ECLI:NL:RBSGR:2006:AV9069

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/44477
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en griffierechtvergoeding bij intrekking voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 21 maart 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.M. Habets. Het verzoek om voorlopige voorziening was ingediend op 7 oktober 2004, en op 30 mei 2005 heeft verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het bestreden besluit van 14 september 2004 ingetrokken. Dit besluit had betrekking op de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de weigering van de aanvraag tot wijziging van de beperking.

Nadat verweerder het bestreden besluit had ingetrokken, heeft verzoekster op 27 juni 2005 haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 322,- en heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden. Daarnaast is de Staat der Nederlanden ook aangewezen om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 136,- terug te betalen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Reg.nr.: AWB 04/44477, V-nummer [v-nummer]
Inzake : [verzoekster], verzoekster,
gemachtigde mr. E.J.M. Habets, advocaat te Schiedam,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.
I. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, en de artikelen 8:84, vierde lid in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, en 8:75, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de behandeling daarvan redelijkerwijs heeft moeten maken, indien de indiener het verzoek heeft ingetrokken omdat geheel of gedeeltelijk aan hem is tegemoetgekomen en hij bij intrekking om veroordeling in de kosten heeft verzocht.
2.1. Op 7 oktober 2004 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Op 30 mei 2005 heeft verweerder alsnog het bestreden besluit van 14 september 2004 ingetrokken, welk besluit strekte tot ongegrondverklaring van het bewaar tegen de weigering van de aanvraag tot wijziging van de beperking.
Hierop heeft verzoekster op 27 juni 2005 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Daarbij heeft zij verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
2.2. Bij brief van 3 augustus 2005 is verweerder in de gelegenheid gesteld binnen drie weken op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3. Door verweerder is niet bestreden dat geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling derhalve, als zijnde kennelijk gegrond, toe.
4. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
Aangezien ten behoeve van verzoekster een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
5. Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken. Die omstandigheid kan niet gelijkgesteld worden met de in artikel 8:82, derde lid van de Awb genoemde situaties waarbij de uitvoering van het bestreden besluit hangende de procedure in de hoofdzaak wordt opgeschort of de gevraagde voorlopige maatregelen worden genomen. Derhalve wijst de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:82, vierde lid van de Awb de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die aan verzoekster het betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,- dient terug te betalen.
II. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
RECHT DOENDE:
1. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden en aan de griffier dient te betalen;
2. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. E.M.M. Engbers, voorzieningenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2006, in tegenwoordigheid van K.A. Dos Santos, griffier.
de griffier,
de voorzieningenrechter,
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: