ECLI:NL:RBSGR:2006:AV9075

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/17099
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens verzuim in betaling griffierecht

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde R.H. de Vries, beroep ingesteld bij de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 april 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 138,-- niet is betaald, ondanks een aanmaning die op 22 juni 2005 is verzonden. De gemachtigde van eiser bevond zich in voorlopige hechtenis, waardoor hij niet in staat was om zijn taken als gemachtigde uit te voeren. De rechtbank heeft geprobeerd het adres van eiser te achterhalen, maar alleen het correspondentieadres van de gemachtigde was bekend. Eiser was niet ingeschreven in de GBA, en er was geen contact gezocht met de rechtbank door eiser, de gemachtigde of diens raadsman. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest bij de betaling van het griffierecht.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten het onderzoek te sluiten, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.H. Hamburger en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2006, in aanwezigheid van griffier K.A. Dos Santos. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, zoals vermeld in artikel 8:55 Awb.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Reg.nr.: AWB 05/17099 BEPTDN, V-nummer [v-nummer]
Inzake : [eiser], eiser,
gemachtigde R.H. de Vries,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.
I. OVERWEGINGEN
1. Op 16 april 2005 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is danwel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
3. De rechtbank acht in dit geval termen aanwezig toepassing te geven aan deze bepaling. Zij overweegt daartoe het volgende.
4. Ingevolge artikel 8:41 van de Awb heeft de griffier eiser bij brief aan de gemachtigde van eiser meegedeeld dat hij een recht van € 138,-- verschuldigd is. Bij aangetekende brief van 22 juni 2005 is eiser aangemaand om dit bedrag binnen vier weken te voldoen. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de rechtbank bijgeschreven dan wel ter griffie gestort.
Bij brief van 16 juni 2005 is door de raadsman van de gemachtigde medegedeeld dat de gemachtigde van eiser zich in voorlopige hechtenis bevindt en zijn dossiers onderwerp van onderzoek zijn. De gemachtigde is derhalve niet in staat om zijn taak als gemachtigde uit de oefenen, aldus zijn raadsman.
Omdat het adres van eiser niet bekend was in het dossier heeft de rechtbank contact opgenomen met de raadsman van de gemachtigde teneinde het adres van eiser te achterhalen.
Inmiddels is gebleken dat een nieuwe raadsman optreedt voor de gemachtigde. De nieuwe raadsman van de gemachtigde heeft de rechtbank medegedeeld alleen op de hoogte te zijn van de strafzaak en geen informatie te kunnen verstrekken over de vreemdelingendossiers.
De rechtbank heeft vervolgens contact opgenomen met verweerder met de vraag of het adres van eiser bij hem bekend was. Verweerder heeft de rechtbank medegedeeld alleen het correspondentieadres (het adres van de gemachtigde) van eiser te hebben. Eiser staat daarbij niet ingeschreven in de GBA.
De rechtbank stelt vast dat niet alleen eiser geen contact heeft gezocht met de rechtbank over de onderhavige procedure doch dat dit tevens geldt voor de gemachtigde en zijn raadsman.
Nu de rechtbank - ondanks onderzoek daartoe – alleen bekend is met het adres van de gemachtigde van eiser, de brief terzake van de betaling van het griffierecht naar dat adres is gestuurd, kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest bij de betaling van het griffierecht. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank sluit het onderzoek en beslist zoals hieronder is aangegeven.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
II. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. D.H. Hamburger, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2006, in tegenwoordigheid van K.A. Dos Santos, griffier.
de griffier,
de rechter,
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Afschrift verzonden op: