ECLI:NL:RBSGR:2005:BR6532

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170232 rolnummer 01-3485 tussenvonnis
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor de vuurwerkramp in Enschede

In deze civiele zaak, aangespannen door een groep eisers die zich als slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede beschouwen, wordt de aansprakelijkheid van verschillende gedaagden onderzocht. De eisers, waaronder een aantal individuen en interveniënten, stellen dat zij schade hebben geleden door de ramp die op 13 mei 2000 plaatsvond, waarbij een explosie op het terrein van S.E. Fireworks aanzienlijke schade aan personen en eigendommen veroorzaakte. De gedaagden in deze zaak zijn onder andere S.E. Fireworks, de gemeente Enschede en de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken en de argumenten van beide partijen. De eisers baseren hun vordering op onrechtmatige daad, waarbij zij de gemeente en de Staat verwijten dat zij hun zorgplicht niet zijn nagekomen en onvoldoende maatregelen hebben getroffen om de veiligheid te waarborgen. De rechtbank overweegt dat de gedaagden niet adequaat hebben gereageerd op de vorderingen van de eisers en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van de eisers en interveniënten, waarbij zij de gelegenheid krijgen om hun schade te onderbouwen. De beslissing over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding is aangehouden, en er is geen tussentijds hoger beroep mogelijk. De zaak blijft dus in behandeling, waarbij de rechtbank de betrokken partijen uitnodigt om hun standpunten verder te verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer
Vonnis in de zaak met rolnummer 01-3485 van:
1. [eiser sub 1],
wonende te Enschede,
en 225 anderen zoals vermeld op de in kopie aangehechte bladzijden 1 tot en met 6 van de dagvaarding,
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. W. Taekema,
en
2. [interveniënten sub 2]
beiden wonende te Haaksbergen,
interveniënten,
procureur: mr. W. Taekema,
tegen
1. de vennootschap onder firma S.E. Fireworks v.o.f.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde,
procureur: mr. A.H. Westendorp,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Enschede,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. E. Grabandt,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Enschede,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. E. Grabandt,
4. de besloten vennootschap Moonlight Events B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde,
procureur: mr. A.H. Westendorp,
5. de gemeente Enschede,
zetelende te Enschede,
gedaagde,
procureur: mr. H.J.A. Knijff,
en
6. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Justitie, Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Ministerie van Defensie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur: mr. J.W.H. van Wijk.
Gedaagden in conventie, tevens eisers in voorwaardelijke reconventie, worden hierna "[gedaagde sub 1]" en "[gedaagde sub 2]" genoemd. De andere gedaagden worden hierna ook aangeduid als "de vof", "de BV", "de gemeente" en "de Staat".
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het vonnis in het incident tot tussenkomst van 25 februari 2004, alsmede de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van eis van interveniënten;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties in conventie, van eisers in conventie, tevens verweerders in voorwaardelijke reconventie, en interveniënten;
- de conclusie van antwoord houdende referte van eisers in conventie, tevens verweerders in voorwaardelijke reconventie;
- de antwoordconclusie in interventie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2];
- de conclusie van antwoord na vonnis in het incident tot tussenkomst van de gemeente;
- de conclusie van antwoord na interventie van de Staat.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1. [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en de BV zijn de vennoten van de vof. De vof exploiteerde te Enschede aan de Tollensstraat het bedrijf S.E. Fireworks (hierna: SEF).
1.2. Op het terrein van SEF heeft zich op zaterdag 13 mei 2000 een ontploffing voorgedaan, waarbij vuurwerk tot ontbranding gekomen is. In de omgeving is aanzienlijke schade toegebracht aan personen en zaken.
1.3. Op 28 februari 2001 heeft de Commissie onderzoek vuurwerkramp (commissie-Oosting) rapport uitgebracht.
2. Geschil
2.1. Eisers in conventie en interveniënten vorderen in conventie, zakelijk weergegeven, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat gedaagden jegens eisers in conventie en interveniënten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door hen als gevolg van de ramp te Enschede van 13 mei 2000 geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure. Uit de conclusie van eis blijkt dat onder de proceskosten ook de kosten van het gelegde conservatoire derdenbeslag moeten worden begrepen.
2.2.1. Eisers in conventie en interveniënten stellen dat zij allen slachtoffers zijn van de ramp, dat zij daardoor schade hebben geleden en dat die schade tot op heden niet (volledig) is vergoed.
Interveniënten stellen bovendien dat zowel hun huis aan de [adres 1] te Enschede als hun in aanbouw zijnde nieuwe woning aan de [adres 2] te Enschede als gevolg van de ramp volledig is verwoest.
2.2.2. Eisers in conventie en interveniënten baseren de gestelde aansprakelijkheid van de vof en haar vennoten op onrechtmatige daad. Zij zijn aansprakelijk op grond van artikel 6:175 BW (kwalitatieve aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen), nu op 13 mei 2000 ongeveer 170 ton vuurwerk van verschillende gevaarsclassificaties op het terrein van SEF aanwezig was. Daarnaast zijn zij aansprakelijk op grond van artikel 6:174 in verbinding met artikel 6:181 BW (kwalitatieve aansprakelijkheid voor opstallen), nu het bunkercomplex van SEF niet overeenkomstig de bij de bouwvergunning horende tekeningen op het terrein was gesitueerd, voorts zonder de vereiste bouwvergunningen zowel MAVO-boxen (prefab betonnen garages) als zeecontainers op het terrein zijn geplaatst en verder de opstallen niet voldeden aan de gestelde brandveiligheidsvoorschriften. Indien de opstallen hadden voldaan aan de daaraan gestelde en te stellen eisen, had de ramp zich nimmer in deze omvang kunnen voltrekken. Tenslotte zijn de vof en haar vennoten volgens eisers in conventie en interveniënten aansprakelijk ingevolge artikel 6:162 BW (foutaansprakelijkheid), aangezien de vof stelselmatig heeft nagelaten tijdig de vereiste bouw- en milieuvergunningen aan te vragen en de voorschriften van de wel aanwezige vergunningen systematisch werden overtreden.
2.2.3. Eisers in conventie en interveniënten baseren de gestelde aansprakelijkheid van de gemeente primair op onrechtmatige daad van haar zelf en van haar ondergeschikten (artikelen 6:162 en 6:170 BW), bestaande uit handelen en nalaten in strijd met de wet en de zorgvuldigheid en met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeente is ernstig en verwijtbaar tekortgeschoten in de uitoefening van de haar wettelijk opgedragen taken ten aanzien van bestemmingsplannen, bouw- en gebruiksvergunningen en milieuvergunningen. Zonder dit onrechtmatig handelen en nalaten zou de ramp zich niet in deze vorm en omvang hebben voorgedaan.
Subsidiair, voor het geval dat geen sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad, stellen eisers in conventie en interveniënten dat de gemeente desalniettemin aansprakelijk is, aangezien door de ramp een relatief klein aantal burgers (letsel)schade heeft opgelopen, de uitzonderlijkheid en grootte van de schade meebrengen dat deze niet bij henzelf mag blijven rusten en de gemeente heeft nagelaten voldoende schadevergoeding aan te bieden.
2.2.4. Eisers in conventie en interveniënten baseren de gestelde aansprakelijkheid van de Staat primair op onrechtmatige daad van hem zelf, van zijn ondergeschikten en van voor hem werkzame personen (artikelen 6:162, 6:170 en 6:171 BW), bestaande uit handelen en nalaten in strijd met de zorgplichten van de Staat en met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Staat heeft nagelaten afdoende wettelijke maatregelen te treffen aangaande de import, het vervoer, de opslag, de bewerking, de beziging en de verhandeling van vuurwerk. Bestaande internationale regels (NAVO-richtlijnen voor opslag van vuurwerk in Nederland, VN-classificatiesysteem voor de herkenbaarheid en de veiligheid van het vuurwerk in de verpakking, Sevesorichtlijn I 1982+1988 (EG 88/610)) zijn door de Staat niet of onvoldoende omgezet in nationale wetgeving en/of toegepast. Uitvoerende, adviserende, controlerende en toezichthoudende instanties van de rijksoverheid die de bestaande regelgeving rond vuurwerk dienden uit te voeren en te handhaven, waren onvoldoende georganiseerd en zij functioneerden en communiceerden onvoldoende met elkaar en met gemeentelijke instanties. Douane, Keuringsdienst van Waren, Rijksverkeersinspectie, bureau MILAN van de Directie Materieel van de Koninklijke Landmacht en Inspectie Milieuhygiëne van het Ministerie van VROM hebben hun wettelijke taken en bevoegdheden veronachtzaamd. Tenslotte wordt de Staat onzorgvuldigheid verweten doordat hij via de Adviescommissie preventie van rampen met gevaarlijke stoffen de onderzoeksresultaten van de Culemborgramp niet heeft vastgelegd althans aangewend voor regelgeving.
Subsidiair, voor het geval dat geen sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad, stellen eisers in conventie en interveniënten dat de Staat desalniettemin aansprakelijk is, aangezien door de ramp een relatief klein aantal burgers (letsel)schade heeft opgelopen, de uitzonderlijkheid en grootte van de schade meebrengen dat deze niet bij henzelf mag blijven rusten en de Staat heeft nagelaten voldoende schadevergoeding aan te bieden.
2.2.5. Bij repliek in conventie hebben eisers in conventie de feitelijke en juridische grondslagen van hun vordering aangevuld.
2.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen in voorwaardelijke reconventie, voor het geval dat de vordering in conventie wordt toegewezen en het door hen ten verweer gedane beroep op matiging van hun verplichting tot schadevergoeding en limitering van hun aansprakelijkheid niet wordt gehonoreerd, voor recht te verklaren dat hun verplichting tot schadevergoeding wordt gematigd en/of hun aansprakelijkheid wordt gelimiteerd tot het bedrag dat door de verzekeraars aan de slachtoffers wordt uitgekeerd, althans tot dat bedrag, te vermeerderen met het bedrag dat gedurende drie jaar maandelijks in het geval van toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen voor de schuldeisers beschikbaar komt.
2.4. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de ramp het gevolg is van een onvoorziene samenloop van vele omstandigheden, dat het onmogelijk is vast te stellen wie de hoofdschuldige is, dat van opzet of grove schuld geen sprake is, dat zij door de ramp hun bedrijf en daarmee hun bron van inkomsten hebben verloren, dat zij thans zijn aangewezen op een bijstandsuitkering en dat zij op korte termijn geestelijk niet in staat zijn op normale wijze aan het maatschappelijk leven deel te nemen. De advocaat van hun verzekeraars heeft meegedeeld dat deze bereid zijn aan een op te richten stichting van de slachtoffers de verzekerde som van ƒ 2.500.000,- uit te keren, te vermeerderen met wettelijke rente en € 25.000,- ter zake van beheerskosten van de stichting.
2.5. Partijen voeren over en weer gemotiveerd verweer.
3. Beoordeling
in conventie
interpretatie van de (grondslagen van de) vordering
3.1. Uit het lichaam van de dagvaarding onder V blijkt dat eisers in conventie en interveniënten niet alleen de vaststelling van aansprakelijkheid, maar ook een verwijzing naar de schadestaatprocedure beogen. Op dit punt is hun vordering niet geheel duidelijk. Gedaagden zijn echter niet in hun processueel belang geschaad als de vordering in de kennelijk door eisers in conventie en interveniënten gewenste zin wordt begrepen. De rechtbank leest de vordering daarom aldus, dat naast een (niet bij voorraad uitvoerbaar) declaratoir vonnis ook een bij voorraad uitvoerbaar vonnis wordt gevraagd waarbij gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2. Interveniënten hebben niet met zoveel woorden gesteld dat zij zich aansluiten bij de stellingen die eisers in conventie bij conclusie van repliek hebben ingenomen ter onderbouwing van hun identieke vordering. De rechtbank neemt aan dat zij dat wel hebben beoogd. Zij gaat er hierna vanuit dat interveniënten de aansprakelijkheid van gedaagden op dezelfde gronden baseren als eisers in conventie. [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat zijn daardoor niet in hun processueel belang geschaad, aangezien zij ten verweer tegen de vordering van interveniënten mede hebben verwezen naar hun conclusies van dupliek. De vof en de BV hebben niet gedupliceerd.
vordering van eisers in conventie en interveniënten tegen de vof en de BV
3.3. De vof en de BV hebben bij antwoord geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Vervolgens hebben eisers in conventie en interveniënten bij repliek hun vordering tegen hen gehandhaafd. Daarop hebben de vof en de BV niet meer gereageerd, hoewel zij daartoe nog in de gelegenheid waren.
Uit het feit dat de vof en de BV het debat voortijdig hebben gestaakt, maakt de rechtbank op dat zij hun verweer niet handhaven. Daarmee staat vast dat zij aansprakelijk zijn jegens die eisers in conventie en interveniënten, van wie voldoende aannemelijk zal zijn dat zij als gevolg van de ramp schade hebben geleden (zie ook hierna onder 3.5 en 3.7).
vordering van eisers in conventie en interveniënten tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
3.4. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zich ten aanzien van hun aansprakelijkheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel hebben zij gevraagd hun verplichting tot schadevergoeding te matigen en hun aansprakelijkheid te limiteren op de gronden als hierboven onder 2.4 zijn vermeld.
De rechtbank overweegt dat voor matiging van een verplichting tot schadevergoeding tot een bepaald bedrag geen grond bestaat zolang de omvang van die verplichting niet is vastgesteld. Limitering van aansprakelijkheid kan alleen geschieden bij een algemene maatregel van bestuur, welke ontbreekt. Het verzoek van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kan derhalve (thans) niet worden ingewilligd.
vordering van interveniënten tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
3.5. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat niet gemotiveerd hebben betwist dat interveniënten, die (alleen) op dit punt meer hebben gesteld dan eisers in conventie, als gevolg van de ramp schade hebben geleden.
3.6. Nu interveniënten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij ten gevolge van de ramp schade hebben geleden en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten aanzien van hun aansprakelijkheid geen gemotiveerd verweer hebben gevoerd, ligt de vordering van schadevergoeding die interveniënten tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben ingesteld voor toewijzing gereed. Bij een verklaring van recht waarin hun aansprakelijkheid nogmaals wordt vastgelegd, hebben interveniënten geen belang. In zoverre zal hun vordering tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dan ook worden afgewezen.
vordering van eisers in conventie tegen [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat
3.7. [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat hebben bij antwoord betwist dat ieder van eisers in conventie slachtoffer is van de ramp en dat iedere individuele eiser schade heeft geleden.
Daarop hebben eisers in conventie bij repliek een lijst overgelegd van circa 175 meerderjarige personen en een aantal minderjarigen, in de meeste gevallen met vermelding van hun huidig woonadres en soms met opgave van hun woonadres of aanwezigheid in het rampgebied ten tijde van de ramp. Bij 15 van hen is uitdrukkelijk vermeld dat de schade is afgewikkeld.
[gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat hebben vervolgens bij dupliek hun verweer gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat eisers in conventie in het licht van deze betwisting niet met de overlegging van voormelde lijst hadden mogen volstaan. In zoverre hebben zij niet aan hun stelplicht voldaan. Zij zullen echter alsnog in de gelegenheid worden gesteld per individuele eiser, in de volgorde als aangehouden in de dagvaarding, aannemelijk te maken dat zij als gevolg van de ramp schade hebben geleden. Daartoe is voldoende dat verificatoire bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat de betrokken eiser in het rampgebied woonde ten tijde van de ramp. Indien betrokkene toen aanwezig was in het rampgebied zonder daar te wonen, kan in dit stadium van de procedure worden volstaan met overlegging van een medische verklaring of een bewijs van ontvangst van een uitkering uit een schadefonds of op grond van een uitkeringsregeling in verband met de ramp. Andere bewijsmiddelen zijn echter niet uitgesloten.
vordering van eisers in conventie en interveniënten tegen de gemeente en de Staat
3.8. De aansprakelijkheid van de gemeente en de Staat is voorwerp geweest van een geding dat drie slachtoffers van de ramp bij deze rechtbank onder rolnummer 01-2529 tegen hen hebben aangespannen. Het vonnis van 24 december 2003, waartegen hoger beroep is ingesteld, is aangehecht. Op dit vonnis hebben partijen in onderhavig geschil niet kunnen reageren, aangezien de laatste conclusie in conventie op 26 november 2003 is genomen.
De rechtbank heeft niet aanstonds kunnen vaststellen of eisers in conventie en interveniënten zich ten aanzien van de aansprakelijkheid op meer of andere feiten baseren dan de betrokken slachtoffers in de procedure met rolnummer 01-2529 hebben gedaan, in aanmerking genomen dat in beide zaken het rapport van de commissie-Oosting tot uitgangspunt is genomen. Eisers in conventie en interveniënten worden uitgenodigd zich over dit vonnis uit te laten en daarbij door middel van concrete verwijzingen naar de dagvaarding of de conclusie van repliek aan te geven welke van de door hen gestelde "nieuwe" feiten in onderhavige zaak volgens hen tot een andere uitkomst nopen. Indien eisers in conventie en interveniënten er de voorkeur aan geven dat de eindbeslissing in hun zaak tegen de gemeente en de Staat wordt aangehouden totdat het gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest over de aansprakelijkheid van beide overheden zal hebben geoordeeld, kunnen zij dat eveneens kenbaar maken.
in voorwaardelijke reconventie
3.9. Zoals verweerders in voorwaardelijke reconventie en interveniënten bij conclusie van dupliek hebben aangevoerd en ook reeds in conventie is overwogen, bestaat voor matiging van een verplichting tot schadevergoeding tot een bepaald bedrag geen grond zolang de omvang van die verplichting niet is vastgesteld. Limitering van aansprakelijkheid kan alleen geschieden bij een algemene maatregel van bestuur, welke ontbreekt. Een en ander betekent dat de vordering in voorwaardelijke reconventie voor afwijzing gereed ligt.
in conventie en voorwaardelijke reconventie
3.10. De zaak wordt naar de rol verwezen, opdat eisers in conventie zich bij akte kunnen uitlaten op de wijze als vermeld onder 3.7 en 3.8 en interveniënten op de wijze als bedoeld onder 3.8. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], de gemeente en de Staat zullen ieder bij antwoordakte kunnen reageren.
3.11. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Tussentijds hoger beroep staat niet open.
BESLISSING
De rechtbank:
in conventie:
- verwijst de zaak naar de rol van 9 maart 2005 voor uitlating bij akte aan de zijde van eisers in conventie en interveniënten op de wijze als bedoeld in rechtsoverweging 3.10;
in conventie en voorwaardelijke reconventie:
- houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. A.C.J. van Dooijeweert, P.A. Koppen en E.M. Valk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.