ECLI:NL:RBSGR:2005:BI6426

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 september 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
237447
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van kortingsbepalingen in een mantelovereenkomst voor dienstverlening

In deze zaak vorderde de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) betaling van een bedrag van € 139.585,47 van de besloten vennootschap Business Process Innovation B.V. (rechtsopvolgster van Gyata Management Consulting B.V.) in het kader van een mantelovereenkomst voor dienstverlening op het terrein van Informatie- en Communicatietechnologie. De vordering was gebaseerd op een geschil over de uitleg van kortingsbepalingen in de offerteaanvraag. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord, en het proces-verbaal van de comparitie van partijen. De kern van het geschil lag in de vraag of de korting op basis van de cumulatieve inhuur per jaar correct was berekend door Gyata, of dat de Staat een andere uitleg aan de kortingsbepalingen had moeten geven.

De rechtbank oordeelde dat de uitleg van Gyata, die stelde dat de korting volgens de 'schijvenmethode' had moeten worden berekend, de meest voor de hand liggende was. De rechtbank vond dat de Staat, als opsteller van de offerteaanvraag, verantwoordelijk was voor eventuele onduidelijkheden in de tekst. De rechtbank concludeerde dat Gyata redelijkerwijs mocht vertrouwen op de gangbare betekenis van de term 'staffelkorting' en dat de uitleg van de Staat niet houdbaar was. Hierdoor werd de vordering van de Staat afgewezen en werd de Staat in de proceskosten verwezen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele bepalingen en de verantwoordelijkheden van partijen bij de uitleg van overeenkomsten. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de Staat in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde waren begroot op € 3.070,- aan griffierecht en € 2.842,- aan salaris van de procureur.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
Vonnis in de zaak met rolnummer 05-591 van:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag,
eiser,
procureur: mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt,
tegen
de besloten vennootschap Business Process Innovation B.V.,
waarvan de zetel is gevestigd te Meerkerk,
als rechtsopvolgster van Gyata Management Consulting B.V.,
gedaagde,
procureur: mr. A.M. de Gier.
Partijen worden hierna aangeduid als "de Staat" en "Gyata".
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 8 februari 2005, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het vonnis van 13 april 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 17 juni 2005 gehouden comparitie van partijen;
- de brieven van 7 juli 2005 waarbij partijen vonnis hebben gevraagd en de beschikking van 12 juli 2005, waarbij de uitspraakdatum is bepaald op 31 augustus 2005.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1. Namens de Staat als opdrachtgever heeft de hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie met Gyata als opdrachtnemer een "Mantelovereenkomst voor dienstverlening op het terrein van Informatie- en Communicatietechnologie" gesloten voor de periode van 1 juli 2000 tot 30 juni 2003. In artikel 19.1 van het contract is uitdrukkelijk bepaald dat de offerteaanvraag en de bij brief van 25 mei 2000 aangeboden offerte deel uitmaken van de overeenkomst.
1.2. Ten aanzien van de prijsvorming en prijsopgave is in de offerteaanvraag vermeld dat de opdrachten in beginsel zullen worden uitgevoerd op basis van nacalculatie.
Artikel 3.6, lid 7, van de offerteaanvraag luidt als volgt:
"Staffelkortingen dienen opgegeven te worden conform de tabel als bijgevoegd in Bijlage 3, 'Inzetbaarheid personeel en Tarieven. Staffelkortingen zullen gebaseerd zijn op de cumulatieve inhuur per jaar per perceel. Verrekening geschiedt jaarlijks door middel van een creditnota."
1.3. In bijlage 3 bij de offerteaanvraag is de volgende tabel opgenomen:
Cumulatief aantal uren per perceel per jaar Kortingspercentage op de omzet 0 t/m 500 501 t/m 1500 1501 t/m 3000 3000 t/m 10.000 Meer dan 10.000
1.4. Volgens § 4.2 van de offerte geeft de onderstaande tabel de korting weer welke wordt toegepast op de geoffreerde tarieven op basis van het cumulatief afgenomen aantal uren per jaar:
Cumulatief aantal uren per perceel per jaar Kortingspercentage op de omzet 0 t/m 5000% 501 t/m 15000% 1501 t/m 30000% 3000 t/m 10.000 5% Meer dan 10.000 10%
1.5. Bij brief van 24 september 2002 heeft de IND aan Gyata bericht dat zij akkoord gaat met het aantal door Gyata berekende uren over de contractjaren 2001 en 2002. Uit dien hoofde werd voor het jaar 2001, op basis van 11.609 uren en een kortingspercentage van 10% over het totale bedrag van € 1.384.223,87, aanspraak gemaakt op een korting van
€ 138.422,38 en voor het jaar 2002, op basis van 7.685,5 uren en een kortingspercentage van 5% over het totale bedrag van € 974.525,00, op een korting van € 48.726,23, tezamen dus op € 187.148,61 (exclusief BTW).
1.6. Bij brief van 5 december 2002 heeft de Staat aan Gyata verzocht het bedrag van € 222.706,84 (inclusief BTW) uiterlijk 30 december 2002 te voldoen.
1.7. Gyata heeft op 25 november 2004 een bedrag van € 107.840,18 aan de Staat voldaan.
2. Geschil
2.1. In het licht van voormelde feiten vordert de Staat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gyata te veroordelen tot betaling van € 139.585,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2004 en met de proceskosten. Het gevorderde bedrag vormt het restant van de hoofdsom, vermeerderd met een bedrag van € 22.468,81 aan wettelijke rente over de periode van 31 december 2002 tot en met 25 november 2004 en met een bedrag van € 2.250,00 aan buitengerechtelijke kosten, na aftrek van de onder 1.7 bedoelde betaling.
2.2. Gyata voert gemotiveerd verweer.
3. Beoordeling
3.1. Gyata voert ten verweer aan dat de korting had moeten worden berekend volgens de door haar als zodanig aangeduide "schijvenmethode", dat wil zeggen 0% over de eerste 3.000 uren, 5% over de volgende 7.000 uren en 10% over het boven de 10.000 afgenomen aantal uren. Bij deze berekening is zij niets meer verschuldigd.
De Staat daarentegen stelt zich op het standpunt dat met name door het gebruik in de (bijlage bij de) offerteaanvraag van de term 'cumulatief' voor Gyata duidelijk moest zijn dat de korting zou worden berekend over het bij elkaar opgetelde aantal uren.
3.2. Partijen verschillen derhalve van mening over de uitleg van de overeenkomst. De vraag wat partijen ten aanzien van de korting zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een taalkundige uitleg van de bewoordingen van het contract. Steeds komt het aan op de betekenis die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.3. De rechtbank acht op grond van de bewoordingen van de offerteaanvraag, die deel uitmaakt van het contract, de door Gyata gegeven uitleg de meest voor de hand liggende. Gyata heeft immers geoffreerd op basis van een aanvraag waarin de term 'staffelkorting' (volgens Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal: "kortingspercentage dat voor elke hoeveelheid apart wordt berekend") is gebruikt. Eventuele onduidelijkheid van de offerteaanvraag komt eerder voor risico van de Staat, die deze heeft opgesteld, dan voor dat van Gyata. Dat daarin is vermeld, zoals door de Staat is benadrukt, dat voor de berekening van de staffelkortingen het aantal afgenomen uren per jaar moet worden gecumuleerd, sluit niet uit dat in dat kader tevens het per 'schijf' gecumuleerde aantal uren (?3.000, 3.000-10.000, ?10.000) moet worden vastgesteld. Ook de bepaling over de wijze van verrekening, namelijk niet vaker dan één maal per jaar door middel van een creditnota, brengt niet zonder meer mee dat Gyata aan het begrip 'staffelkorting' een andere dan de gangbare betekenis had moeten hechten. De Staat heeft in dit verband ter comparitie weliswaar opgemerkt dat het in de lezing van Gyata logischer zou zijn geweest de korting per factuur te verrekenen, maar hij verliest daarbij uit het oog dat bij de totstandkoming van het contract niet viel te voorzien of binnen een jaar enig bedrag te verrekenen zou zijn, nog afgezien van door Gyata genoemde praktische problemen bij frequentere verrekening.
Daar komt bij dat, wanneer de door de Staat gegeven uitleg zou worden gevolgd, zich de situatie zou kunnen voordoen dat de Staat de uiteindelijke prijs van de geleverde diensten aanzienlijk zou kunnen verlagen door iets meer dan 3.000 of 10.000 uren af te nemen of, omgekeerd, dat Gyata die prijs met een flink bedrag zou kunnen verhogen door niet alle afgenomen uren in rekening te brengen. De Staat heeft Gyata na het uitbrengen van haar offerte kennelijk niet gewezen op deze ongerijmde consequentie, waarop zij niet bedacht hoefde te zijn.
Een en ander betekent dat op grond van de betekenis die Gyata redelijkerwijs aan de verklaringen en gedragingen van de Staat heeft mogen toekennen, haar uitleg van de kortingsbepalingen moet worden gevolgd.
3.4. Dat de Staat op basis van dezelfde offerteaanvraag met andere partijen mogelijk overeenkomsten met dezelfde of andere inhoud heeft gesloten, is niet relevant. Van het achteraf wijzigen van een inschrijvingsvoorwaarde, zoals door de Staat betoogd, is geen sprake.
3.5. Gelet op het voorgaande, zal de vordering van de Staat worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal de Staat in de proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 3.070,- aan griffierecht en € 2.842,- aan salaris van de procureur.
Aldus gewezen door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.