volgens het bestek is voor de geldigheidseis bepalend de dag van inschrijving. Op die dag voldeed Sterk niet aan die eis. Niet verwacht kan worden dat gedaagde maximaal zes maanden wacht om te bezien of BVQi in die periode met terugwerkende kracht het certificaat verlengt. Immers een dergelijke wachttermijn verdraagt zich niet met het systeem van aanbesteding en gunning. Bepalend is dan ook of op de dag van aanbesteding Sterk over een geldig certificaat beschikte.
3.4. Voorts verschillen partijen van mening over de vraag of de ongeldigheid van het certificaat op de dag van inschrijving in redelijkheid aan eiseressen kan worden tegengeworpen. Bij de beantwoording van deze vraag moet voorop gesteld worden dat het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers meebrengt dat gedaagde de door hem gestelde eisen strikt dient te handhaven. Dit geldt ook voor de eis van tijdige overlegging van een ISO-kwaliteitsysteemcertificaat. Slechts onder bijzondere omstandigheden zou het denkbaar zijn om een uitzondering te maken op die strikte handhaving. Naar voorlopig oordeel is door gedaagde voldoende aannemelijk gemaakt dat de dag van aanbesteding niet op zijn initiatief, zoals door eiseressen is betoogd, maar op initiatief van één van de inschrijvers en met instemming van alle aanwezigen – waaronder Van den Herik – met een week is uitgesteld. Nu eiseressen bij monde van Van den Herik in de gelegenheid zijn gesteld bezwaar tegen het uitstel te maken, maar van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een bijzondere omstandigheid in bovenvermelde zin.
3.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, waarbij de door gedaagde gevorderde wettelijke rente eveneens zal worden toegewezen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseressen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.060,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 244,-- aan griffierecht, aan gedaagde te betalen;
bepaalt dat eiseressen bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;
verklaart deze kostenveroordeling met de bepaling ten aanzien van de wettelijke rente uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
evm.jd