ECLI:NL:RBSGR:2006:AV9157

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/901062-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • B. de Haan
  • C. van Maurik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ISD-maatregel wegens gebrek aan inzicht in persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 maart 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte voor de duur van twee jaren te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende inzicht is in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat essentieel is voor het opleggen van een ISD-maatregel. De verdachte heeft tijdens gesprekken met de Reclassering herhaaldelijk aangegeven geen problemen te ervaren in zijn persoonlijk leven, en er zijn geen aanwijzingen voor verslaving of andere criminogene factoren die een behandeling zouden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel, die als uiterste middel moet worden beschouwd, niet kan worden opgelegd zonder een goed beeld van de verdachte en zijn omstandigheden. De rechtbank heeft de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel afgewezen, omdat er geen concreet behandelplan aanwezig was en de kans op slagen van een dergelijk traject als klein werd ingeschat. De rechtbank heeft ook de ernst van de gepleegde feiten in overweging genomen, maar concludeerde dat de omstandigheden van de verdachte niet voldoende waren om de ISD-maatregel op te leggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij het bij dagvaarding onder 4 telastgelegde feit had begaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten zorgvuldig hebben afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/901062-05
's-Gravenhage, 20 maart 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 maart 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Baan heeft gevorderd verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde voor de duur van twee jaren te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verdachte onder 4 telastgelegde, dat de prijs van ? 25,= die verdachte volgens zijn verklaring voor de mobiele telefoon heeft betaald niet ongebruikelijk is voor een dergelijk telefoontoestel. De verklaring die verdachte heeft afgelegd wat betreft het verwerven van de mobiele telefoon wordt hierdoor naar het oordeel van de rechtbank niet aangetast.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder te noemen: ISD-maatregel) niet opleggen. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze maatregel, hetgeen eveneens door de raadsman is aangevoerd, volgens de bedoeling van de wetgever moet worden beschouwd als een uiterste middel waartoe slechts kan worden besloten nadat de rechter zich een goed beeld heeft gevormd omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij zijn met name van belang de levensstijl, de achtergrondproblematiek en bijzondere gedragskenmerken van de betrokkene, bezien tegen de achtergrond van eerder gedane pogingen om hulp te verlenen, dan wel van omstandigheden die het aanbieden van hulp in het verleden hebben gefrustreerd.
Uit het voorlichtingsrapport d.d. 3 februari 2006 van de Reclassering Nederland komt naar voren dat door een gebrek aan openheid en inzicht van betrokkene op de criminogene factoren, de kans van slagen om tot een plan van aanpak te komen tijdens een toezicht klein is. De reclassering adviseert indien betrokkene schuldig wordt geacht hem de ISD-maatregel op te leggen. Binnen dit traject zal binnen detentie een trajectbegeleider worden aangewezen die betrokkene met inzichtgevende gesprekken zal trachten te motiveren om zijn problemen aan te pakken, waarna een plan van aanpak kan worden opgesteld. Daarnaast zal de detentiepsycholoog van PI Haaglanden betrokkene bezoeken en daar oordelen of verder psychologisch/psychiatrisch onderzoek en behandeling door Parnassia binnen of buiten detentie ten aanzien van het gedrag/houding van betrokkene geïndiceerd is voor het plan van aanpak binnen de ISD.
Ter terechtzitting heeft de rapporteur als getuige-deskundige bevestigd, dat het gebrek aan openheid maar vooral motivatie ten grondslag ligt aan het feit dat niet mogelijk is een plan van aanpak op te stellen. Betrokkene dient gemotiveerd te worden zijn problemen aan te pakken, hetgeen mogelijk is via het ISD-traject, waarbij de getuige-deskundige opmerkt dat het traject als stok achter de deur eveneens een optie is. Vervolgens is er pas de mogelijkheid tot het opstellen van een concreet behandelplan.
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat inzicht ontbreekt in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor bedoeld, en bij gebreke van enig concreet behandelplan, ook in de mogelijkheden van behandeling, hetgeen nog zwaarder weegt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de door verdachte tijdens gesprekken met de Reclassering herhaaldelijk geuite stelling dat hij in zijn persoonlijk leven geen problemen ervaart. Uit de beschikbare stukken kan de rechtbank geen aanwijzingen putten voor enige vorm van verslaving die een verklaring zou kunnen vormen voor de door verdachte begane strafbare feiten. De rechtbank acht het op grond van de in het dossier aanwezige stukken en het verhandelde ter terechtzitting derhalve niet mogelijk zich een oordeel te vormen over de vraag of een ISD-maatregel, al dan niet voorwaardelijk opgelegd, het aangewezen traject is. Bij deze stand van zaken, daarbij de zwaarte van deze maatregel in ogenschouw nemende, kan de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen.
De rechtbank heeft de na te melden straf bepaald in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt door de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen. Dit zijn feiten, die doorgaans naast onrustgevoelens ook financiële schade voor de slachtoffers met zich meebrengen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel van het justitieel documentatieregister d.d. 6 december 2005, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen en verdachte zich ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd bevond.
Alles overwegende acht de rechtbank na te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf passende en geboden reactie.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 4 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
t.a.v. parketnummer 09/901062-05:
in verzekering gesteld op : 5 december 2005
in voorlopige hechtenis gesteld op : 7 december 2005
in vrijheid gesteld op : 8 maart 2006;
t.a.v. parketnummer 09/900484-05 (ter berechting gevoegd):
in verzekering gesteld op : 29 mei 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 31 mei 2005,
in vrijheid gesteld op : 4 augustus 2005;
t.a.v. parketnummer 09/925141-05 (ter berechting gevoegd):
in verzekering gesteld op : 6 februari 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 7 februari 2005,
in vrijheid gesteld op : 21 februari 2005;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Quadekker voorzitter,
De Haan en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. De Koning, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2006.