ECLI:NL:RBSGR:2006:AV7577

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/10404
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.H.B.M. Potters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing van asielaanvraag op basis van taalanalyse en contra-expertise

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 maart 2006 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Liberiaanse vrouw. Eiseres had op 15 november 2003 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 9 februari 2005 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij afkomstig was uit Liberia, en dat haar asielrelaas ongeloofwaardig was. De verweerder had zijn besluit gesteund op drie taalanalyses die door het Bureau Land en Taal waren uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres niet herleidbaar was tot de Liberiaanse spraak- en cultuurgemeenschap.

Eiseres heeft in beroep een contra-expertise overgelegd, opgesteld op verzoek van haar gemachtigde, die haar stelling dat zij wel degelijk uit Liberia afkomstig is, moest onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de contra-expertise niet voorafgaand aan het bestreden besluit was overgelegd vanwege omstandigheden die niet aan eiseres toe te rekenen waren. De rechtbank concludeerde dat de taalanalyses van verweerder onvoldoende waren om het bestreden besluit te onderbouwen, en dat het besluit een deugdelijke motivering ontbeert. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.

De rechtbank benadrukte dat de omstandigheid dat de contra-expertise niet eerder was overgelegd, niet voor rekening van eiseres diende te komen. De rechtbank oordeelde dat de contra-expertise voldoende onderbouwing bood voor de stelling van eiseres dat zij afkomstig is uit Liberia. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE, zittinghoudende te ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/10404
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2006
inzake
A,
geboren op [...] 1986,
van Liberiaanse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. J.M. Landsman,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. D.B. Deckers.
Procesverloop
Op 15 november 2003 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Bij besluit van 9 februari 2005, voor zover hier van belang, heeft verweerder voornoemde aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 8 maart 2005 beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 maart 2006, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 9 februari 2005 in rechte stand kan houden.
2. Ter onderbouwing van haar aanvraag en beroep heeft eiseres het volgende aangevoerd. Eiseres is afkomstig uit B te Liberia en behoort tot de Mandingo-bevolkingsgroep. Haar moeder is vermoord toen zij zeven jaar oud was. Na de dood van haar moeder is zij samen met haar vader in C te Guinee gaan wonen, alwaar zij tot haar tiende levensjaar heeft gewoond. Eiseres heeft samen met haar vader Guinee verlaten omdat zij volgens de Guinese regering rebellen in Guinee probeerden te brengen. Eiseres en haar vader zijn teruggekeerd naar B en hebben vijf jaar in een moskee gewoond totdat de imam hun zei dat zij de moskee niet langer als huis konden gebruiken. Daarop zijn zij in het huis van hun oude buurman gaan wonen. De volgende ochtend vielen de rebellen B aan. Eiseres was 15 jaar oud toen haar vader voor haar ogen werd vermoord waarna zij door de rebellen werd gearresteerd en gedetineerd. Eiseres werd twee jaar door de rebellen vastgehouden. Zij werd bevrijd door militairen toen zij zeventien jaar oud was en vervolgens ondergebracht in een militair kamp. Door een onbekende blanke soldaat, die ook in het kamp verbleef, is eiseres naar Nederland gebracht. Hij bracht haar per auto naar een onbekende haven. Bij de haven aangekomen, bracht hij eiseres aan boord van een groot schip. Met dit schip zijn zij naar een onbekend Afrikaans land gereisd. Op dezelfde dag dat eiseres in dat land is aangekomen, zijn zij per vliegtuig doorgereisd naar Nederland, alwaar eiseres op 22 oktober 2003 is aangekomen. Eiseres heeft de blanke soldaat betaald voor haar reis naar Nederland met vier diamanten die zij zonder toestemming tijdens haar detentie bij de rebellen heeft weggenomen.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning vormen. Die afwijzing is gebaseerd op het bepaalde in het eerste lid in samenhang met het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder f, van artikel 31 van de Vw 2000. Verweerder heeft voorts het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig geacht inclusief de gestelde Liberiaanse nationaliteit. Verweerder heeft zijn besluit doen steunen op een drietal taalanalyses die zijn verricht door het Bureau Land en Taal. De resultaten van de taalanalyses zijn neergelegd in de rapporten van 19 juli 2004, 30 juli 2004 en 10 augustus 2004. Uit het rapport van 19 juli 2004 blijkt dat eiseres eenduidig niet herleidbaar is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Liberia. Uit de rapporten van 30 juli 2004 en 10 augustus 2004 blijkt dat eiseres eenduidig herleidbaar is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee.
4. Eiseres voert daarentegen – kort samengevat – aan dat haar asielrelaas op waarheid berust. In dit verband heeft eiseres hangende het beroep een op 21 februari 2005 gedateerde contra-expertise overgelegd, zulks ter onderbouwing van haar gestelde Liberiaanse nationaliteit. Bovendien is eiseres van mening dat verweerder haar ten onrechte artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000 heeft tegengeworpen.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. De in beroep overgelegde contra-expertise is op verzoek van eiseres opgesteld teneinde de stellingname van eiseres, inhoudende dat verweerder ten onrechte meent dat eiseres niet afkomstig is uit Liberia, nader te onderbouwen. Een dergelijk rapport is geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 83 van de Vw 2000, doch een nadere onderbouwing van een reeds eerder ingenomen stelling. Immers, eiseres heeft reeds bij haar asielverzoek gesteld afkomstig te zijn uit Liberia en bovendien heeft zij reeds in haar zienswijze de uitkomst van de taalanalyses betwist en aangegeven voornemens te zijn om een contra expertise te laten uitvoeren.
6. Uit artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 volgt dat de contra-expertise in beginsel in het kader van de besluitvorming dient te worden overgelegd. Slechts indien dit niet mogelijk is als gevolg van niet aan eiseres toe te rekenen omstandigheden, kan dit rapport in rechte bij de beoordeling in beroep worden betrokken.
7. In dit verband acht de rechtbank van belang dat verweerder bij brief van 22 september 2004 aan de toenmalige gemachtigde van eiseres heeft medegedeeld dat ten behoeve van het laten uitvoeren van een contra-expertise de opname van het gehoor van de taalanalyse is meegezonden met het voornemen. Aangezien dit abusievelijk niet was gebeurd, heeft de gemachtigde van eiseres bij faxberichten van 30 september 2004 en 11 oktober 2004 aan verweerder verzocht om deze bandopname alsnog met spoed toe te sturen. Zonder deze bandopname wordt eiseres ernstig belemmerd in de mogelijkheid tot het laten uitvoeren van een contra-expertise binnen de gestelde termijn. Derhalve is verzocht de termijn met tenminste vier weken te verlengen. Ook ten tijde van het indienen van de zienswijze van 18 oktober 2004 was er nog geen bandopname door de gemachtigde van eiseres ontvangen. De gemachtigde van eiseres heeft bij faxbericht van 25 oktober 2004 een klacht ingediend tegen het niet reageren op het verzoek om toezending van de bandopname van de taalanalyse van eiseres. Eerst op 25 oktober 2004 heeft verweerder de cd taalanalyse alsnog verzonden aan de gemachtigde van eiseres en daarbij een reactietermijn gegeven van twee weken. De gemachtigde van eiseres heeft bij faxbericht van 29 oktober 2004 aan verweerder medegedeeld dat het voor eiseres onmogelijk is om een contra-expertise te laten uitvoeren en gemotiveerd te reageren op de taalanalyse binnen de door verweerder gestelde termijn van slechts twee weken. Eerst bij faxbericht van 4 november 2004 heeft verweerder bericht dat de termijn voor het doen uitvoeren van een contra-expertise is verlengd tot 6 december 2004, derhalve een periode van in totaal zes weken te rekenen vanaf de toezending van de cd taalanalyse op 25 oktober 2004. Het verzoek van de gemachtigde van eiseres om een reactietermijn van zes weken te rekenen vanaf 4 november 2004 is door verweerder niet gehonoreerd. Hierop heeft de gemachtigde van eiseres bij faxbericht van 8 november 2004 aangegeven dat zij niet akkoord ging met het aanbod van verweerder en is verzocht om een termijn van zes weken. Op 6 december 2004 heeft verweerder de namens eiseres ingediende klacht omtrent de termijn voor het laten uitvoeren van een contra expertise kennelijk gegrond verklaard en is deze termijn alsnog verlengd tot 20 december 2004.
8. Op grond van het vorenoverwogene moet worden vastgesteld dat eiseres aanvankelijk in de onmogelijkheid verkeerde om een contra-expertise te doen uitvoeren ten gevolge van fouten aan de zijde van verweerder bij het toezenden van de geluidopname van de taalanalyse. De hierdoor ontstane vertraging behoort naar het oordeel van de rechtbank niet voor rekening en risico van eiseres te worden gelaten. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat eiseres zo spoedig mogelijk stappen heeft ondernomen teneinde een contra-expertise te laten uitvoeren. Immers, bij het op 29 oktober 2004 namens eiseres aan verweerder gezonden faxbericht bevindt zich een kopie van een e-mailbericht d.d. 11 oktober 2004 van de Taalstudio aan de gemachtigde van eiseres, waaruit blijkt dat door de gemachtigde reeds stappen waren ondernomen teneinde een contra-expertise te doen verrichten. Verder acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat eiseres eerst de definitieve opdracht voor een contra-expertise kon geven nadat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zich bereid had verklaard de kosten hiervan te voldoen. Onweersproken is gesteld dat het COA hiervoor eerst op 9 december 2004 toestemming heeft verleend, waarna nog op dezelfde datum de eerste opdracht aan de Taalstudio is gegeven. Naar aanleiding van het advies van de Taalstudio van 6 januari 2005 is de vervolgopdracht aan de Taalstudio op 18 januari 2005 verstuurd. Dit heeft geresulteerd in de contra-expertise van 21 februari 2005, welke uiteindelijk slechts twaalf dagen na het bestreden besluit tot stand is gekomen.
9. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de contra-expertise niet voorafgaand aan het bestreden besluit is overgelegd het gevolg is van niet aan eiseres toe te rekenen omstandigheden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de in beroep overgelegde contra-expertise bij de beoordeling te betrekken.
10. In de contra-expertise van 21 februari 2005 wordt geconcludeerd dat uit de geografische en culturele informatie die eiseres verschaft heeft, de fonologische kenmerken in haar spraakgebruik en, nog zwaarwegender, het aanzienlijke aantal Engelse leenwoorden in het spontane spraakgebruik van eiseres blijkt dat zij herleid kan worden tot een spraakgemeenschap in Liberia aan de grens met Guinee. Deze conclusie wordt in het rapport nader onderbouwd. De door eiseres ingeschakelde contra-expert doet wetenschappelijk onderzoek en doceert Frans en linguïstiek. Sinds 1995 is het werkgebied van deze deskundige het Mandingo, Fula en vele andere West Afrikaanse talen en hun interactie met niet-Afrikaanse talen. De contra-expert spreekt Mandingo en Fula en heeft gepubliceerd over het taalsysteem van het Mandingo en Fula.
11. De rechtbank stelt vast dat de door verweerder aan zijn besluit ten grondslag gelegde taalanalyses concreet en gemotiveerd zijn bestreden door middel van een rapport van een terzake deskundige contra-expert. Gelet hierop dient thans te worden geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit niet onverkort had mogen baseren op het resultaat van de taalanalyses. Mitsdien moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. Aangezien thans niet meer zonder meer kan worden gesteld dat eiseres niet van Liberiaanse afkomst is, kan evenmin onverkort worden staandegehouden dat er sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. In dit verband is namens eiseres onder verwijzing naar pagina 51 van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Liberia van mei 2003 gesteld dat vrouwen jonger dan achttien jaar niet zelfstandig een reisdocument kunnen aanvragen. Nu de vraag of eiseres al dan niet over een reisdocument kon beschikken samenhangt met de door haar gestelde Liberiaanse nationaliteit en verweerders standpunt, inhoudende dat eiseres deze nationaliteit niet heeft, niet zonder meer kan worden gehandhaafd, zal verweerder zich op dit punt eveneens nader dienen te beraden.
13. Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,-;
• wegingsfactor 1.
14. Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
15. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,-, te vergoeden door de Staat der Nederlanden en te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. E.H.B.M. Potters als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.J. Groothedde als griffier op 17 maart 2006.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC ’s-Gravenhage
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Afschriften verzonden: