Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
4.De beoordeling van het geschil
‘Het complex, samenvatting van de aanvraag tot aanwijzing beschermd monument van de 12 bruggen van het Rijkswegenplan 1927’dat dit is samengesteld door meerdere personen en wekt het voorshands ook die indruk. Evenmin is aannemelijk is dat de Stichting in strijd met artikel 305a lid 2 BW
onvoldoendeoverleg heeft gevoerd met de Staat. Dat dergelijk overleg nog enige zin zou kunnen hebben gehad, is onwaarschijnlijk. De Staat was immers bekend met het standpunt van de Stichting over de voorgenomen sloop van de brug, maar hij koos er toch voor om die sloop te laten voortzetten. Indien de Staat daadwerkelijk overleg zou hebben willen voeren, zou het bovendien op zijn weg hebben gelegen om de sloop van de brug hangende dat overleg op te schorten. Hij heeft dat echter niet gedaan en ook niet aangeboden.
te voldoen in geld, maar schadevergoeding in andere vorm niet uitsluit.
thansniet onder de voorbescherming valt. Op grond van de uitspraak van 28 maart 2006 is de staatssecretaris echter gehouden om alsnog een ‘primaire beslissing’ te nemen op de aanvraag om de twaalf bruggen als groep aan te wijzen als beschermd monument. De staatssecretaris zal daartoe – zoals de Staat ter zitting (uiteindelijk) heeft erkend – alsnog de in artikel 3 Monumentenwet 1988 bedoelde procedure moeten volgen. Hierdoor zal de brug
alsnogonder de voorbescherming komen te vallen. Zoals tussen partijen niet in geschil is, zal de brug alsdan niet (zonder meer) gesloopt mogen worden.